Zelfcensuur en Amerikaanse kitsch

Nog geen vakantie, gelukkig wel zomerweer. Bevorderlijk voor het humeur, maar niet voor de stapel essays over Leiderschap die ik nog na moet kijken en de laatste loodjes Studium Generale. Samen met het Centrum voor Aarde en Duurzaamheid ontwikkelen we een serie over de rol van wetenschap in maatschappelijke verandering. Onuitgesproken waarden over wat wetenschap is verhinderen ons vaak om anders tegen ons object van studie aan te kijken: de mens of de maatschappij, de files of de vleesconsumptie, gezondheid of ziekte, duurzame energievoorziening of zinnige sociale verbanden. Maar wie legt ons die waarden op en waarom zijn ze onuitgesproken?

Je zou haast denken dat er censuur heerst op de universiteit. Iemand of iets dat ons verbiedt na te denken over waarden, mensbeelden, wereldbeelden en hoe die zich verhouden tot ons eigen en andermans wetenschappelijk onderzoek. In de voorgesprekken met wetenschappers die een lezing geven bij Studium Generale blijken ze intelligente, geïnformeerde meningen te hebben over maatschappelijke zaken, maar tijdens hun lezing blijven ze liever bij hun leest. Waarom? Wij luisteraars horen zo graag de twijfel, de eigen gedachten en dat wat niet al in het kader past, waar ze zelf van dromen of mee zitten. Daarin zit ook het potentieel voor maatschappelijke verandering. Het lijkt meer op zelfcensuur die deze sprekers plaagt. In elk geval is het een idee over wat een wetenschapper hoort te vertellen.

Hierbij moet ik denken aan de Amerikaanse professor Barry Schwartz die tijdens zijn lezing dit voorjaar het voorbeeld gaf van een Israëlische crèche. Om ouders te ontmoedigen die hun kind telkens te laat ophaalden werd besloten boetes in te stellen. Dit werkte echter averechts: meer ouders kwamen te laat. Het was niet meer onbeleefd en vervelend voor de leidster, maar een economische afweging. De boetes werden daarom weer afgeschaft, maar het te laat komen werd nog erger: Het was namelijk nog een betere deal geworden. Schwartz waarschuwt: eenmaal een economisch goed geworden, komt de moraal, de bredere afweging, niet zomaar terug. Mijns inziens werken wetenschappelijke regels op dezelfde manier. Net als economische regels zijn ze duidelijk, maar beschrijven niet alles wat belangrijk is. Schwartz pleit ervoor banken, ziekenhuizen, scholen en het sociale verkeer tussen mensen zo te organiseren dat we begrippen leren om ook die andere zaken in het gesprek op te nemen. Hij wijst op Aristoteles die het oordeelvermogen benadrukt, dat situatieafhankelijk is en uitzonderingen toe laat.

Uiteindelijk maakt de strikte afbakening van het wetenschappelijk domein, wetenschap triviaal en ongeschikt om de mens en de maatschappij te begrijpen. Vakdiscipline en bestuurders, NWO en sponsors uit de industrie kunnen we de schuld geven hiervan, maar in feite moeten wetenschappers zelf buiten de paden durven te gaan en de dingen die ze belangrijk vinden op de agenda zetten. Dat is leiderschap. Volgens sommigen Amerikaanse kitsch, maar in feite is de discussie over waarden en wereldbeelden een antieke academische erfenis.

Het grappige is dat de studenten in mijn cursus Leiderschap op werkbezoek bij organisaties van het Wereldnatuurfonds tot de Rabobank telkens vroegen: we snappen dat u dingen uitdrukt in economische termen om ze onder de aandacht te brengen van financiële mensen, maar dat is toch niet alles wat er te zeggen is over natuurbehoud of wapenhandel? Het gaat toch ook over goed of fout? Ik ben trots op deze jonge Aristotelessen, maar betekent dit dat wijsheid met de jaren verloren gaat? Ik denk het niet, en de studenten zeggen dat in hun essays, ze missen ervaring. Het oordeelsvermogen over de grijstonen tussen goed en fout, wel onderzoeksopdrachten aannemen, maar onder jouw voorwaarden, die horen bij een publiek gefinancierde instelling, dat komt met de jaren. Daarom heeft een universiteit jonge, ongeconditioneerde en wijze, ervaren mensen nodig voor deze discussie. Wie durft?

Advertentie