Provinciaals promoveren in Utrecht

In veel onderzoeksgebieden staat internationalisering hoog in het vaandel. In Utrecht geven wij zeker niet het slechtste voorbeeld als het gaat om het mondiaal verkopen van wetenschappelijk onderzoek. Uitwisselingen tussen buitenlandse studenten en medewerkers is bij de meeste faculteiten meer regel dan uitzondering. Het gevolg is dat op De Uithof zowel tussen studenten onderling als op de werkvloer Engels steeds vaker de voertaal is. Terecht bij een universiteit als de onze, die maar al te graag opgeeft over zijn internationale ambities.

Als gevolg van al die internationale contacten komt het ook steeds vaker voor dat bij promoties buitenlandse opponenten worden uitgenodigd om ‘van gedachten te wisselen’ met de promovendus. Helaas is het bij deze promoties, dat ik mij steeds vaker geneer voor onze universiteit. Want als zo’n buitenlandse opponent circa 10 minuten in discussie is geweest met de promovendus, dan wordt er weer vrolijk overgestapt op het Nederlands voor de rest van de verdediging. Er blijft weinig anders over dan met een blik van plaatsvervangende schaamte verontschuldigend kijken in de richting van de buitenlandse gast.

Want tja, daar zit je dan als buitenlander in een anders zo gastvrij land. Soms ben je 's nachts in 7 tot 10 uur economy ‘cattle’ class overgevlogen uit de VS of Canada om vervolgens als ‘beloning’ circa tien minuten ‘van gedachten te wisselen’ met de kandidaat. Hierna mag je luisteren naar een onbegrijpelijk taaltje en eventuele spitsvondigheden afleiden uit het gelach van je medeopponenten of publiek.

Oké, met een beetje geluk zit je plechtig in een toga, waan je je in het Oxford of Cambridge van de lage landen en kijk je ondertussen (pseudo) geïnteresseerd naar eeuwenoude schilderijen in de zaal. Tegelijkertijd vraag je je af of deze knulligheid nu afkomstig is van de promovendus of van de universiteit. Nee, de promovendus kan het niet wezen, want je hebt zojuist zelf geconstateerd dat die het Engels prima beheerst. Dus moet het in het universitaire systeem van promoties zitten. Vreemd, want menig Engelstalig onderzoeker is onder de indruk van de beheersing van deze taal door Nederlanders.

Hoe anders gaat het in het buitenland. Kort geleden moest ik in Uppsala opponeren. Hierbij geef ik meteen toe, dat ik maar zeer weinig Zweedse woorden ken die het Ikea-niveau overstijgen. De feitelijk verdediging duurde de hele ochtend, maar zowel mede-opponenten als kandidaat spraken de hele tijd Engels om mij deelgenoot te houden van het geheel. Uit beleefdheid werden later zelfs (delen van) speeches in het Engels gehouden.

Waarom nu eigenlijk nog zo’n provinciale houding bij de verdediging van een proefschrift, dat vrijwel altijd al in het Engels is geschreven? Alleen bij een promotie van een niet-Nederlandstalige kandidaat wordt de hele verdediging in het Engels toegestaan. Ik kan mij voorstellen dat bij een Nederlandse promovendus en dito promotiecommissie het gebruik van Engels overbodig is. Bij aanwezigheid van een buitenlandse gast kunnen wij op zijn minst wel de beleefdheid tonen om de hele 45 minuten voor hem of haar begrijpelijk te houden.

Het argument, dat dit een extra belasting voor de promovendus is, lijkt mij onzin. Is het immers niet zo, dat bij aanwezigheid van een buitenlandse opponent dit wijst op een internationaal vakgebied met Engels als voertaal. Veelal weet de promovendus kernbegrippen beter in het Engels weer te geven dan in het Nederlands. Voor familie en collega’s het Nederlands handhaven? Nou, collega’s zijn het Engels ook wel machtig en begrijpen meestal de verdediging wel.

Tja, voor de familie dan? Meestal begrijpt die sowieso niet waar het proefschrift over gaat, dus maakt taalkeuze niet veel uit. Ik denk dat het een goede zaak zou zijn als rector en college van promoties zich nog eens zouden buigen over een meer beleefde en gastvrije benadering bij buitenlandse opponenten.

De oplossing is mijns inziens simpel. Wanneer je als promotor besluit een buitenlandse opponent uit te nodigen, spreek dan met je promovendus af dat het uitgangspunt bij de promotie een Engelstalige verdediging is. Mocht de promovendus in taalproblemen komen, is er altijd nog de mogelijkheid om alsnog tijdelijk terug te vallen op Nederlands. Overigens lijkt mij deze kans klein omdat menig promovendus tegenwoordig het Engels in uitspraak beter machtig is dan menig lid van de oppositie.

Hierdoor zal menig buitenlandse opponent dan niet het Academiegebouw en de Domstad verlaten met een gevoel van provincialisme, waarbij alleen klompen, windmolens en tulpen nog ontbraken. Als wij dan toch bezig zijn onze internationale image op te poetsen bij promoties, is het misschien ook een idee om de magische spreuk bij toekennen van het doctoraat aan een niet-Nederlandstalige toch eens in het Engels te vertalen.

Advertentie