Utrechts proefschrift belangrijk in rechtszaken tegen Shell
Een Utrechts proefschrift speelt een belangrijke rol in een rechtszaak tussen Nigerianen en Shell voor het Amerikaanse Hooggerechtshof. Liesbeth Ennekings proefschrift Foreign Direct Liability and Beyond kan de rechtsgang definitief veranderen. Een nieuwe aflevering van Uh...reka!
Nu kan ze zich nog nauwelijks voorstellen dat er een moment in haar onderzoek was dat ze dacht: ‘Waar doe ik het voor? Wie zit er op dit onderzoek te wachten?’ Dat was in de tijd dat ze werkte aan haar afstudeerscriptie die de basis vormt voor haar promotieonderzoek bij het departement Rechten. “Toen ik aan mijn promotieonderzoek begon, waren er in Nederland nog geen voorbeelden van rechtszaken tegen multinationals vanwege schendingen van milieu en mensenrechten in het buitenland.”
Twee jaar na de start van haar onderzoek stapte Milieudefensie met een aantal Nigeriaanse boeren naar de rechter in Den Haag om Shell aansprakelijk te stellen voor milieuschade die het bedrijf in Nigeria zou hebben veroorzaakt; haar onderzoek was ineens actueel. “Ik werd verschillende keren gevraagd om als juridisch expert het een en ander toe te lichten voor de vaste Kamercommissie van Economische Zaken. De Nederlandse zaak loopt nog en krijgt in oktober een vervolg. En nu mijn proefschrift klaar is, ligt het bij een Amerikaanse advocaat die namens een aantal Nigerianen Shell in Amerika voor de rechter heeft gedaagd.”
In deze Kiobel-zaak wordt Shell beschuldigd van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen in Nigeria. Het Amerikaanse Hooggerechtshof onderzoekt of deze zaak wel thuishoort voor de Amerikaanse federale rechter.
"De Nigerianen maken gebruik van een obscuur wetje, de Alien Tort Statute. Deze wordt de laatste 20 jaar ingezet voor civielrechtelijke aansprakelijkheidsclaims tegen individuen en ondernemingen die zich waar dan ook ter wereld schuldig hebben gemaakt aan internationale mensenrechtenschendingen. Het Hooggerechtshof vraagt zich nu af of het mogelijk moet blijven om op grond van dit wetje aansprakelijkheidszaken voor de Amerikaanse rechter te brengen die in feite maar heel weinig te maken hebben met de Amerikaanse rechtsorde. Het betreft immers Nigeriaanse eisers, een Nederlands/Engelse multinational en mensenrechtenschendingen die zich in Nigeria hebben afgespeeld. In dat kader wil het Hooggerechtshof weten of soortgelijke zaken ook voor rechters in andere landen, zoals Engeland en Nederland, gebracht zouden kunnen worden."
“In mijn proefschrift laat ik zien dat dat kan. Ik heb contact gezocht met de advocaat. Hij leest nu mijn onderzoek om daarmee zijn zaak te bepleiten. Daarnaast heb ik samen met enkele Nederlandse hoogleraren een officiële zienswijze ('amicus curiae brief') ingediend bij het Hooggerechtshof. Dit is hét moment waarop mijn werk invloed kan hebben op dit gebied van het recht.”
Liesbeth Enneking (1979) volgde de opleidingen Nederlands Privaatrecht en Internationaal Publiekrecht aan de Universiteit Utrecht. Voor haar doctoraalscriptie die diende als basis voor haar promotieonderzoek, kreeg ze de ‘Scriptie uit de la’ prijs voor beste scriptie van het jaar 2006-2007. Ze werd gevraagd om in Utrecht haar scriptie uit te breiden tot een proefschrift; daar heeft ze de afgelopen vijf jaar aan gewerkt. Ze promoveerde op 11 mei. Nu heeft ze een contract als postdoc tot het einde van 2012. Haar proefschrift staat op dit moment midden in de belangstelling door twee aansprakelijkheidszaken die lopen tegen multinational Shell.
Wat heb je dan precies onderzocht?
"Ik heb onder meer onderzocht hoe moedermaatschappijen van multinationale concerns civielrechtelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden in hun land van vestiging voor mensenrechten- en milieuschendingen gepleegd in het buitenland. In het recht zijn hier geen eenduidige regels voor. Er zijn ook nog niet zo veel uitspraken over. Multinationals waartegen een dergelijke rechtszaak is aangespannen, laten het meestal niet zo ver komen. Ze schikken om te voorkomen dat er een uitspraak komt die als precedent gebruikt kan worden.”
Het kan dus!
“Ja, ons civiele aansprakelijkheidsrecht - net zoals dat in andere landen - maakt het instellen van dit soort claims in beginsel mogelijk, maar de haalbaarheid ervan is vooralsnog beperkt. Schendingen van milieu- en mensenrechten in gastlanden zijn in veel gevallen begaan door lokale dochterondernemingen of zakenpartners van multinationals waarvan het moederbedrijf doorgaans gevestigd is in het rijke westen en het dochterbedrijf in een ontwikkelingsland. Het moederbedrijf wordt, zoals dat heet, verantwoordelijk gehouden voor het niet voldoen aan haar zorgplicht jegens derden in het gastland die schade lijden als gevolg van de lokale activiteiten van de multinational aldaar.”
“Er zijn praktische en procedurele drempels: de kosten van een dergelijke zaak, het vergaren van bewijs dat in het ontwikkelingsland moet gebeuren, het gebrek aan transparantie voor wat betreft de verhouding tussen het moederbedrijf in het westen en de dochter in het ontwikkelingsland, beperkingen bij het instellen van schadeclaims namens groepen slachtoffers, enzovoort.”
Is het wenselijk dat multinationals ook in eigen land aansprakelijk gesteld worden?
"Ja, ik vind van wel. Mensen hebben schade opgelopen, daar moet aan tegemoet worden gekomen. Tegelijkertijd geeft zo'n zaak ook een signaal af: Nederlandse multinationals worden geacht hun bedrijfsactiviteiten op een maatschappelijk verantwoorde manier uit te oefenen, óók in het buitenland. Het aanspreken van het moederbedrijf zal een weerslag kunnen hebben op de mate waarin het gehele concern, dus ook de buitenlandse dochters en zakenpartners, rekening gaat houden met de mogelijke schadelijke gevolgen van de bedrijfsactiviteiten voor mens en milieu in het buitenland.”
In Nederland is de zaak tegen Shell aangespannen door Milieudefensie en een aantal Nigeriaanse boeren. Is er een kans dat de rechter hen in het gelijk stelt?
“Dit is de eerste zaak in zijn soort die in Nederland speelt. Shell wordt ervan beschuldigd de grond van de boeren zo te hebben vervuild dat het land ongeschikt is geworden voor landbouw. De boeren eisen een schadevergoeding. In theorie kunnen ze winnen. Als ze kunnen aantonen dat ingrijpen door Shell de door hen geleden milieuschade had kunnen voorkomen of verminderen. Maar het is een lastige zaak. Er spelen allerlei soorten kwesties: is de Nederlandse rechter bevoegd om zich over de zaak uit te spreken, welk recht is van toepassing, hebben de Engels/Nederlandse moedermaatschappij en/of haar Nigeriaanse dochter onrechtmatig gehandeld ten opzichte van de boeren, wie moet wat bewijzen en in hoeverre kan van Shell gevergd worden dat zij documenten die eventueel als bewijsmateriaal kunnen dienen (zoals bijvoorbeeld schaderapporten) overlegt aan de eisers?"
“De rechtbank Den Haag heeft op verschillende van deze vragen inmiddels antwoord gegeven: zij heeft rechtsmacht over zowel de claims tegen de Engels/Nederlandse moedermaatschappij als die tegen de Nigeriaanse dochter; de claims zullen beoordeeld moeten worden op basis van het Nigeriaanse aansprakelijkheidsrecht; en Shell hoeft de Nigeriaanse boeren en Milieudefensie geen inzage te geven in haar interne documenten. Vooral dat laatste kan het de eisers in deze zaak erg lastig maken, aangezien de hoofdregel in dit soort zaken is dat wie stelt, ook zal moeten bewijzen. In oktober zal er nog een zitting zijn waarbij beide partijen hun kant van de zaak voor de rechter kunnen bepleiten. De rechtbank zal naar verwachting begin 2013 met een eindoordeel komen.”
Wie hebben allemaal nog meer interesse in jouw onderzoek?
“Binnen de Verenigde Naties is er de laatste jaren veel belangstelling voor de manier waarop het bedrijfsleven omgaat met mensenrechten. In lagelonenlanden zijn de arbeidsomstandigheden vaak hopeloos en is de bescherming van mensenrechten en milieu in de praktijk zeer gebrekkig. Op wereldniveau is hier moeilijk verandering in te brengen. Dat wordt steeds meer als een probleem gezien. Er wordt nu extra gelet op de manier waarop multinationals in ontwikkelingslanden met mensenrechten omgaan."
"De Kiobel-zaak in Amerika wordt met belangstelling gevolgd. De uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof zal bepalend zijn voor de toekomst van foreign direct liability claims voor de Amerikaanse federale rechter op grond van de Alien Tort Statute. Mocht het in de toekomst lastiger (of zelfs onmogelijk) worden om dit soort claims voor de Amerikaanse federale rechter te brengen, dan is het heel goed mogelijk dat slachtoffers uit gastlanden vaker naar bijvoorbeeld Engelse of Nederlandse rechters zullen stappen met hun schadeclaims.”
Wat hoop je dat er naar aanleiding van je onderzoek gaat gebeuren?
"In mijn proefschrift maak ik duidelijk dat dit soort rechtszaken ook een nuttige en vooral noodzakelijke rol spelen bij het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen in een internationale context. Het is belangrijk dat beleidsmakers in westerse thuislanden van multinationals dat gaan inzien. De volgende stap is dan om dit soort zaken beter te faciliteren, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat slachtoffers uit ontwikkelingslanden in elk geval aanspraak kunnen maken op rechtsbijstand. Daarvoor moet de Raad voor Rechtsbijstand een groter budget krijgen als in de toekomst meer van dit soort zaken voor de Nederlandse rechter gebracht worden. Dit is een voorbeeld van één van de punten waar de politiek uitkomst zou moeten bieden.”
En je ultieme wens?
“Dat we uiteindelijk komen tot normen en verdragen op mondiaal niveau waarin de verplichtingen tot maatschappelijk verantwoord ondernemen van internationaal opererende ondernemingen worden vastgelegd. Dit in combinatie met een internationale instantie die op de naleving van deze normen kan nazien. De combinatie aan maatregelen zal gaan zorgen voor een betere bescherming wereldwijd van mens en milieu tegen de schadelijke gevolgen van ondernemingsactiviteiten, en een level playing field voor internationaal opererende bedrijven. Tot het zo ver is, zullen we het moeten doen met de mogelijkheden die nationale systemen van civiel aansprakelijkheidsrecht ons bieden.”
“Gelukkig loopt de rechtenwereld een beetje achter, maar ik vrees dat de kwaliteit van het onderzoek meer en meer bepaald gaat worden door cijfermatigheden: rankings, hits, citatiescores. De juridische academische wereld staat heel kritisch tegenover deze trend. Rechtenonderzoek is nu eenmaal een ander soort onderzoek dan bijvoorbeeld een bètaonderzoek. Een juridisch onderzoek moet echt gelezen worden, je moet een eigen oordeel kunnen vellen als collega. Daar gaan externe gegevens, cijfermatigheden, je niet bij helpen. Niet alles laat zich op grond van cijfers meten, zo ook niet de kwaliteit van juridisch onderzoek.”