Toeval of Mulisch?

Afgelopen woensdag kwam ik terug van een kort verblijf in Parijs. Bleek Mulisch overleden te zijn. De vorige keer had Karst T. het op de koningin gemunt. Toeval?

De empirische wetenschapper in mij zegt: en al die andere keren dan dat ik in Parijs was? Toen gebeurde er niets, in ieder geval niets dat ik me kan herinneren dat de moeite waard was. Dus nee, geen statistisch verband, gewoon toeval. Of op zijn best: een begin van een verband dat bij het volgende bezoek getoetst moet worden. Als ik in Parijs ben, gebeurt er dan iets verschrikkelijks, iets nieuwswaardigs, in Nederland of niet?

De schrijver in mij zegt: dit is het begin van een mooi verhaal. Een verhaal waarin Parijs en Nederland op mysterieuze wijze in een man verbonden worden. Hij voelt: er is geen toeval. Maar wat is het verband? De man begint een zoektocht. Is het die ene stap links geweest op de Champs Elysees, de nieuwe partner die meeging, de dronkenschap in les Deux Magots. Hebben zij die rampspoed in Nederland veroorzaakt? Kortom, welke vleugelslag van de vlinder heeft die orkaan veroorzaakt? Hoe het afloopt met deze man laat zich raden. Dit verhaal zal geschreven worden, niet nu, dat doe wel ik een andere keer.

Met de dood van Mulisch verdween de laatste van de grote Vier uit mijn jeugd. Hermans, met zijn compromisloze beschrijving van het failliet van de mens als rationeel en moreel wezen; Wolkers, met zijn tastbare verbeeldingskracht en lofzang op het vitale; Reve, met zijn wonderlijke mengeling van homo-erotiek, wreedheid, mededogen en geloof; en tot slot Mulisch, die als een alchemist een eigen wereld creëerde, waarin alleen hij zich wist te bewegen.

Bij Mulisch hing alles met alles samen. Schrijven was de werkelijkheid opnieuw scheppen: nieuwe, onverwachte, verbanden zien en zoeken. Niet een afspiegeling van de werkelijkheid, maar het scheppen van een nieuw bouwwerk. Wetenschap en schrijven hebben dit gemeenschappelijk: het zoeken naar een nieuwe, onverwachte, samenhang van datgene dat we zien en ervaren. Dat is innovatie. Compromisloos.

Esther-Mirjam Sent schreef vandaag in de Volkskrant dat wetenschap onder externe druk zich beweegt naar het herhalen van veilige trucjes. Gelukkig bewijst de Nobelprijs voor Natuurkunde dit jaar, dat er nog mensen zijn die geloven in het onmogelijke. Maar wat premier Rutte zei over Mulisch, en ik citeer uit de Volkskrant, is wel verontrustend: ‘Hij was een echte intellectueel die desondanks het hart wist te raken van een groot lezerspubliek.’ Deze zin verraadt veel van het huidige tijdsgewricht: als echte (!) intellectueel gaat het er niet om het verstand van mensen te raken maar hun gevoel. Waar zouden we nog meer van die echte intellectuelen vinden? Wel, we proberen ze op te leiden aan onze eigen universiteit bijvoorbeeld. De boodschap van Rutte is duidelijk: het gaat er uiteindelijk om hoe je die kennis verkoopt. Immers, het hart van de massa moet worden geraakt. Dus leve de oneliners en Promo Sapiens! Het woordje desondanks is niet alleen hilarisch, maar geeft meer dan dat het failliet aan van kennis als goed in zichzelf.

Is het toeval: de dood van Mulisch, het afscheid van de echte intellectueel, en het begin van het kabinet Rutte, de komst van de platte verkoop? De wetenschapper in mij zegt: ik denk het wel; de schrijver in mij zegt: ik denk het niet. In zijn eigen hemel heeft Mulisch het al grinnikend geplaatst in een radarwerk waarin onontkoombaar deze gebeurtenissen met elkaar verbonden zijn.

Advertentie