Onderzoeksfinanciering: niet nog meer Haagse bemoeienis aub
Meer concurrentie om middelen voor onderzoek zal niet leiden tot betere wetenschap. Het leidt alleen maar tot meer bureacratie en meer onzekerheid, schrijft econoom Koen Frenken.
De Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) heeft eind april een advies uitgebracht met als titel Boven het maaiveld. Focus op wetenschappelijke zwaartepunten. Het rapport (pdf) pleit voor minder autonomie van de universiteiten. In plaats daarvan moet Den Haag de universiteiten direct gaan aansturen, zowel inhoudelijk als financieel.
Het rapport is verrassend te noemen omdat de Nederlandse universiteiten internationaal juist excelleren. Zo laten recente cijfers van het Centre for Science and Technology Studies zien dat acht van de dertien Nederlandse universiteiten in de mondiale top 100 staan. Ook opvallend is dat wetenschappelijke excellentie samengaat met nauwe banden met het bedrijfsleven: de drie technische universiteiten en Wageningen behoren tot de mondiale top 50 wat betreft gezamenlijke publicaties met bedrijven.
De AWT onderschrijft ten volle de uitmuntende prestaties van Nederland als hij de Nederlandse wetenschap omschrijft als een hoogvlakte met pieken. Ook stelt de raad dat de pieken konden ontstaan vanwege de autonome rol van universiteiten in het wetenschapsbestel. Toch moet het bestel op de schop. De belangrijkste reden die men aandraagt is de toenemende concurrentie van Aziatische universiteiten.
Inhoudelijk wil de raad meer middelen inzetten op minder zwaartepunten. Zolang deze zwaartepunten maatschappelijk worden gedefinieerd (zoals klimaat, gezondheid, jeugd, et cetera), zal menigeen hiermee instemmen. Elke universiteit heeft bepaalde maatschappelijke thema's al als focusgebied gedefinieerd. Ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid pleit er in zijn rapport Naar een lerende economie voor om het wetenschaps- en technologiebeleid meer maatschappelijk te legitimeren. En recentelijk heeft ook het bedrijfsleven voorgesteld om maatschappelijk uitdagingen als uitgangspunt te nemen in het beleid, zoals blijkt uit een gezamenlijke brief (pdf) ondertekend door onder andere Unilever, DSM, ASML, en Shell.
De AWT wil echter nog een stap verder gaan en inzetten op wetenschappelijke zwaartepunten die geformuleerd moeten worden onder regie van het ministerie van OCW. Nederland zou dan nog meer pieken kunnen creëren, zo is de redenering. Nu is wetenschap een fundamenteel onzekere zoektocht. Hoe kan men vooraf redelijkerwijs de kansrijkste zwaartepunten benoemen? Is er niet geleerd van het piekendenken van het vermaledijde topsectorenbeleid? Ironisch genoeg wil het bedrijfsleven juist nu het topsectorenbeleid ombuigen, met maatschappelijke uitdagingen als nieuw uitgangspunt.
Financieel stelt de raad voor om universiteiten meer te laten concurreren om de zogeheten eerste geldstroom (het geld dat direct door het ministerie van OCW wordt uitgekeerd). Meer concurrentie betekent volgens de AWT betere wetenschap en een grotere kans op het ontstaan van nieuwe pieken. Ook deze redenering is twijfelachtig. Er is immers al veel concurrentie, niet óm de eerste geldstroom maar bínnen de eerste geldstroom. Een vaste baan aan de universiteit is enkel weggelegd voor de toptalenten na jaren van tijdelijke contracten. Hoogleraarbenoemingen hangen vooral af van publicaties in toptijdschriften die verreweg de meeste inzendingen afwijzen. En de duizenden concurrerende subsidievoorstellen die wetenschappers elk jaar schrijven om geld te bemachtigen uit de tweede geldstroom (NWO, KNAW, EU) en de derde geldstroom (bedrijfsleven), moeten geschreven worden in de tijd die door de eerste geldstroom wordt gefinancierd.
De stelselwijzigingen die de AWT voorstelt leiden tot extra bureaucratische verplichtingen, strategisch gedrag en financiële onzekerheden bij de universiteiten. Hiermee is toponderzoek niet gediend. De AWT heeft een punt dat de ondoorzichtige wijze waarop nu de eerste geldstroom voor onderzoek wordt verdeeld, te wensen overlaat. Een simpele oplossing zou zijn om onderzoeksfinanciering meer in de pas te laten lopen met het aantal studenten. Dan zullen universiteiten niet alleen concurreren op basis van excellentie in onderzoek, maar ook op basis van onderwijskwaliteit. En zullen topwetenschappers weer college geven aan alle studenten. Met de koppeling tussen onderwijs en onderzoek krijgt het universitaire onderwijs de kwaliteitsimpuls die het verdient.
Dit artikel verscheen eerder in Het Financieele Dagblad.