Na 11 september kwam onze obsessie met nationale identiteit

Coen Brummer is een van de auteurs van de bundel ‘WTF?! Volwassen worden na 11 september’. In NRC Handelsblad van dit weekend vertelt hij interviewer Hassan Bahara zijn persoonlijke herinneringen aan 9/11. ‘Voor mij was de moord op Fortuyn veel indrukwekkender.’

Ik geef je op een briefje: over 500 jaar noemen historici 11 september nog steeds een omslagpunt in de geschiedenis. Toen werd het ongemak over de multiculturele samenleving duidelijk. Dat ongemak bestond daarvoor ook, maar was toen nog taboe. Kijk naar voormalig VVD-leider Bolkestein. In de jaren 90 zei hij dat het multiculturele onderwerp enorm belangrijk zou worden. Hij werd weggelachen.

Ik groeide op in Almelo, daar zit je op afstand van de wereld. De aanslagen heb ik in relatieve luxe kunnen meemaken: ik woonde veilig thuis, was nog heel jong. Ik ben geen moslim of christen, ik was bij niets echt persoonlijk betrokken, behalve dat ik mij maatschappelijk betrokken voelde. Ik kan mij voorstellen dat er anderen waren die zich er wél persoonlijk bij betrokken voelden. Dat zag je ook na 9/11: mensen die plotseling fel anti-islam werden of juist fanatiek anti-rechts. Van dat dogmatische heb ik nooit de zin in gezien.

Zelf had ik op elf september 2001 nog niet het gevoel dat onze levensstijl werd aangevallen. Voor mij was de moord op Fortuyn veel indrukwekkender. Die gebeurtenis heeft mij meer het maatschappelijk debat ingetrokken dan 11 september. Ik denk dat dat voor heel veel mensen van mijn leeftijd geldt. Politiek werd pas met Fortuyn spannend, het ging ergens over. En het multiculturele vraagstuk werd toen boeiend voor iemand zoals ik, die tijdens de aanslagen vijftien was en die niet de opiniebijlage van NRC Handelsblad las.

We moesten een inhaalslag maken in het debat over de multiculturele samenleving. Waren de problemen daarvan eerder bespreekbaar geweest, dan waren de emoties vast niet zo hoog opgelopen. Ik denk dat we inmiddels grotere vraagstukken hebben. We kunnen de verzorgingsstaat over tien jaar nauwelijks nog betalen. Terugkijkend op deze tijd zullen historici zich afvragen waarom we ons zoveel met hoofddoekjes bezig hielden in plaats van met de economie.

Ook kenmerkend voor de jaren na 11 september was de obsessie met de nationale identiteit. Geschiedenis en filosofie werden gemakzuchtig ingezet om onszelf te definiëren. Ik heb niets tegen gepopulariseerde geschiedenis en als iemand Kant kan uitleggen of helder over het rampjaar 1672 kan vertellen - prima. Alleen: het wordt wel heel erg ingezet als middel. Dat zag je met het Nationaal Historisch Museum, een initiatief van Maxime Verhagen en Jan Marijnissen. Dat moest bevolkingsgroepen dichter bij elkaar brengen. Maar als het niet binnen twee jaar van de grond komt, wordt zo'n museum meteen afgeserveerd.

Bij de laatste verkiezingscampagne dacht ik: goddank, we zijn klaar met het identiteitsdebat, het gaat over economie. En toen haalde Wilders 24 zetels. Een duidelijke indicatie dat het identiteitsvraagstuk nog steeds actueel is. Ik vind het interessant wat er nu gaat gebeuren, want je zult voorbij het punt moeten komen waarop we het steeds maar weer over onze historische achtergrond hebben. Het is goed om te benadrukken, als land, welke specifieke waarden je belangrijk vindt. Maar als je Nederland afschildert als een land met louter een joods-christelijke cultuur, dan vergeet je veel invloeden, zoals de klassieke Griekse en Romeinse. We moeten echt naar het punt toe dat gedrag belangrijker is dan achtergrond en je link met de staat puur juridisch is. Iedereen is dan staatsburger."

Advertentie