Rechttoe-rechtaan surrealisme: The Act of Killing
In Indonesië zijn in 1965 en 1966 een half miljoen mensen preventief vermoord omdat ze communistische sympathieën zouden hebben. In de film The Act of Killing spelen drie hoofdrolspelers van een doodseskader na wat ze deden en vertellen waarom.
Stel, je bent een simpele gangster. Het leven bestaat uit bioscoopkaartjes 'scalperen' en naar meisjes fluiten. De communisten komen en leggen een verbod op jouw, van Amerika geïmiteerde, levensstijl en films. Wat doe je vervolgens? Dan maak je die klootzakken dood!
Voor drie Indonesische mannen is het bovenstaande geen fantasieverhaal. Het is een episode uit hun leven, die begon tijdens de coup van 1 oktober 1965. Zeven generaals werden gedood omdat ze een communistische coup zouden willen plegen. Het nieuwe regime moest niets hebben van eventuele communisten en in 1965 en 1966 zijn bijna een half miljoen mogelijke communisten door speciale doodseskaders preventief uitgemoord.
Daarover gaat de film The Act of Killing (2012). In deze fictieve film, deels documentaire, van producent Werner Herzog staat uit één van de doodseskaders uit Sumatra centraal. De drie sleutelfiguren in deze groep, Anwar Congo, Herman Koto en Adi Zulkadry, zijn nooit door de maatschappij gestraft. Je kunt je afvragen hoe dit mogelijk is. In het midden van de film lijkt Adi hierop een antwoord te geven. Hij vertelt dat “oorlogsmisdaden gedefinieerd worden door de overwinnaars. Ik ben de winnaar. Ik bepaal de definitie.”
Altijd vertelden de drie mannen hoe gewelddadig communisten waren, over hoe deze vuillakken vrouwen van anderen begeerden en najoegen. Nu hun wandaden verjaard zijn, “werd het tijd om te laten zien dat de communisten niets van dat alles waren.”
Met dit idee zijn Anwar, Herman en Adi ingegaan op het verzoek van regisseur Joshua Oppenheimer om hun daden na te spelen. In deze film gaat het vooral hoe de mannen waren als gangster, hoe ze zichzelf zagen en ook hoe ze van zichzelf denken dood te hadden moeten gaan. Het politieke conflict, de coup van Soeharto in 1965, speelt slechts een marginale rol.
Uit een monstervis komen danseressen in roze gewaden over een houten brug met rode loper aangeschreden. Herman zit in een luie stoel, in ‘glitter and glamour’ en eveneens roze. Het zijn rechttoe-rechtaan camerabeelden die overduidelijk geregisseerd zijn. De ‘acteurs’ bewegen houterig door het beeld, en dit krijgen zij zelf ook te zien wanneer zij geïnterviewd worden over hun wandaden. Zij zien zichzelf op een televisiescherm hun eigen moordpartijen naspelen terwijl hen gevraagd wordt hoe zij erbij kwamen dit te doen.
Het gevoel die de film oproept is op zijn zachts gezegd chaotisch. De mannen vertellen over hun daden met een grote glimlach. “Moraliteit is relatief”, zegt Adi, waarna hij een communist de strot afsnijdt. Die mensen waren geen slachtoffers. Ook in de huidige tijd lijken de mannen geen last te hebben van hun verleden. Als leider van het vroegere eskader speelt Anwar Congo in de film de rol van verteller. Herman Koto is de stille partner die door met een nors gezicht te participeren in deze film stilzwijgend accepteert wat er is gebeurd.
The Act of Killing wil ons vragen stellen over dood, verantwoording en de alledaagse conventies van moraliteit waar we nooit bij stilstaan. Het beeld van gespeelde moord kan een diepe indruk achter laten; en toch zit er een zekere humor in de film, die een des te groter effect heeft vanwege de context van de film. “Het is een film waarin mensen gewurgd worden, maar het is geen fictie, want ik heb het echt gedaan. Het publiek moet vermaakt worden, anders werkt het niet. Trouwens, Herman, wat ruik je lekker.”