Thesis: Utrechtse studenten nemen eerder genoegen met kamer in klassiek studentenhuis
Studenten wonen het liefst in een zelfstandige unit, concludeert studente Urban Geography Lilian Luijten na een grootschalig onderzoek naar de woonwensen van studenten dit voorjaar. Door de economische crisis zijn ze nu wel minder kritisch geworden, zegt ze.
Stadsgeografe Lilian Luijten is dol op stedentrips. Toch loopt Lilian niet alleen warm voor de vormgeving van steden. “Eigenlijk vind ik alle bebouwde omgevingen machtig interessant. Steden, dorpen, gehuchten, ik wil weten hoe alles er reilt en zeilt, hoe dorpen en steden elkaar beïnvloeden en hoe mensen overal ter wereld hun omgeving inrichten.”
Voor haar thesis rolde ze in een onderzoek over studentenhuisvesting. Tijdens een stage bij onderzoeksbureau ABF Research kreeg ze de beschikking over een overvloedige database met woongegevens van 30.000 studenten in Nederland. Genoeg informatie om wel tien scripties mee te vullen. Lilian beperkte zich tot een onderzoek naar vraag en aanbod van studentenwoningen, en factoren die de woonsituatie van studenten verklaren. Het leverde een mooie thesis op, met concrete aanbevelingen voor gemeenten en woningcorporaties.
Hoe woon je zelf eigenlijk?
“Toen ik begon met de bachelor Sociale Geografie & Planologie in Utrecht was het noodzakelijk om meteen op kamers te gaan. Ik woonde in Zuid-Limburg. Ik ging in Maarssen bij een hospita wonen. Hoewel de reisafstand veel kleiner was, wilde ik na een tijdje toch naar Utrecht verhuizen. Zo kwam ik in een studentenhuis in Lombok terecht. In dit huis ben ik inmiddels doorgeschoven naar een betere kamer. Ik woon hier nog altijd met veel plezier en ik mag dan ook van geluk spreken dat ik geen campuscontract heb.”
In je thesis beschrijf je de gemiddelde wooncarrière van studenten. Lijkt de jouwe daarop?
“Gedeeltelijk. Uit mijn onderzoek blijkt dat in typisch universitaire studentensteden als Leiden, Groningen, Utrecht en Nijmegen studenten nog best in een ‘klassiek’ studentenhuis willen wonen – een kamer in een huis met gedeelde voorzieningen. Maar in steden als Rotterdam en Den Haag verlaten studenten alleen hun ouderlijk huis voor een zelfstandige huurwoning. De wooncarrière van een student begint met bij de ouders blijven wonen, daarna volgt een kamer met gedeelde voorzieningen. Een trapje hoger is een kamer met eigen voorzieningen. Op de hoogste sport staan de geheel zelfstandige woningen met meerdere kamers. Tot dusver loop ik niet uit de pas”
Je thesis is gebaseerd op de data van het onderzoeksbureau waar je stage liep. Hoe ben je daarmee aan de slag gegaan?
“ABF Research doet in opdracht van bijvoorbeeld gemeentes of zorginstellingen statistisch onderzoek. Ze hebben een enorme dataverzameling met gegevens van duizenden studenten uit heel Nederland. Ik wilde onderzoeken of vraag en aanbod van studentenhuisvesting op elkaar aansluit en welke factoren de woonsituatie van studenten verklaren, en hoeveel gewicht deze factoren elk in de schaal leggen. Ik heb hierbij een onderscheid gemaakt tussen stedelijke factoren, zoals woningtekort- of overschot, het aandeel huurwoningen, en persoonlijke kenmerken van studenten, zoals leeftijd, studiefase, de afstand tussen het ouderlijk huis en de studieplek, en het studieniveau: hbo of universiteit. “
Wat zijn je voornaamste conclusies?
“Als het gaat om de combinatie vraag en aanbod blijkt at deze niet altijd op elkaar aansluiten. Studenten hebben vaak hogere woonwensen dan er aanbod is in de stad. Ook blijkt dat persoonlijke kenmerken de woonsituatie van studenten grotendeels bepalen, ongeacht of dit de gewenste situatie is of niet. Zo heeft leeftijd en opleidingsniveau veel invloed. Jonge studenten wonen vaker op een kamer met gedeelde voorzieningen dan oudere studenten. Hbo’ers wonen op hun beurt zelfstandiger en hoger op de woningmarkt dan universitaire studenten. Hbo’ers verlaten minder snel het ouderlijk huis voor een kamer met gedeelde voorzieningen. Stedelijke kenmerken zoals een woningtekort of de studentenratio verklaren veel minder de woonsituatie van studenten. Als het tekort aan kamers stijgt, betekent dit niet noodzakelijk dat de woonsituatie verandert. Dit geldt ook voor de hoeveelheid studenten in een stad.”
Los van de feitelijke woonsituatie, waar willen studenten zelf het liefste wonen?
“Of het nu gaat om thuiswonenden, instromers of doorstromers, alle verschillende groepen studenten op de kamermarkt hebben een voorkeur voor een hoge trede op de woonladder – een zelfstandige huurwoning dus. Studenten zijn veel minder tevreden met een ‘ouderwetse’ kamer in een studentenhuis. Thuiswonenden zullen dus veel sneller uit huis gaan als ze zelfstandig kunnen wonen, en ook oudere studenten zullen sneller doorstromen uit hun oude studentenhuis als er voldoende betaalbare zelfstandige woningen te krijgen zijn."
Laatst was in het nieuws dat studenten juist weer graag een onzelfstandige kamer willen huren. Hoe rijmt dit met jouw conclusies?
“De uitspraak dat veel studenten een stap terug nemen naar kamers met gedeelde voorzieningen klopt naar mijn mening niet helemaal. Het is inderdaad zo dat er in 2013 iets meer studenten op kamers met gedeelde voorzieningen willen wonen (in 2012 was dat 21 procent, nu 26), maar net zo goed willen er meer studenten op kamers met eigen voorzieningen wonen (in 2012 was dat 20 procent, nu 24). Studenten blijven de woningladder volgen, zoals uit mijn onderzoek naar voren komt.
“Wel denk ik dat iets meer studenten die nu uit huis gaan, de tussenstap op een kamer met gedeelde voorzieningen maken, terwijl ze eerder nog langer thuis zouden blijven wonen. Ook de vervolgstap naar een meer zelfstandige woning wordt uitgesteld. Studenten maken de stappen nog wel, maar zijn voorzichtiger. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de veranderingen die de overheid doorvoert, zoals de afschaffing van de ov-kaart voor studenten. Dit maakt het misschien goedkoper om juist wel uit huis te gaan, dan op en neer te reizen naar de onderwijsinstelling.”
Wat zou je gemeentes aanraden?
“Ik adviseer gemeentes en woningcorporaties om goed te kijken naar het type studenten in hun eigen stad. Doorstromers en hbo’ers zoeken vaker naar een zelfstandige woning dan universitaire studenten. Meer kamers met eigen voorzieningen zouden al een groot deel van het gat tussen vraag en aanbod kunnen dichten.”
Wat zijn je toekomstplannen?
“Tijdens het schrijven van mijn thesis is het onderwerp studentenhuisvesting enorm voor mij gaan leven. De kranten staan vol over kamertekorten en andere huisvestingsmisère voor studenten, maar ik wilde het verhaal erachter weten. Sluit de vraag wel aan op het aanbod? Wat kunnen gemeentes zelf veranderen in hun beleid om beter aan te sluiten bij de woonbehoeftes van studenten? Het lijkt me erg leuk om met die kennis bij een studentenhuisvester te werken, bijvoorbeeld als adviseur. Beleidsmaker of gebiedscoördinator in een gemeente lijkt me ook een mooie baan. Ik wil mijn kennis over studentenhuisvesting het liefste nu direct in de praktijk brengen."