Kritiek op H-index is niet terecht

Neurowetenschapper Bas Neggers stoort zich aan het eeuwige gevit op de H-index. Die index is zo slecht nog niet, en er is gewoonweg een systeem nodig om iemands wetenschappelijke staat van dienst te meten, stelt hij.

Recent zijn er een aantal opiniestukken op DUB verschenen over de invloed van prestatieindicatoren en prestatiedruk op kwaliteit van wetenschap(pers). Hier bijvoorbeeld naar aanleiding van de betreurenswaardige affaire-Stapel, of de oproep tot 'slow science' van de rector in zijn nieuwjaarstoespraak en nu dus 'wetenschap is ook een roeping'. Een substantieel deel van deze reacties spreekt me zeer aan, meer tijd voor reflectie in het jachtige bestaan van de hedendaagse wetenschapper is meer dan welkom.

Wat mij soms wel stoort in enkele van deze stukken is het eeuwige gevit op de H-index (Hirsch Index) als maat voor de vergelijking van de productiviteit van wetenschappers zonder die kritiek te onderbouwen. Ik denk dat dat niet helemaal terecht is. Die index heeft een bepaalde intrinsieke waarde om wetenschappers binnen hetzelfde vakgebied te vergelijken wat betreft hun productiviteit en vooral impact. Dat is in ieder geval een veel eerlijkere metriek dan simpelweg papers tellen die misschien niemand leest, het weegt namelijk aantal papers tegen aantal citaties van de specifieke papers van een auteur.

Van de M papers die je gepubliceerd hebt moeten er minstens N papers tussen zitten die minstens N keer worden geciteerd om op een H-index van N uit te komen. Als je dus 200 papers schrijft die niemand leest of citeert, heb je een H-index van 0. Zonde van al dat geschrijf zou ik zeggen. Was lekker naar de kroeg gegaan, of een potje voetballen in het park.

Als je 30 papers hebt geschreven en 10 daarvan worden minstens 10 keer geciteerd, heb je een H-index van 10. Deze index is dus een beter oordeel over iemand dan simpelweg de impact tellen van bladen waarin hij of zij publiceert zoals tot niet zo heel lang geleden de norm was. En op een bepaalde manier kan 'slow science' (maar wel "good and interesting science") hier dus zelfs van profiteren.

Ik ken mensen die relatief gezien geen groot aantal publicaties hebben maar wel allemaal in bladen met een heel hoog aanzien en ze worden erg goed geciteerd. Die personen hebben een H-index die er mag wezen. Binnen mijn eigen vakgebied geeft een H-index in mijn ervaring redelijk aan hoe productief iemand is (geweest) en hoe zijn of haar werk in het veld gewaardeerd wordt.

Zeker, deze index heeft zo zijn tekortkomingen, zoals iedere index maar een deel beschrijft van datgene wat het moet beoordelen. Niet zaligmakend dus, maar wel redelijk afgewogen mits hij correct gebruikt wordt. De H-index moet dus niet misbruikt worden door bijvoorbeeld een moleculair bioloog te gaan vergelijken met een theoloog. Het ene veld heeft nu eenmaal een (veel) grotere impact, volume aan publicaties en lezerskring dan het andere. Dat zegt niet intrinsiek iets over de kwaliteit van een onderzoeker in het algemeen.

Ook zou men iemand die net is gepromoveerd niet met een emeritus hoogleraar moeten willen vergelijken. Op Google Scholar kun je bijvoorbeeld zien dat Albert Einstein's werk alleen al sinds 2008 een H-index van 58 heeft opgebouwd. En heel productief is de beste man sinds 2008 niet geweest bij mijn beste weten.

En de H-index is natuurlijk niet de enige metriek, en ook niet ideaal, maar een enorme verbetering in vergelijking met het simpelweg papers tellen of tijdschriften beoordelen. Tot slot moet een beoordelingscommissie van een sollicitant of subsidie aanvraag zich ook niet blindstaren op een H-index, maar daarnaast ook de vele andere kenmerken beoordelen die een goed en productief wetenschapper uitmaken.

Ik snap dat mensen met een lage H-index deze maat niet zo prettig vinden, soms lijkt de kritiek voort te komen uit frustratie. Maar men hoeft zich dus niet te spiegelen aan iemand uit een ander vakgebied of iemand met een andere leeftijd, alleen aan eigen vakgenoten met een vergelijkbare staat van dienst sinds de promotie.

De tijd is voorbij dat we gemeenschapsgeld op kunnen maken zonder ons op de een of andere manier te hoeven verantwoorden naar de gemeenschap die ons sponsort, dus numerieke beoordelingen zijn er om te blijven. Frans Verstraten heeft hier ook nog een interessante column over geschreven op DUB die die kritiek op de H-index goed weet te nuanceren.

De huidige toegankelijkheid, verbondenheid en volledigheid van bibliometrische databases zal ertoe leiden dat dit soort indices steeds vaker gebruikt gaan worden en in verschillende vormen hun nut zullen hebben. Of je het nu leuk vindt of niet. Als men de indices maar begrijpt en juist gebruikt.

Advertentie