Een prettig opgeruimd organogram
De zonovergoten werkkamer van Yvonne van Rooy in het Bestuursgebouw. Terwijl de leidsvrouwe van de universiteit met de meeste focusgebieden van het land de flessen Chardonnay keurig op een rijtje zet, kijkt zij goedkeurend toe hoe een schoonmaker haar kamer een stevige beurt geeft. Dan komt haar voorganger Jan Veldhuis de kamer binnen.
“Dag Yvonne, zo te zien wordt er door die dekselse schoonmaker van je driftig met de plumeau gezwaaid.”
“Zo is het, Jan. Opgeruimd staat netjes, is mijn motto, zowel voor mijn kamer als voor de universiteit. Dus je kunt je voorstellen wat ik dacht toen ik hier indertijd als je opvolger binnenkwam.”
“Eh...., tja, wat zou je gedacht hebben? Ik zou het werkelijk niet weten.”
“Nou, dan zal ik het je vertellen. Ik dacht: allemachtig wat een bestuurlijke Augiasstal is het hier in Utrecht. Het gaat me jaren kosten om de rommel op te ruimen.”
“Maar....”
“En ik heb gelijk gekregen. We zijn nu zes jaar verder en nog steeds is niet alles op orde. Maar er begint schot in te komen.”
“Een Augiasstal? Hoe bedoel je? Volgens mij zat het organogram waarmee je indertijd kon beginnen, behoorlijk goed in elkaar.”
“O, vond je? Nou, daar denk ik een beetje anders over. Man, dat schema van je was een wirwar van grote en kleine faculteiten, van diensten en zelfstandige dienstjes, en dan struikelde je ook nog eens over de zwerfkeien, clubs die nergens bij hoorden. Het deed bijna pijn aan je ogen om naar dat organogram te kijken, echt iets voor een man om er zo’n rommeltje van te maken.”
“Maar noem dan eens een voorbeeld.”
“Nou, neem de faculteiten. Jij had wel een halfhartige poging gedaan om ze op één lijn te krijgen, maar ze gingen nog steeds gewoon hun eigen gang.”
“Ja hoor eens, als ze zich daar nou lekker bij voelden.”
“Onzin, daarom hebben we ze allemaal hetzelfde reglement gegeven. Dat geeft tenminste duidelijkheid.”
“En? Gaan ze nu minder hun eigen gang dan vroeger?”
“Eh nee, ze doen nog steeds precies waar ze zin in hebben. Maar in ons organogram zie je daar gelukkig niks meer van.”
“Goh Yvonne, handig hoor, zo’n organogram. Laat eens kijken? Hé, waar is het IVLOS gebleven? Heb je dat soms opgeheven?”
“Onze voortreffelijke lerarenopleiding? Ben je gek, Jan. Die zouden wij hier in Utrecht niet graag willen missen. Maar in ons organogram stond het wel erg slordig, zo’n rare zwerfkei, dus die hebben we Willem Koops maar in zijn maag gesplitst.”
“Het IVLOS bij Sociale Wetenschappen? Maar Yvonne, die twee hebben toch geen bal met elkaar te maken? Dit lijkt me voor het IVLOS niet erg gunstig.”
“Misschien niet, nee, maar zo maakt ons organogram wel een prettig opgeruimde indruk. Daarom ben ik ook zo blij dat het Ublad nu keurig netjes bij de directie Communicatie en Marketing is ondergebracht.”
“Ja ja, dat kan ik me voorstellen al had ik indertijd het idee dat die redacteuren noch van communicatie noch van marketing veel kaas hadden gegeten. Maar voor je organogram is het een zegen, dat begrijp ik. Is dat trouwens ook de reden dat je alle masteropleidingen in één graduate school wilt onderbrengen?”
“Precies Jan. Daar begonnen de faculteiten trouwens ook meteen weer over te mekkeren. Zij vonden dat er een wereld van verschil is tussen research masters en academic masters en dat het nergens op slaat om ze allemaal in één graduate school te willen proppen.”
“Daar zit wel wat in, lijkt me.”
“Jeetje Jan, begin jij nou ook al? Of er wat in zit of niet, daar gaat het toch helemaal niet om?”
“O nee?”
“Nee natuurlijk niet. Denk je eens in wat voor gevolgen het zou hebben als goede argumenten hier in Utrecht zouden gaan bepalen hoe de organisatie eruit ziet. Dat zou toch rampzalig zijn voor ons organogram?”