Hoger opgeleiden verdienen gemiddeld 2x zo veel als lager opgeleiden. Dus..opleiding loont? Dat is wat kort door de bocht. Gemiddeldes verhullen de verschillen; veel wo-opgeleiden verdienen niet meer dan hbo’ers of mbo’ers: zo’n 8% van de wo’ers verdient minder dan 5.000 per jaar bijvoorbeeld. Een kleine 8% van de wo’ers verdient meer dan 100.000 euro per jaar en die trekt het inkomensgemiddelde van de wo’ers dus een stuk omhoog. Het wordt ook wel “diploma inflatie” genoemd: een diploma is niet meer zoveel waard als voorheen.

___________________
Vrijdag nam KSU deel aan een discussie avond over precarisering van Doorbraak. In dit artikel de contextcijfers van onze presentatie.

_______________

Inkomens afgestudeerden

“Who benefits, should pay” was het principe van econoom Milton Friedman waarmee hij en zijn volgelingen de stijging van studiekosten legitimeerde. Het argument: hoger opgeleiden zouden in hun latere leven een hoger inkomen verdienen dan niet of lager opgeleiden, en dus zelf mee moeten betalen aan de studie. De volgende cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek lijken dit te bevestigen. Het CBS (23/3/11) zegt: “inkomen hoogopgeleiden [hbo en wo] bijna het dubbele van dat van laagopgeleiden”[1].

Gemiddeld persoonlijk inkomen naar geslacht en opleidingsniveau, 2009:

Screen Shot 2013-03-18 at 12.07.50 AM

En in een rapport uit 2011: “Wo’ers verdienen gemiddeld twee keer zoveel als mbo’ers (50 duizend versus 25 duizend euro per jaar) en anderhalf keer zoveel als hbo’ers (36 duizend) [...] Wo’ers hebben het vaakst een baan, gevolgd door respectievelijk hbo’ers en mbo’ers.”[2] (CBS 2011).

Uit onderstaande figuur CBS (2011) blijkt dat het vooral de inkomens van ouderen zijn die flink hoger zijn dan die van jongeren. CBS concludeert: “Kortom, opleiding loont. Jonge wo’ers verdienen al meer dan hun leeftijdsgenoten op mbo-niveau, maar vooral ouderen lijken flink financieel voordeel van hun academische opleiding te hebben.”

Screen Shot 2013-03-14 at 7.51.16 PM

Opleiding loont? Dat is wat kort door de bocht. Ten eerste: deze cijfers gaan om gemiddelden. Onderstaande figuur (CBS, 2011) toont de verdeling van inkomens binnen de verschillende opleidingscategorieën: veel wo-opgeleiden verdienen niet meer dan hbo’ers of mbo’ers: zo’n 8% van de wo’ers verdient minder dan 5.000 per jaar bijvoorbeeld. Een kleine 8% van de wo’ers verdient meer dan 100.000 euro per jaar en die trekt het inkomensgemiddelde van de wo’ers dus een stuk omhoog.

Screen Shot 2013-03-14 at 7.45.21 PM

Ten tweede: geldt voor jongere hoger opgeleiden van nu dezelfde toekomst als oudere hbo’ers/wo’ers nu genieten, die de arbeidsmarkt betraden toen het aantal hbo’ers/wo’ers een stuk lager was dan nu (en de competitie om high skill jobs dus iets minder)? Heeft de kenniseconomie wel zoveel hoger opgeleiden nodig als nu opgeleid worden?

In Nederland werkte volgens het CBS (2011) in de periode 2007–2009 ruim een derde van de hoogopgeleide werkzame beroepsbevolking onder zijn of haar opleidingsniveau. Het wordt ook wel “diploma inflatie” genoemd: een diploma is niet meer zoveel waard als voorheen[3].

Jeugdwerkloosheid

Sinds ‘de crisis’ is de jeugdwerkloosheid flink opgelopen. Het CBS (20/12/12) meldde in december 2012: “De jeugdwerkloosheid is opgelopen tot 13,7 procent. Van de 25-plussers was ruim 6 procent werkloos.[...] Het aantal lopende WW-uitkeringen steeg in november met 4 procent tot 322 duizend. Met een toename van 13 procent steeg het aantal WW-uitkeringen aan jongeren tot 25 jaar meer dan gemiddeld.”

Voetnoot: deze werkloosheidscijfers onderschatten werkloosheid vaak. Werkloosheidscijfers tellen het actieve werkzoekenden die geen baan vinden. Maar veel werklozen hebben de zoektocht al opgegeven. Bovendien werken sommige mensen onvrijwillig parttime. Brede werkloosheid telt ook hun mee, en ligt veel hoger dan het gebruikelijke werkloosheidscijfer, ook voor Nederland:

Brede werkloosheid (U3 en U6). Grafiek van Merijn Knibbe op basis van Eurostat cijfers (2011):

Screen Shot 2013-03-14 at 7.22.03 PM

Jeugdwerkloosheid ligt trouwens in meer europese landen een stuk hoger dan totale werkloosheid. In landen als Griekenland en Spanje bedraagt de jeugdwerkloosheid zelfs meer dan 2x het landelijk gemiddelde; 55 en 53 procent tegenover circa 25 procent (Thompson 2012).

Jeugdwerkloosheid Eurozone 1990 – 2012 (Grafieken van Lars Syll (2)):

Screen Shot 2013-03-18 at 12.11.41 AM

 

(Studie)schuld onder jongeren

Studiekosten stijgen, dus studieschulden ook. nu.nl (16/3/11) meldt in 2011:

“Het gemiddelde bedrag dat studenten jaarlijks lenen is in vijf jaar tijd met ruim vierduizend toegenomen. Uit cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) blijkt dat studenten die in 2011 afstuderen gemiddeld een studieschuld hebben van 14.657 euro. [...] Het instituut is bang dat studenten hun toekomst te rooskleurig inschatten en zo voor een vervelende verrassing komen te staan als ze tot hun 35e of 40e honderd tot tweehonderd euro per maand moeten afstaan om hun studieschuld af te lossen.”

En bovendien: als de basisbeurs wordt afgeschaft en omgezet in een lening, komt er bovenop de schuld van ca. 15.000 euro van nu, nog zo’n (4 jaar x 12 maanden x 250 euro basisbeurs per maand) 12.000 euro bij.

Dat zal hoogstwaarschijnlijk de schuldenproblematiek onder jongeren die nu al bestaat verergeren. Niet dat dit allemaal afgestudeerde studenten met een studieschuld betreft, maar RTL (8/8/11) meldde al in 2011 over een toenemend beslag op inkomens van jongeren in het algemeen door deurwaarders:

“Deurwaarders leggen steeds vaker beslag op het inkomen van jongeren. De groep met grote schulden groeit snel, blijkt uit gegevens die onze researchredactie heeft opgevraagd bij de grootste deurwaarder van ons land. Ten opzichte van de eerste 7 maanden van 2011 is het aantal loonbeslagen dit jaar met 11 procent gestegen. Vooral de groep mensen onder de 30 jaar is hard getroffen. Daar is de stijging 20 procent. Volgens gerechtsdeurwaarder GGN gaat het bij hen alleen al om 15 duizend jongeren. En in het hele land om zo’n 150 duizend jongeren”.

Terug naar elite-onderwijs?

Een verwacht gevolg van stijgende studiekosten en hogere onzekerheden op de arbeidsmarkt is dat het hoger onderwijs elitairder wordt en lagere inkomensklassen minder snel zullen kiezen voor een studie. “Rijkere kinderen studeren vaker”, meldde DUB (22/2/’13) in februari op basis van CBS onderzoek.

Maar wil de politiek dan studeren ontoegankelijker maken voor de lagere inkomensklassen? Beleidsmakers zeggen toch juist meer hoger opgeleiden te willen? De studentenaantallen blijven toch ook stijgen?

Klopt, maar dat is slechts kwantiteit. Wat voor onderwijs krijgen ze eigenlijk? Wat is er met ‘de kwaliteit’ gebeurd? Hoewel ‘de kwaliteit’ moeilijk meetbaar is (en dat is een verhaal apart), lijkt ons onderwijs zich op te splitsen in twee soorten: middelmatig massa-onderwijs, duurder ‘excellent’ onderwijs (kleinere groepen, minder studenten per docent, beter personeel) voor een bepaalde elite die het zich kan veroorloven. Zijlstra’s destijds aangenomen ‘strategische agenda’ voor het hoger onderwijs stuurde ook aan op een scheiding tussen ‘excellente studies’ waarvoor onderwijsinstellingen hoger collegegeld mogen vragen en niet-excellente studies waarvoor ze slechts het maximum collegegeld mogen rekenen (nu ca. 1700 euro).

Dit komt trouwens overeen met adviesdocumenten die de OECD al in de jaren 90 publiceerde. Immers, de “economic leaders of modern capitalism” beseffen al lang dat de kenniseconomie eigenlijk niet zoveel hoger opgeleiden nodig heeft, legt Nico Hirtt (2011) uit. Maar onderwijs voor de massa zomaar wegbezuinigen zonder een volksopstand aan te wakkeren? Dat is lastig. Het is politiek realistischer om – in plaats van het onderwijs zelf – de onderwijskwaliteit beetje bij beetje ‘af te schaffen’ legt Hirtt uit[4].

Gevolgen voor studieleven

Niet alleen het leven na de studie is ‘precair’, al tijdens de studie merken studenten de ‘precariteit’. Ten eerste werken studenten steeds vaker en meer tijdens hun studie, een open deur. Maar er zijn meer effecten: uit angst voor de toekomstige precariteit, waar studenten zich steeds meer van bewust zijn, passen studenten zich in feite al continu aan aan de eisen van de arbeidsmarkt. Precariteit stimuleert studenten vooral nevenactiviteiten te kiezen die iets bijdragen aan je CV (zoals onbetaalde stages), en nevenactiviteiten die weinig aan je CV bijdragen te vermijden (zoals politieke acties). Oftewel, we perken al zelf vrijwillig onze denkvrijheid in tijdens onze studie, vanwege die verwachte precariteit in de toekomst. Hoe duurder studeren wordt, hoe belangrijker het wordt je al tijdens je studie voor te bereiden op een baan na je studie.

En na je studie, is het steeds ‘rationeler’ om vooral die goedbetaalde baan op de Zuidas te zoeken, in plaats van je kennis op een maatschappelijkere, socialere manier in te zetten, want daar betaal je je studieschuld niet mee af. Hoe een studieschuld de keuze later bepaalt, staat ook in dit eerder artikel:

“Voor afgestudeerde rechtenstudenten [in de VS] liggen de studieschulden inmiddels al boven de $80.000. In een peiling gaf tweederde van afgestudeerde rechtenstudenten aan dat hun hoge studieschuld een belangrijke reden is om af te zien van een carrière in ‘public interest law’ (oftewel het opkomen voor de ‘little man’, mensenrechten en arbeidersrechten, etcetera). Amerikanen gaan tegenwoordig zelfs letterlijk over lijken om te kunnen studeren: de belangrijkste reden die soldaten geven om het leger in te gaan is de financiële steun voor het behalen van een diploma, schrijft Tannock.”

Occupy Student Debt

Is er nog licht aan de tunnel? Ja. Al die precariteit van studenten en afgestudeerden kan tot een bepaalde wending leiden. Zoals Lorenz uitlegt, leunt de steun voor de commercialisering van hoger onderwijs en de transformatie van onderwijs tot een marktgoed, op het idee (een illusie) dat een diploma haar geld goed waard is. Maar zodra studenten zich meer en meer bewust worden van “grade inflation” (volgens Lorenz een “well kept secret”), brokkelt de steun onder studenten voor stijgende studiekosten – die er nu nog enigszins is – onvermijdelijk af. Nu zijn er nog studenten zelf die de afschaffing van de basisbeurs steunen met het argument ‘later verdien ik dankzij mijn studie zoveel dat ik het wel kan afbetalen dus het is eerlijker als ik meer meebetaal’. Zodra studenten zich ervan bewust worden dat hun leven na hun studie niet zo veel inkomen en voldoening oplevert als ze dachten, is er een reden voor verzet; verzet tegen studieschulden – zoals Occupy Student Debt in de VS doet – en verzet tegen ‘het systeem’ in het algemeen[5].

_____________________________

[1] “Een derde van de werkzame beroepsbevolking heeft een hbo- of universitaire opleiding afgerond en is hoogopgeleid.  Ruim vier op de tien werkenden hebben een opleiding op middelbaar niveau afgerond. Zij hebben een mbo-diploma of ten minste 4 jaar havo of vwo gevolgd. De rest is laagopgeleid. Vrouwen zijn gemiddeld iets hoger opgeleid dan mannen.”

[2] “Een derde van de werkzame beroepsbevolking heeft een hbo- of universitaire opleiding afgerond en is hoogopgeleid.  Ruim vier op de tien werkenden hebben een opleiding op middelbaar niveau afgerond. Zij hebben een mbo-diploma of ten minste 4 jaar havo of vwo gevolgd. De rest is laagopgeleid. Vrouwen zijn gemiddeld iets hoger opgeleid dan mannen.”

[3] Zie ook eerder artikel: “Zoveel hoger opgeleiden heeft de kenniseconomie niet nodig” (20/12/12). En van Lorenz (p.624): “Support for NPM in higher education is based on an unholy alliance between the neoliberal political class and the NPM managers on one side and aligned faculty and students on the other. The latter are being strongly encouraged to adopt the definition of themselves as consumers and are being asked to control the quality of their education through constant evaluations. By all appearances a not insignificant share of the students are susceptible to this consumer ideology and its associated short-term benefits. It is not entirely accidental that the grade inflation that is evidently disadvantageous to consumers in the long term is a well-kept secret in the NPM discourse and is not a popular research subject in educational science.64 Other crucial issues that could undermine the consumerist view of education are likewise under studied.” – Lorenz, C. “If You’re So Smart, Why Are You under Surveillance? Universities, Neoliberalism, and New Public Management”. Critical Inquiry, Vol. 38, No. 3 (Spring 2012), pp. 599-629 (Link to journal, but unfortunately, not downloadable without university account).

[4] Nico Hirtt (2011) over het onderwijsbeleid in de EU en de invloed van de bedrijfslobby: “[T]he current process will also mean a regression in the quality of basic, compulsory instruction. That does not seem to be a problem for the economic leaders of modern capitalism. They know very well that the markets do not need too many qualified workforces. And they also know that reducing the quality of education is, politically, the easiest way to reduce state expenses for that education. As a document of the OECD pointed in 1996, “If operating expenditure is trimmed, the quantity of service should not be reduced, even if the quality has to suffer. For example, operating credits for schools or universities may be reduced, but it would be dangerous to restrict the number of students. Families will react violently if children are refused admission, but not to a gradual reduction in the quality of the education given, and the school can progressively and for particular purposes obtain a contribution from the families, or eliminate a given activity. This should be done case by case, in one school but not in the neighbouring establishment, so that any general discontent of the population is avoided”. Is that lucidity or cynism? It’s up to you…”

[5] Econoom Schumpeter zei er al over in 1942: “One of the great advantages of capitalism, [Schumpeter] argues, is that as compared with pre-capitalist periods, when education was a privilege of the few, more and more people acquire (higher) education. The availability of fulfilling work is however limited and this, coupled with the experience of unemployment, produces discontent. The intellectual class is then able to organise protest and develop critical ideas against free markets and private property, even though these institutions are necessary for their existence” (Wikipedia)