Valorisatie: de academicus en ambtelijke adviescommissies

Advies aan de overheid vanuit de universiteit moet altijd betaald worden als derde geldstroom activiteit.  Een beroep doen op maatschappelijke verantwoordelijkheid van de academia door een overheid die al decennia het universitair onderwijs en onderzoek afbreekt, is niet meer van deze tijd.

In de tachtiger jaren beschouwde ik het als een eer gevraagd te worden voor adviescommissies van de overheid. Naïef als ik was, meende ik hiermee aan mijn maatschappelijke verantwoordelijkheid als academisch onderzoeker te voldoen. We mochten immers niet in onze ivoren toren blijven zitten, maar moesten aantonen dat onze kennis bij de universiteit ook voor de samenleving relevant is. Leuk was het om hiervoor gebeld te worden door een ambtenaar van een of ander ministerie. Dit werd vaak gevolgd door één of meerdere gezellige middagen discussiëren in een Haagse kantoortoren over een onderwerp waarvan men dacht dat ik er iets van af wist. Omdat in de praktijk je hiermee ook een enige aansturing kon geven aan het onderzoek waar je zelf deel van kon uitmaken, was het vaak een wederzijds belang. De onderzoeker kon zijn onderzoeksbudget handhaven of uitbreiden en de ambtenaar een onderbouwd advies aan het rijk, provincie of de gemeente uitbrengen. Een prettige symbiose.

In de loop van de jaren negentig kwam de kentering. Ministeries kregen van de politiek steeds minder geld voor onderzoek. Het gevolg was dat steeds meer nationale of regionale onderzoeksactiviteiten verdwenen en dat menig nationaal onderzoeksinstituut steeds meer beleidsgerichte taken kreeg - zoals dat mooi genoemd werd. Gevolg, een toenemend aantal onderzoekers verdween achter de computer en zat steeds vaker oude informatie in rapporten te verwerken om de politiek een schijnbare betrouwbaarheid te geven op het gebied van bijvoorbeeld milieu en volksgezondheid. Het onvermijdelijk gevolg was een afname van onderzoekservaring en expertise bij de overheid.

De Ambtenaren, niet dom maar ook steeds minder ter zake kundig, kwamen er echter al snel achter dat je informatie gemakkelijk en goedkoop bij de universiteit kan weghalen. Een telefoontje richting een senior-onderzoeker of hoogleraar bleek veelal voldoende om snel een genuanceerd beeld van een ingewikkeld probleem te krijgen. Nog beter werkte het om de onderzoeker persoonlijk een bezoek te brengen en te paaien met het belang voor de samenleving en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de universiteit. Al ego-strelend de academicus voor een bepaalde commissie vragen, was veelal nog beter.  Bij twijfel kon hierbij altijd nog een reiskostenvergoeding met summiere dagvergoeding toegezegd worden.

Gevolg, een maand later zit je daar dan, op die verdieping van de kantoortoren bij Den Haag Centraal. Daar word je intellectueel uitgemolken voor een minieme financiële vergoeding door dezelfde overheid die de afgelopen decennia je onderzoek en onderwijs heeft uitgekleed. Wanneer je aan het eind van de dag naar huis gaat weet je zeker dat de ministeriële ambtenaren hun werk als gedaan kunnen beschouwen, maar dat jij ‘s avonds de nog niet nagekeken tentamens en manuscripten mag afwerken. Terugkijkend blijkt dat je vaak advies geeft aan een bureaucratische organisatie die alleen al door zijn productie van rapporten een gevaar voor het milieu is en steeds minder op inhoudelijke gronden beslissingen neemt, maar geleid door de waan van de dag. Was je in een zelfde adviseursrol te gast geweest bij een multinational, dan had je vooraf met droge ogen een normaal derdegeldstroomdagtarief berekend. Plus extra overhead om de universitaire bureaucratie gelukkig te houden. Valorisatie heet dat tegenwoordig.

Valt deze valorisatie ook collectief in te voeren bij de universiteit voor advisering aan de overheid? Dat lijkt me logisch, omdat diezelfde overheid de afgelopen decennia niets heeft nagelaten om het academisch onderwijs en onderzoek af te breken. Mijn voorstel is om volgens dit protocol te gaan werken: 1) laat iedere ambtenaar die voor advies belt, allereerst kort de probleemstelling toelichten. 2) kom daarna meteen tot zaken: vertel  hem of haar hoeveel het kost om jouw mening te horen en dat die natuurlijk op papier gezet kan worden, tegen meerprijs. 3) Mocht je daarna niets meer horen, ga dan met een gerust hart verder aan je onderzoek- en onderwijstaken, die nog steeds zijn blijven liggen.

Advertentie