Focus in het onderzoek
De zonovergoten keuken van het Instituut voor Raeto-Romaanse Talen en Culturen. Terwijl juffrouw Annie ingespannen nadenkt over het soort studenten dat Mark Rutte en Maxime Verhagen vroeger waren (15 letters), zijn Jansen en Meeldraad aan de keukentafel verdiept in het sportkatern van een landelijk ochtendblad. Dan komt professor Van Dam de keuken binnen.
“Dag juffrouw Annie, dag Meeldraad, dag Jansen, stop de persen, houd op met dat domme gepuzzel, leg weg die onnozele sportkrant, ik heb groot nieuws.”
“O ja, begint er eindelijk schot te komen in uw onderzoek naar de letter Z in de minnezangen van Rudegeriuz?”
“Daar begint geen schot in te komen, Jansen, dat onderzoek loopt als een trein.”
“Ja ja, professor, als een trein van de NS na een pittige sneeuwbui, zeker. U zou uw artikel toch twee jaar geleden al publiceren?”
“Dat was inderdaad de bedoeling. Maar fundamenteel onderzoek laat zich nu eenmaal niet plannen, zoals je weet.”
“En bovendien zit niemand erop te wachten, ha ha.”
“Jansen, gedraag je. Ik maak hier de grappen.”
“Sorry professor, maar wat is dan het grote nieuws dat u ons komt brengen?”
“Het nieuws, beste jongen, is dat ik een grootse visie voor het instituut heb ontworpen, een meeslepende visie mag ik wel zeggen. We gaan focus aanbrengen in ons onderzoek.”
“Geweldig professor, maar eh, die focus hebben we toch al? U doet de letter Z, wat het instituut bakken met geld kost, en ik doe alpiene hoefdieren met een pittige portie contractresearch om de verliezen een beetje te beperken.”
“Dat is heel mooi van je, Jansen, maar je gaat me toch hopelijk niet vertellen dat dat tellen van gemzenkeutels van je ook maar in de schaduw kan staan van mijn diepgaande research naar het gebruik van de letter Z in Raeto-Romaanse incunabelen?”
“Eh….”
“Nou ja, om kort te gaan, om meer focus aan te brengen gaan we ons exclusief richten op fundamenteel onderzoek van wereldklasse. Dus Jansen, ik vrees dat er voor jou en je gezellige grazers straks geen plaats meer is in de herberg.”
“Wat zegt u nou? Gaat u me ontslaan?”
“Ontslaan? Kom nou, waar zie je me voor aan? We hebben hier echt nog wel hart voor ons personeel. Natuurlijk word je niet ontslagen. Je mag geheel vrijwillig ophoepelen, eh, ik bedoel vertrekken.”
“Goh, dat is een hele troost. Maar volgens een snelle berekening geef ik in dit instituut ongeveer 98 procent van het onderwijs, dus dan heeft u na mijn vrijwillig vertrek toch een klein probleempje, lijkt me.”
“Ach Jansen, daar verzinnen we wel wat op. Dan gaat Meeldraad maar onderwijs geven.”
“Maar die arme jongen werkt zich te pletter om zijn proefschrift af te krijgen. Die zit hier toch niet om onderwijs te geven?”
“Nou ja, dat zien we dan wel weer. Regeren is vooruitschuiven, zoals je weet. Dit is een visie, jongen, geen blauwdruk. We vinden er echt wel wat op.”
“Nou professor, ik weet het niet, maar ik heb zo het vermoeden dat de Instituutsraad niet voetstoots met uw visie zal instemmen. Sterker nog, het zou me niet verbazen als ze er een negatief advies over gaan uitbrengen.”
“Dat zou zo maar kunnen, Jansen.”
“Maar zou u dat niet vervelend vinden?”
“Natuurlijk beste jongen, heel vervelend zelfs, maar zoals je weet ben ik een democraat in hart en nieren en dus heb ik zo’n negatief advies maar te accepteren.”
“Ja ja.”
“Ik verwacht trouwens ook dat de studenten het niet zo maar zullen pikken. Die schijnen jouw onderwijs nogal te waarderen, dus een boze petitie is wel het minste dat ik kan verwachten. Ook heel vervelend.”
“Goh professor, en als dat negatieve advies en die petitie er komen, doet u er dan ook iets mee?”
“Maar natuurlijk Jansen, wat denk je wel van me? Ik neem de geluiden van de werkvloer uiterst serieus. Voordat ik jullie advies en de petitie van de studenten aan het prullenmeubel toevertrouw, zal ik ze zeker tijdens het avondeten aan mevrouw Van Dam laten lezen.”