Liever geen onbetaalde studentassistent
De faculteit Geesteswetenschappen wil dat de betaalde studentassistenten worden vervangen door onderwijsstagiairs. Masterstudent en voormalig studentassistent Enno Maessen ziet dat zijn opleiding Geschiedenis problemen heeft het eerstejaarsonderwijs te betalen. Maar dit vindt hij niet de oplossing.
Zou jij niet als teaching assistant aan de slag willen? Elke ambitieuze masterstudent bij de opleiding Geschiedenis zal een gat in de lucht springen wanneer hem of haar dit voorstel wordt gedaan. Werkgroepdocent in het eerstejaarsonderwijs! Om daarna al spoedig geconfronteerd te worden met een significante keerzijde van het baantje. Waar deze studenten in het verleden een schappelijke vergoeding kregen voor hun werkzaamheden, krijgen zij straks naar alle waarschijnlijkheid de keuze: studiepunten of niets. Dit is de zoveelste noodgreep in het historisch onderwijs die voortkomt uit bezuinigingen.
Het model van de teaching assistant in het eerstejaarsonderwijs leek zo mooi. De opleiding kon immers alleen nog bij uitzondering docenten aannemen en op promotieplekken werd eveneens beknibbeld. Bovendien bleek de omvang van de staf door de intensivering van het bacheloronderwijs, zoals voorzien in het Teaching Load Model, niet toereikend. De teaching assistant was een relatief goedkope kracht die uit de gelederen van gemotiveerde masterstudenten kon worden geworven. Een alleszins redelijke oplossing: de student zou ervaring opdoen in het lesgeven, vergrootte daarmee zijn kansen op de arbeidsmarkt en werd bovendien behoorlijk betaald. De opleiding zou zo de kwaliteit van het onderwijs in het cruciale eerste jaar kunnen handhaven.
Door het gewijzigde beleid van de faculteit zullen deze student-docenten mogelijk niet langer betaald worden. Blijkbaar zijn zelfs zij te duur voor de faculteit. Erg verbazingwekkend is dat niet: de gehele academische wereld heeft te lijden onder de economische laagconjunctuur en bovendien steunen inmiddels alle afdelingen die verantwoordelijk zijn voor het eerstejaarsonderwijs in meer of mindere mate op teaching assistants.
De bedoeling is nu dat de teaching assistants aan de slag gaan als onderwijsstagiairs. Ter compensatie krijgen zij 7,5 studiepunten, hetzelfde aantal punten als hun studenten. De praktijk leert dat jonge docenten vaak veel meer moeten investeren dan 20 uur per week; het aantal uren dat overeenkomt met dit aantal studiepunten. Bovendien zijn studiepunten niet gratis. Voor begeleiding is echter nauwelijks tijd en geld. Ook de felle reacties van docenten en de examencommissie laten zien dat deze oplossing echt een brug te ver is.
Daar komt bij dat het beleid van het huidige kabinet zal leiden tot een verdere lastenverzwaring van masterstudenten. De consequentie is duidelijk: de groep waarbinnen de eerstejaarscoördinatoren hun teaching assistants kunnen werven, zal fors krimpen. De meeste studenten die in aanmerking komen, hebben bovendien geen behoefte aan extra studiepunten. Hun programma staat goeddeels vast of ze bevinden zich in een dusdanig vergevorderd stadium dat studiepunten slechts een overschot aan studiepunten zullen opleveren. Het is de daarom de vraag of de opleiding überhaupt nog wel kandidaten met de vereiste competenties kan vinden. In deze situatie zijn daardoor zowel opleiding als studenten die graag onderwijservaring willen opdoen de dupe van het nieuwe beleid van de faculteit.
De faculteit zou er goed aan doen bij zichzelf te rade te gaan. In hoeverre is deze maatregel eerlijk én realistisch? Ook de studenten in het bacheloronderwijs zijn immers een belangrijk slachtoffer. Het alternatief, extensivering van het eerstejaarsonderwijs, is, gezien de ervaringen uit het recente verleden, evenmin eerlijk en realistisch. Uit opeenvolgende onderwijsevaluaties blijkt dat de meerderheid van de studenten juist behoefte heeft aan individueel contact met docent en medestudenten in de omgeving van een werkgroep. Een ander ‘alternatief’ is het inzetten van docenten die momenteel werkzaam zijn in het tweede en derde jaar van de bachelor en aldus de extensivering te verplaatsen. Dat is ook geen optie, aangezien dezelfde consequenties dan simpelweg voor een andere lichting studenten aan de orde zullen zijn.
Een aantal jaren geleden is de opleiding Geschiedenis er in geslaagd om het eerstejaarsonderwijs te intensiveren. Voor een bedrag waarvan een bevriende docent van de TU Delft zei: ‘van een dergelijke som betalen wij het meubilair voor ons nieuwe gebouw’. Daarom is het beter dat de opleiding ook deze keer haar rug recht houdt en dat de faculteit samen met de opleiding Geschiedenis én de andere opleidingen op zoek gaat naar alternatieven. Naar het schijnt kan het uitzetten van piketpaaltjes de tegenpartij tot onorthodoxe compromissen dwingen.