Nieuwe registratie leidt tot flinke groei aantal dierproeven

Een nieuwe manier van registratie volgens de Europese richtlijn heeft ervoor gezorgd dat er in 2014 op universiteiten en universitair medische centra achttien procent meer dierproeven zijn geregistreerd. Onderzoekers gebruiken vooral muizen en ratten.

In 2014 zijn er volgens de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) bijna 233.000 dierproeven gedaan op Nederlandse universiteiten en universitair medische centra. Althans, als je op de nieuwe manier telt. De registratie van dierproeven is namelijk aangepast, vooruitlopend op een nieuwe Europese richtlijn. Voor heel Nederland komt de NVWA op 621.000 dierproeven.

De nieuwe werkwijze was niet makkelijk, schrijft de NVWA. Alle betrokkenen – zoals ziekenhuizen, universiteiten en farmaceutische bedrijven – moesten hun registratiesystemen aanpassen of zelfs vervangen.

Al doende ontdekten ze nog 25.000 dierproeven van eerdere jaren die ten onrechte niet waren gemeld. Die zijn alsnog meegeteld in het jaar 2014 en dat verklaart een deel van de stijging.

Maar er is meer veranderd. Eerder telden genetisch gemanipuleerde dieren in het verslag alleen mee als ze een ‘aantasting van hun welzijn’ ondervonden. In de nieuwe, strengere regels tellen ze sowieso mee, en ook minstens twee generaties van hun nakomelingen.

Ruim een kwart van de dierproeven is voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Nog eens een kwart is bestemd voor wettelijk vereiste veiligheidstesten. Een derde is voor toepassingsgericht onderzoek. Tien procent betreft fokdieren die uiteindelijk niet worden gebruikt en drie procent van de dieren is voor het onderwijs.

De onderzoekers gebruik voor hun proeven vooral muizen (49 procent) en ratten (18 procent). Nog eens vijftien procent gaat om kippen, kwartels enzovoorts. Vissen vormen zes procent van alle proefdieren.

Volgens de NVMA sterven de proefdieren in 87 procent van de gevallen aan de proef, of ze worden na afloop gedood. De rest overleeft de proef. 

Tags: proefdier

Advertentie