Te weinig aandacht voor sportgeschiedenis

Sven Portz volgt in Utrecht de master Cultuurgeschiedenis. Hij heeft onderzoek gedaan naar de aandacht die er is voor sportgeschiedenis. Portz vindt dat er binnen academische muren te weinig plek is voor sportgeschiedenis en sporterfgoed.

Het beroepsveld van de sporthistoricus is niet zo makkelijk te definiëren. Het is een vakgebied dat nog in ontwikkeling is, want hoewel sport in de afgelopen eeuw een belangrijke plaats in de samenleving heeft ingenomen, zijn er nog maar weinig historici in Nederland die gespecialiseerd zijn in sportgeschiedenis.

De sporthistoricus houdt zich in ieder geval bezig met de historische context van sport en niet zozeer met sportweetjes. Hoewel er incidenteel sporthistorische werken zijn verschenen in de twintigste eeuw, is de ontwikkeling van het vak pas daadwerkelijk begonnen in de jaren negentig.

Journalisten houden zich wel eens met de geschiedenis van sport bezig, maar hebben vaak moeite om de sporters, sportevenementen en sportprestaties in een historische context te plaatsen. Daarnaast houden zij zich vooral bezig met topsport en niet zozeer met amateurverenigingen, die voor een historicus juist als sociale instituten kunnen fungeren.

Universiteiten
In Nederland wordt op de universiteiten weinig aandacht besteed aan sportgeschiedenis. Aan de Universiteit Utrecht is Maarten van Bottenburg hoogleraar sportontwikkeling, maar dan wel binnen Bestuurs- en Organisatiewetenschappen. Hier ligt de nadruk niet op sportgeschiedenis.

Binnen de Faculteit der Geesteswetenschappen bestaat op dit moment geen cursus waarbij sportgeschiedenis centraal staat. Wel is Theo Stevens vanaf 2004 bijzonder hoogleraar sportgeschiedenis geweest aan de Vrije Universiteit. In 2009 heeft hij echter zijn functie neergelegd.

In Vlaanderen is er net als in Nederland niet veel aandacht voor sportgeschiedenis op academisch niveau. Er zijn echter wel een aantal losse vakken die sportgeschiedenis behandelen, maar deze worden gegeven binnen masteropleidingen over Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen. Zo wordt er aan de Koninklijke Universiteit Leuven Europese Sportgeschiedenis gegeven. Binnen de geesteswetenschappen in Vlaanderen wordt dus eveneens geen aandacht aan sportgeschiedenis gegeven.

Media
Buiten de muren van de universiteit is sportgeschiedenis verder ontwikkeld. Zo wordt onder andere op de nationale omroep in Nederland het televisieprogramma Andere Tijden Sport uitgezonden, bestaat er een tijdschrift getiteld De Sportwereld en is er de website Sportgeschiedenis.nl, waarop sporthistorische onderwerpen belicht worden.

Andere Tijden Sport is een goed bekeken programma sinds 2008 en behandelt een prestatie van een oude sporter of een historisch sportevenement. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt is dit een goed programma, omdat gebeurtenissen vaak in de historische context worden geplaatst en ook onderwerpen zoals genderverhoudingen en professionalisering aan bod komen. De focus ligt echter op topsport, waardoor de ontwikkeling van de amateurverenigingen niet wordt behandeld.

In Vlaanderen is er een soortgelijk sporthistorisch programma genaamd Belga Sport.

In historische context
Op de website Sportgeschiedenis.nl worden korte verhalen geschreven over sportgeschiedenis. Daarnaast wordt ook sporthistorisch nieuws op de website geplaatst, bijvoorbeeld over een nieuwe tentoonstelling van een sportmuseum of over de start van een nieuwe reeks Andere Tijden Sport. Hoewel de stukjes op een journalistieke wijze worden geschreven, wordt de desbetreffende sporter of gebeurtenis wel in een historische context geplaatst. Er worden dus niet, zoals vaker het geval is bij journalistiek werk, alleen sportweetjes behandeld.

De Sportwereld is een tijdschrift waarin sporthistorische artikelen, boekbesprekingen, interviews en aankondigingen voorkomen. Naast het uitgeven van dit tijdschrift organiseert Stichting De Sportwereld ook allerlei bijeenkomsten en werkgroepen om de kennis over en het inzicht in sportgeschiedenis te bevorderen.

Sporterfgoed
In tegenstelling tot de opwaartse ontwikkeling van sportgeschiedenis, wordt echter nog steeds niet veel aandacht besteed aan sporterfgoed. In Vlaanderen lijkt sporterfgoed daarentegen verder te zijn ontwikkeld dan in Nederland.

Zowel in Nederland als in Vlaanderen zijn meerdere sportmusea. Voor beide gebieden kunnen twee leidende sportmusea worden aangemerkt, namelijk de Olympic Experience in Amsterdam en het Sportimonium in Hofstade. De meeste andere sportmusea zijn, vooral in Nederland, vrij amateuristisch van aard, Halls of Fame of vrijwel uitsluitend gericht op entertainment. Daarmee bedoel ik dat vaak alleen feiten en anekdotes over de sport worden behandeld, alleen de prestaties van topsporters worden belicht, de beleving van de sport het museale aspect overschaduwd en de sport niet in een historische context wordt geplaatst.

Dat het Sportimonium en de Olympic Experience professioneler van opzet zijn, wil niet zeggen dat de wijze van tentoonstellen van het sporterfgoed optimaal wordt benut. Zo wordt er bijvoorbeeld weinig gebruik gemaakt van oral history. Tevens kunnen de interactieve gedeeltes beter worden geïntegreerd in de tentoonstelling. Het Sportimonium slaagt hier nog het beste in.

Huis van de Wielersport
Het is lastig om een voorspelling te doen over de ontwikkeling van sporterfgoed op de middellange termijn. Enerzijds ziet het er niet naar uit dat sporterfgoed de komende jaren in Nederland meer aandacht zal gaan krijgen, aangezien er weinig mogelijkheden zijn tot specialisatie in sporterfgoed. Anderzijds ziet het beleidsplan voor het Huis van de Wielersport, een nog te bouwen museum in Twente, veelbelovend uit.

Voor sportgeschiedenis is de ontwikkeling beter zichtbaar, want de gestage ontwikkeling van sportgeschiedenis in Nederland en Vlaanderen die eind jaren negentig is begonnen, lijkt de komende jaren door te zetten. Er worden bijvoorbeeld steeds meer sporthistorische boeken en artikelen geschreven.

Buitenland
In andere landen is de ontwikkeling van sportgeschiedenis al langer gaande. Toen deze ontwikkeling in Nederland eind jaren negentig begon, waren aan Amerikaanse universiteiten al zo’n 300 specialisten in sportgeschiedenis verbonden. Tevens kende Duitsland al in 1970 een hoogleraar sportgeschiedenis en werd in Engeland in 1996 zelfs een International Centre for Sports History and Culture (ICSHC) opgericht aan de Montfort University.

Het ICSHC is nu internationaal gezien leidend op het gebied van sportgeschiedenis. Dit centrum verzorgt de masteropleiding Sport History and Culture, publiceert sporthistorische boeken en artikelen en organiseert diverse conferenties. Leidende internationale sporthistorici, zoals Dr. Jean Williams die gespecialiseerd is in vrouwenvoetbal, zijn dan ook verbonden aan het ICSHC.

Daarnaast worden op academisch niveau nog een aantal internationale tijdschriften uitgegeven waarbij sportgeschiedenis centraal staat. Twee van zulke tijdschriften zijn International Journal of the History of Sport en Sport in History. Op academisch gebied liggen Nederland en Vlaanderen dan ook ver achter in vergelijking met een aantal andere landen.

Buiten de academische wereld valt deze internationale achterstand enigszins mee. De website Sportgeschiedenis.nl, waar historische verhalen en nieuws over allerlei sporten te vinden is, kent in het buitenland geen equivalent. Ook heb ik geen sporthistorische programmareeksen, zoals Andere Tijden Sport en Belga Sport, in de omringende landen kunnen vinden.

Match of the Day
Dit wil echter niet zeggen dat de andere landen geen aandacht geven aan sportgeschiedenis. In Engeland is sportgeschiedenis bijvoorbeeld een onderdeel van sportevenementen en sportprogramma’s en zodoende misschien beter geïntegreerd in (reguliere) sportprogramma’s. Het programma Match of the Day, waar samenvattingen van voetbalwedstrijden worden getoond, begint bijvoorbeeld in het introfilmpje met allerlei historische beelden die vervolgens overvloeien in meer recentere beelden. De geschiedenis staat in dit filmpje niet los van de hedendaagse sport.

Tevens is de ontwikkeling van sporterfgoed in Engeland al op een gevorderd niveau. Kevin Moore staat in zijn boek Museums and Popular Culture voor het eerst stil bij sporterfgoed en op welke manier dit overgebracht kan worden op museumbezoekers. Zo wil Moore, tegenwoordig directeur van het National Football Museum, de emotie en beweging van sport laten terugkomen in tentoonstellingen aan de hand van licht, beeld, geluid en simulators. Voordat Museum and Popular Culture in 1997 verscheen, was daar nog nauwelijks aandacht voor. Sindsdien nemen steeds meer musea het werk van Moore als leidraad om het erfgoed van sport over te brengen op het publiek.

Engeland is echter wel het land waar veruit de meeste aandacht buiten de academische muren aan sportgeschiedenis en sporterfgoed wordt besteed. In andere landen, zoals de Verenigde Staten en Canada, is het gedachtegoed van Moore ook terug te vinden in een aantal musea, maar niet op zo’n grote schaal als in Engeland. Eveneens besteedt Engeland de meeste aandacht aan sportgeschiedenis. Andere landen doen dit in mindere mate en zijn wellicht (buiten het academische veld) vergelijkbaar met Nederland.

Dit artikel verscheen eerder op Sportgeschiedenis.nl.

Advertentie