Me Won You Loose!

Congressen bezoeken is een vak apart. Gewapend met een verkeerd verwachtingspatroon kan het op een totale deceptie uitlopen.

Op een congres presenteert zich bijvoorbeeld niet per definitie de crème de la crème van de academische wereld. Er wordt ook lang niet altijd op het scherpst van de snede gedebatteerd. Wel wordt er voor iedereen beleefd geapplaudisseerd. Ook voor diegenen die de vaardigheid van het presenteren van een paper nog niet helemaal beheersen. Oplezen zonder opkijken is geen uitzondering. Veel academici kijken oprecht verbaasd wanneer hun tijd voorbij blijkt en ze pas op pagina 5 van hun 20 pagina’s lange tekst zijn aanbeland. Engels blijkt in vele varianten gesproken te worden, sommige herken je niet direct als Engels. Niet van iedere paper is de relatie tot het thema van het congres duidelijk, maar daar kun je mee weg komen. Het recyclen van eigen materiaal blijkt geen doodzonde.

Iedereen die regelmatig congressen bezoekt, weet echter dat de waarde ervan niet ligt in de panelsessies, maar juist in al die korte momenten ertussen waar honderden academici elkaar in informele setting tegen het lijf  lopen bij de koffiebreaks, lunchpauzes, borrels en excursies. Het is een slecht bewaard geheim dat de meeste interessante ideeën voor academische samenwerking, in bijvoorbeeld een publicatie of een onderzoeksproject, onder invloed van iets te veel alcohol geboren worden op een avond aan de bar van een foute club tijdens de laatste avond van het congres. Bovendien is een congres de uitgelezen plek om mensen uit alle hoeken en gaten van de wereld te ontmoeten en zo je toch vaak wat beperkte academische horizon te verbreden.

Ik heb de les dat het op congressen niet in eerste instantie om intellectuele kwaliteit draait, maar om sociale vaardigheden en het talent om te netwerken, inmiddels goed in mijn oren geknoopt. Toen ik deze zomer naar München afreisde voor het jaarlijkse congres van de International Federation for Theatre Research had ik mij dan ook voor de verandering niet verdiept in de papers die er zouden worden gegeven. In plaats daarvan had ik besloten al mijn energie aan te wenden voor het ontmoeten van mensen. Het liefst Aziaten.

De werkgroep die ik coördineer en die op dit congres bijeen kwam, was tot de conclusie gekomen dat het goed zou zijn als Azië en de Aziatische performance praktijk wat prominenter in onze groep vertegenwoordigd zouden zijn. Uren netwerken en een stroom van uigewisselde visitekaartjes later, woonde tot mijn grote tevredenheid een Zuid-Koreaanse die ik eerder gesproken had onze werkgroepbijeenkomst bij. Ze had iemand meegenomen. Dit zou het begin zijn van een vruchtbare samenwerking.

Na afloop kwam de vrouw die ik nog niet eerder had ontmoet, op me af.  Ik gaf haar een hand. Zij gaf me haar kaartje en ik vroeg wat ze van onze groep en de bijeenkomst vond. “Me won, you loose”, zei ze met een stralend gezicht, waarna ze direct onbedaarlijk begon te lachen. Ik lachte voorzichtig mee. Misschien was dit Koreaanse humor?  Ze vond het zelf zo grappig dat ze het nog een keer zei, en nog een keer: “Me won, you loose”. In reactie op mijn niet begrijpende blik probeerde ze het nog een laatste keer. “You see, me won you loose”. Toen namen we afscheid.

Nog enigszins in de war, keek ik op het visitekaartje dat ze me had gegeven:

Mi-Won Lee
Professor in Theatre Studies
Korea National University of Arts.

Ik besloot mijn netwerkactiviteiten op een laag pitje te zetten en nam mij voor de volgende dag toch gewoon maar weer ouderwets naar een paper te gaan luisteren.

 

 

Advertentie