Laat studenten het spitsprobleem oplossen
Het plan om studenten uit de spits te krijgen kan wel eens een ‘blessing in disguise’ zijn, meent economisch geograaf Ton van Rietbergen. De huidige roostering bij de UU is namelijk een ramp.
Minister Bussemaker heeft weer een bezuinigingstrucje. Ze kort de universiteiten gewoon met 200 miljoen. Die kunnen universiteiten terugverdienen door meer studenten buiten de spits te laten reizen. En zo kan Bussemaker weer een korting krijgen bij de OV-organisaties.
De ov-jaarkaart die de studenten ooit door de strot is geduwd, via een korting van hun beurs met 45 gulden per maand, wordt inmiddels door studenten hogelijk gewaardeerd terwijl ov-organisaties domweg niet meer zonder kunnen. Het compromis is dat de kaart blijft maar dat je er elk jaar minder mee kunt.
Nu wil men de student graag het spitsprobleem laten oplossen. Met onderwijs en de verbetering daarvan - toch ook zo’n wens van de minister - heeft het allemaal weinig te maken. Het staat zelfs haaks op het voornemen van de minister om het aantal contacturen, de universitaire ophokuren, op te voeren.
Toch zie ik er wel wat in. Als we kijken naar de huidige roostering bij de Universiteit Utrecht dan is dat gewoon een ramp. Nooit kom je in de zalen die je wilt en je moet ook voortdurend verkassen. De reden is niet onwil of onkunde maar een Macchiavelistisch machtsspel tussen verschillende faculteiten, waarin geen enkele vorm van logica te ontdekken valt. Ook de wens om steeds vroeger zalen te boeken maakt het er niet makkelijker op. Het leidt er in elk geval toe dat je nooit een zaal kunt krijgen, maar dat er altijd zalen leegstaan.
Dus als we deze maatregel nu benutten om tot een geheel nieuwe roostering te komen dan kan dit wellicht als een ‘blessing in disguise’ gelden. Innovaties treden tenslotte pas op als er een duidelijke aanleiding voor is en dat is dus nu.
Mijn idee: er zou net als bij de Universiteit Twente een centrale computer moeten komen met daarin alle zalen en hun capaciteit. We laten vervolgens 20 procent van de studenten om 9.00 uur beginnen (en om 13.00 uur of eerder vertrekken) en het uitzoeken van de fraaiste zalen is dan een eitje. Zestig procent van de studenten boeken we ergens tussen 11.00 uur en 15.00 uur en de laatbloeiers laten we tussen 15.00 uur en 19.00 uur opdraven.
Zo reduceren we niet alleen het spitsverkeer met pakweg 50 procent maar zorgen we er ook voor dat mensen in de beste zalen zitten en vooral ook invloed hebben op waar ze hun onderwijs geven. Dit alles zou natuurlijk gepaard moeten gaan met velerlei innovaties zoals colleges van verschillende lengte (en niet standaard twee uur met een kwartier pauze) en een grotere inzet van digitale middelen.