Bezuinigingen komen voort uit wraakgevoelens
Wat er echt op het spel staat voor het Nederlandse onderwijs
“We zijn bezig met de meest ontwrichtende staking in het Nederlandse onderwijs ooit.” Deze krachtige boodschap kwam van een van de oprichters van WO in actie bij de alternatieve opening van het academisch jaar afgelopen september. Aanstaande donderdag is Utrecht opnieuw het toneel van een grootschalig protest tegen de bezuinigingen op het hoger onderwijs die de Nederlandse regering onlangs heeft aangekondigd. Dit protest kan het begin zijn van een langdurige, escalerende beweging - of slechts een tijdelijke uitbarsting van woede en frustratie.
Tientallen hoogleraren schreven opiniestukken naar landelijke en universitaire media om hun zorgen te uiten. Honderden studenten en docenten zetten zich in voor de protestmanifestatie op donderdag. Er worden duizenden mensen verwacht.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Waarom zijn deze mensen, die doorgaans respectvol en vriendschappelijk omgaan met universiteits- en overheidsfunctionarissen, bereid om deel te nemen aan verstorende acties?
Op het eerste gezicht zou je kunnen denken dat het protest is aangewakkerd door de aangekondigde sluiting van verschillende bacherloropleidingen in Utrecht en Leiden, de recente beleidswijzigingen die de toch al hoge werkdruk nog verhogen of de bezuinigingen op onderzoeksgelden. Hoewel deze factoren de ontevredenheid zeker hebben doen toenemen, kwamen de maatregelen pas na de eerste oproep tot actie van WO in Actie. De echte redenen achter deze protestbeweging lijken dieper te liggen.
Bezuinigingen op het hoger onderwijs maakten geen deel uit van de verkiezingsprogramma's van de partijen uit de coalitie. Financieel conservatieve partijen zoals de VVD zullen beweren dat deze bezuinigingen gaan over het sluitend maken van de begroting. Maar het opofferen van onderwijs is een keuze, niet een noodzakelijkheid. Andere partijen, zoals NSC, zouden kunnen beweren dat deze bezuinigingen de instroom van internationale studenten zullen ontmoedigen, die zij als een belangrijke oorzaak van de huizencrisis zien. Het sluiten van kleine Nederlandse opleidingen met vooral uit Nederland afkomstige studenten, pakt dit probleem natuurlijk niet eens aan.
De echte motieven achter deze bezuinigingen worden duidelijk wanneer PVV'ers ze niet meer kunnen verbergen: ze komen voort uit een verlangen naar wraak. Ze richten zich op dat deel van de samenleving dat voortdurend wijst op de tekortkomingen van de politiek en vraagtekens zet bij de politieke agenda van dit moment. Deze bezuinigingen zijn gericht op instellingen die diversiteit en inclusie willen bevorderen en botsen met een politiek klimaat waarin polarisatie domineert. In de kern zijn deze bezuinigingen een aanval op de rede zelf, waarbij onderbuikgevoelens de voorkeur krijgen boven doordachte beleidsvorming.
Zo'n vergeldingsbeweging verdient een sterke en wijdverspreide weerstand. Vandaag is het gericht tegen docenten en studenten - morgen kan het tegen iedereen gericht zijn. Docenten, studenten en pleitbezorgers van allerlei groeperingen zouden zich moeten aansluiten, want zij voeden het kritisch denken. Mensen vanuit alle achtergronden zouden zich moeten laten horen, omdat we allemaal wel eens buitenstaanders zijn geweest. En onafhankelijk welke politiek achtergrond iemand heeft, zou op 14 november moeten komen. Wraak is nooit een goede reden voor het maken van beleid.