Wij specialiseren ons een rotje
De zonovergoten werkkamer van Cees Veerman. Terwijl de voorzitter van de commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs mijmert over een sappige varkensrug, brengt een secretaresse hem een map met knipsels over het zojuist verschenen rapport van zijn commissie. Dan komt voorzitter Sijbolt Noorda van de Vereniging van Elkaar Enthousiast Tegenwerkende Universiteiten (VEETU) druk twitterend de kamer binnen.
“Tweet.”
“Pardon?”
“Ik bedoel, dag Cees. Ik sprak in twittertaal, zogezegd. Vind je me niet keimodern, ouwe jongen, dat ik op mijn leeftijd nog meedoe met de malligheid van onze jongelui? Te gek gaaf, weet je wel.”
“Geweldig Sijbolt, ik ben diep onder de indruk van je aanhoudende jeugdigheid. Wat vind je trouwens van ons rapport?”
“Jullie rapport? Schitterend, in één woord geweldig. Vet en cool en zo. En weet je wat ik het meest coole vind?”
“Nou?”
“Dat alle universiteiten er zonder uitzondering tevreden over zijn. Ik heb werkelijk geen wanklank gehoord en ik kan je verzekeren, dat dat binnen de VEETU een zeldzaamheid is. Meestal vecht dat stelletje ego’s, en niet te vergeten die Utrechtse super-ega, elkaar de tent uit.”
“Ja ja, maar nu waren ze het dus met elkaar eens? Zelfs over ons voorstel dat ze zich moeten gaan specialiseren? Ik had verwacht dat dat misschien toch een tikkeltje gevoelig zou liggen.”
“Gevoelig? Geen sprake van. Ze zeggen dat ze zelf ook al een hele tijd om specialisatie roepen. Nee, ze zijn het roerend met elkaar eens, ze zitten volstrekt op één lijn.”
Een dag later. Terwijl Cees Veerman mijmert over een gekruide runderrollade komt de Utrechtse collegevoorzitter Yvonne van Rooy zijn kamer binnen.
“Dag Cees. Mag ik je complimenteren met je voortreffelijke rapport. De spijker op de kop, jongen.”
“Goh Yvonne, dank je. Ik was even bang dat mijn voorstel voor wat meer specialisatie van universiteiten misschien niet in goede aarde zou vallen.”
“Onzin. Wij roepen al tijden dat specialisatie hard nodig is. Sterker nog, wij hebben de daad bij het woord gevoegd en vijftien focusgebieden gevormd. Wij specialiseren ons een rotje. Dat zouden andere universiteiten ook moeten doen.”
“Ja ja, vijftien focusgebieden. Dat klinkt prima, Yvonne. Maar als jullie nog maar zo weinig groepen over hebben, moeten jullie er dus heel wat uit gemikt hebben.”
“Nee hoor, want het zijn heel brede focusgebieden. Al onze mensen pasten erin.”
“Al jullie onderzoekers? Maar kun je dan wel van specialiseren spreken? Ik zat meer te denken aan, hoe zal ik het zeggen, aan wat verdergaand specialiseren, bijvoorbeeld dat jullie Geesteswetenschappen naar Leiden laten gaan en Wiskunde en Informatica naar Amsterdam. En dat jullie dan in ruil hun Life Sciences en hun Duurzaamheid krijgen.”
“Geesteswetenschappen naar Leiden? Wiskunde naar Amsterdam? Ben je helemaal belatafeld? Dat idee van je om hun Life Sciences en hun Duurzaamheid naar Utrecht te verhuizen, dat klinkt me in de oren als verstandig specialiseren. Maar een universiteit die zo hoog op de Sjanghai ranking staat als wij, kan echt niet zonder Geesteswetenschappen en Wiskunde. En het is ook niet nodig, want zoals ik zei, we zijn al volledig gespecialiseerd.”
Weer een paar dagen later. Terwijl Cees Veerman mijmert over een licht gepaneerde kalfsschnitzel komt Sijbolt Noorda de kamer binnen.
“Tweet. Je vroeg of ik nog even langs wilde komen?”
“Ja Sijbolt. Ik snap er niks van. Een paar dagen geleden zei je toch dat alle universiteiten het roerend eens waren over meer specialisatie?”
“Ja, dat klopt.”
“Nou, ik heb de afgelopen dagen met een aantal collegevoorzitters gesproken en ze zeggen allemaal dat ze al gespecialiseerd zijn, want ze hebben focusgebieden. En ze willen er wel wat bij maar er mag niks af. Ik hoor van iedereen hetzelfde verhaal.”
“Nou, wat heb ik je gezegd? Ze zijn het roerend met elkaar eens, ze zitten volstrekt op één lijn. En echt, zo vaak komt dat niet voor.”