Meer aandacht voor de kwaliteit van een toets
Acht Teaching Fellows hebben twee jaar de tijd om een aspect van het onderwijs in zijn of haar faculteit te verbeteren. DUB laat de acht aan het woord. Vandaag deel 2 met Johan Jeuring van de Bètafaculteit. Hij wil een adviescommissie oprichten waar docenten met al hun vragen over tentamens terecht kunnen.
Johan Jeuring kwijt zich als Teaching Fellow van de taak om ‘iets’ te doen aan de facultaire toetsing en het toetsingsbeleid. Universiteitsbreed houdt hij zich ook met dit onderwerp bezig als lid van de BaMa 3.0-werkgroep Didactiek en Toetsing. Daarnaast begeleidt de hoogleraar Informatica zo'n vijf afstudeerders en bereidt hij zich voor op een sabbatical van zes maanden in Zweden. Hij moet een beetje bijkomen van de drie jaar die hij onderwijsdirecteur was.
Waarom is het onderwerp toetsen in het nieuws?
“In de Wet Hoger Onderwijs die in september 2010 van kracht ging, staat specifiek dat instellingen ook worden beoordeeld op de kwaliteit van toetsing. Dat, en het feit dat de faculteit een Teaching Fellow voor één dag in de week kreeg, was een reden om het toetsbeleid nu eens goed aan te pakken."
Zijn de ideeën omtrent toetsen dan veranderd?
Het onderwijs bestaat uit twee facetten. De periode waarin studenten iets moeten leren en de toets om te zien of de studenten de benodigde kennis en vaardigheden hebben geleerd. Wie alle toetsen afrondt met een voldoende, heeft de leerdoelen gehaald en krijgt zijn diploma. Vroeger moesten studenten om te kunnen afstuderen aantonen dat ze alle vakken hadden gevolgd en al hun tentamenbriefjes inleveren. Een examencommissie keek er naar en als de papieren in orde waren, kreeg je een stempel van goedkeuring en vervolgens een diploma. Niemand die keek of de toetsen wel van voldoende kwaliteit waren. En dat is - als je er over gaat nadenken - eigenlijk wel vreemd. De laatste jaren wordt daar steeds meer en vaker over nagedacht. Met de nieuwe Wet Hoger Onderwijs is dat nu zelfs een noodzaak.”
Wat ga jij daar aan doen?
“Het idee is om een toetsadviescommissie op te zetten. De commissieleden denken na over toetsen, over het toetsbeleid en over procedures. Docenten die toetsen maken, kunnen bij de adviescommissie terecht voor – het woord zegt het al – advies. Het is niet de bedoeling dat de commissie de docent op de vingers kijkt vanuit wantrouwen, maar meekijkt om toetsen beter en mooier te maken. De commissie kan gaan kijken naar de validiteit van een toets. Nu worden studenten bij de evaluatie van de cursus gevraagd of de eindtoets voldoet aan de verwachtingen. Het gemiddelde cijfer is bij sommige opleidingen een 7, dat zou hoger kunnen zijn.”
Maar wat zegt zo’n cijfer nu? Als ik vind dat ik de stof goed onder de knie heb en ik verpruts het tentamen, dan zou ik zeggen dat het aan het tentamen ligt en niet aan mij. Hoe zorg je er voor dat een toets voldoet aan verwachtingen?
“Ik denk dat een student aan het begin van zijn opleiding te horen moet krijgen, wat er over drie jaar van hem wordt verwacht. We moeten per vak expliciet beschrijven wat de leerdoelen zijn. Zo moeten studenten bijvoorbeeld kunnen uitleggen, waarom er een CO2 probleem is en moeten studenten kunnen analyseren wat de oorzaken zijn. Het is niet de bedoeling dat er dan in een tentamen wordt gevraagd wat CO2 is.”
Is er een goed toetsingsvoorbeeld van de UU te noemen?
“Diergeneeskunde - die voorop loopt als het gaat om een zogeheten geïntegreerd toetsbeleid - heeft voortgangtoetsen. In de toets zijn alle benodigde kennis en vaardigheden voor een dierenarts verwerkt. Een eerstejaars die deze toets maakt, maakt hem slecht. En dat is ook de bedoeling. Door de jaren heen, moeten ze de toets steeds beter maken en pas echt goed als ze klaar zijn met hun opleiding. Helaas is een dergelijke manier van toetsing niet één op één te vertalen naar andere opleidingen. Diergeneeskunde heeft één bacheloropleiding. De Bètafaculteit heeft er zes of zeven en wel twintig masteropleidingen. Maar wat je wel kan overnemen van Diergeneeskunde is het voorbereiden van studenten op datgene dat ze aan het einde van hun opleiding moeten kunnen.”
Kun je daar een voorbeeld van geven?
“Het gebeurt regelmatig dat een docent zegt: ‘Ik verwacht over dit onderwerp een paper.’ Vervolgens krijgt de student het vol rode pennenstrepen terug en weet hij dán pas wat er verwacht werd van een paper. Natuurlijk hebben ze ergens in de bachelorfase weleens gehoord hoe ze een paper moeten schrijven, maar als er tussen horen en toepassen veel tijd zit, verdwijnt de kennis. Bij wijze van test heb ik vorig jaar bij een mastervak heel expliciet verteld wat ik van een paper verwacht. Dat vonden de studenten heel prettig en de papers waren ook van betere kwaliteit dan in vorige jaren.”
Wat gaat er nu gebeuren?
“Ik heb inmiddels een aantal mensen verzameld en we gaan als eerste kijken naar toetsen van de opleidingen waar zij werken. We kijken of die van voldoende kwaliteit zijn. Daarnaast willen we ook cursussen geven voor docenten en voorlichting geven over het toetsen: welke aspecten spelen een rol als een docent een toets maakt en hoe borg je de kwaliteit? Het maken van een toets is vaak een autonome gebeurtenis. In onze faculteit is er vaak voor een bepaald vak maar één docent en is het voor die docent dus moeilijk om zijn toets inhoudelijk te laten testen door een collega."
Voel je je meer docent of onderzoeker?
“Allebei net zo veel. Het leukste vind ik de begeleiding in het onderzoek van goede masterstudenten en aio’s. Het is de mix tussen onderzoek en onderwijs die het werk zo aantrekkelijk maakt.”
Wat is je favoriete onderwijsvorm?
“De persoonlijke begeleiding bij het uitvoeren van een experiment of onderzoek. Daarnaast – en dat is misschien ook gesproken vanuit een soort ijdelheid – vind ik het een uitdaging om voor een grote groep van 100 tot 200 studenten te staan en er dan toch iets van te maken, ze actief bij het onderwerp te betrekken.”
Waar ben je trots op als je kijkt naar je eigen opleiding?
“Dan kijk ik naar Informatica. Ik ben er trots op dat het ons is gelukt om de theorie en de toepassingen te integreren. Bij informatica gaat het om het beschrijven, het modelleren en het analyseren van informatieprocessen. De vertaling van het DNA naar het lichaam is bijvoorbeeld een informatieproces. Eén van de dingen die een informaticastudent leert is om een programma te schrijven voor een dergelijk informatieproces.”
Wat kan er beter?
"Als ik het beperk tot het onderwerp toetsen dan wil ik dat we een betere controle zullen hebben over hoe toetsen werken, hoe we de leerdoelen goed kunnen toetsen en of studenten dus aan de eindtermen voldoen.”
Kun je carrière maken langs de onderwijslijnen aan de UU?
“Ten opzichte van andere universiteiten denk ik dat de Universiteit Utrecht veel aandacht voor onderwijs heeft. Goed onderwijs wordt ook wel beloond. Alle faculteiten hebben volgens mij een hoogleraar die zich met onderwijs bezighoudt, maar eerlijk is eerlijk, carrière maken via het onderzoek is veel makkelijker. Bèta had de naam dat onderzoek veel zwaarder telde, maar dat kwam ook door de manier van financieren; er ging relatief meer geld naar onderzoek. Dat model is veranderd en is er relatief meer geld gekomen voor onderwijs.”
Wat heb je over twee jaar als Teaching Fellow bereikt?
“Dan hoop ik dat de toetsadviescommissie loopt en een plaats heeft gekregen binnen de faculteit. Dat docenten de commissie echt weten te vinden.”
Naam: Johan Jeuring (46) Middelbare school: Atheneum. “We hoefden alleen vakken te kiezen. Ik heb bijna alle bètavakken gedaan aangevuld met talen.” Favoriete schoolvak: Wiskunde 1 en 2 Studie: Wiskunde, afgestudeerd in de richting Theoretische Informatica in Groningen Doceert in de bachelor Talen & Compilers. “Compilers vertalen programma’s waardoor je computer begrijpt hoe software op je computer moet draaien.” Muziek: Bach, Supertramp en gisteren heb ik nog geluisterd naar Tindersticks Tv-programma: ik kijk geen tv Sociale Media: Facebook, Twitter, blog, eigen website. “Maar om nu te zeggen dat ik daar heel fanatiek mee bezig ben… dat niet.” |