Wetenschappers: we hebben nevenfuncties om de maatschappij te helpen
De meeste wetenschappers zeggen dat ze met hun nevenwerkzaamheden ‘het publieke belang te dienen’. Maar er is ook een groep die de nevenfunctie gebruikt voor een extra zakcentje of omdat het goed is voor de carrière.
Het is goed dat wetenschappers midden in de samenleving staan en met hun kennis helpen om maatschappelijke problemen op te lossen. Dat zei minister Jet Bussemaker recent in de Tweede Kamer naar aanleiding van vragen van SP Kamerlid Jasper van Dijk.
Van Dijk vroeg onder meer of de minister niet de angst deelt dat de onafhankelijkheid van de wetenschap ter discussie staat, omdat 80 procent van de hoogleraren (commerciële) nevenactiviteiten heeft. Dit vroeg hij naar aanleiding van een onderzoek van de Groene Amsterdammer over de nevenwerkzaamheden van hoogleraren.
De vraag is of hoogleraren deze nevenwerkzaamheden daadwerkelijk vervullen om midden in de maatschappij te staan. De Onderzoeksredactie vroeg dat aan de hoogleraren en inderdaad was dat bij een meerderheid één van de redenen om actief te zijn naast hun werk op de universiteit.
Ook de tweede reden die de hoogleraren aangeven, past wel binnen de uitspraak van Bussemaker. Namelijk dat ze hun kennis willen toepassen in de maatschappij.
Toch geven de hoogleraren ook redenen aan waarbij het persoonlijk gewin de boventoon voert. Uitbreiden van het eigen netwerk (33 procent), maar ook zelf geld verdienen (20 procent) of omdat het goed is voor hun carrière (13 procent).
Het totaal aantal hoogleraren dat deze vraag beantwoordde was 534. De groep die aangaf geen bijbaan te hebben was 217. Voor slechts 8 procent is dat om principiële redenen. De meeste hoogleraren zonder nevenfunctie hebben daar gewoon geen tijd voor of zijn niet gevraagd.