‘Muziekvoorkeur is indicator, géén oorzaak van criminaliteit’

Op jonge leeftijd luisteren niet naar dwarse popmuziek kan een indicator zijn voor klein crimineel gedrag. De media doken massaal op dit recente UU-onderzoek. Maar niet altijd even positief. “Het wantrouwen tegen de wetenschap is enorm gegroeid.”

Kinderen van 12 jaar die luisteren naar niet-mainstream muziek, hebben een grotere kans dat zij op 16-jarige leeftijd klein crimineel gedrag vertonen. Dat bijzondere effect bleek uit het onderzoek dat Tom ter Bogt en Loes Keijsers publiceerden in het vaktijdschrift Pediatrics. Zij hadden een groep van 309 jongeren vier jaar gevolgd en de correlatie was opvallend groot. 

Geen wonder dat de universiteit een enthousiast persbericht schreef en voorspelbaar dat kranten en sites het bericht massaal overnamen. Het onderzoek leidde tot veel misverstanden, merkte Loes Keijsers. “Het belangrijkste dat mis ging, is dat veel media dachten dat wij die muzieksoorten als de oorzaak van het criminele gedrag aanwezen. Ze vonden het stigmatiserend. Ze vroegen zich af of die muzieksoorten als hiphop, hardrock of house dan maar moesten worden verboden. Dat was helemaal niet de intentie van het onderzoek.”

“Wij hebben in het artikel naar een verklaring voor het verband tussen muziekpreferenties en probleemgedrag gezocht. Voortbouwend op het werk van Keith Roe, Jeffrey Arnett en Terri Moffit, beschrijven wij een set van zeven stellingen: de Music Marker Theory. Die betiteling is bewust gekozen. Wij noemen muziekpreferenties een ‘marker’ of een ‘indicator’. Hardere varianten van hiphop, rock en dancemuziek veróórzaken geen probleemgedrag, maar leiden naar alle waarschijnlijkheid tot de selectie van vrienden die later probleemgedrag kunnen versterken. Wij wilden dat ouders melden zodat zij weten dat kinderen die al heel vroeg van non-mainstreammuziek houden, sneller de grens opzoeken en dat ze hen extra in de gaten kunnen houden.”

Keijsers denkt dat achteraf gezien het persbericht beter had gekund. “Nu staat er in de kop dat muziekvoorkeur een belangrijke voorspeller is. Dat begrip voorspellen betekent in de volksmond wat anders dan dat wij er als wetenschappers mee bedoelen.”

Wat Keijsers ook opvallend vindt, is de argwaan en het wantrouwen waarmee de resultaten van het onderzoek ontvangen werden. “Vandaag stond in de Volkskrant een artikel dat mensen autoriteiten steeds meer wantrouwen. Dat geldt zeker ook voor wetenschappers en zeker voor sociale wetenschappers. Bij natuurwetenschappelijk onderzoek vinden mensen het vaak nog geleerd en knap, maar bij sociale wetenschappers gaat het om mensen en dan denken ze er zelf een mening over te hebben. Dus wordt het onderzoek in twijfel getrokken. Zonder dat men de cijfers begrijpt of zelfs maar bekeken heeft. Dat is er sinds Diederik Stapel niet beter op geworden. We ondervinden een vijandige omgeving en moeten ons voortdurend verdedigen.”

Het meest pregnante voorbeeld is volgens Keijsers NOS op 3. “Ze nemen het hele persbericht over, maar beginnen met een ongefundeerde opmerking.” Het artikel begint zo: ” Alle nekharen gingen bij ons ook overeind staan: kinderen die op 12-jarige leeftijd naar alternatieve muziek luisteren, zoals hard rock, hip-hop en house-soorten, lopen later meer risico op klein crimineel gedrag. Dat zeggen onderzoekers van Universiteit Utrecht.”  

Er is volgens Keijsers een verschil in interpretatie van het onderzoek tussen Nederland en België. Zelf was ze uitgenodigd bij de talkshow Reyers laat op Canvas, waar ze “met respect haar verhaal kon doen”. “Ze vroegen bijvoorbeeld of het verband vergelijkbaar is met de relatie roken en longkanker. Ja dus.”

In België is na het tv-programma nog een discussie ontstaan naar aanleiding van een column van politicus Bart de Wever in de Standaard. “De kritiek is daar dat de politicus aan de haal gaat met het onderzoek. In Nederland worden de wetenschappers zelf aangevallen.”

De meest heftige kritiek kwam van wetenschapscolumnist Hans van Maanen in de Volkskrant. Hij noemt het onderzoek twijfelachtig en meent dat de verbanden niet zijn aangetoond. En passant noemt hij Ter Bogt de nieuwe Buikhuisen omdat de onderzoekers criminaliteit willen voorspellen op grond van muziekvoorkeuren. 

“Hans van Maanen schreef een zure column en heeft aantoonbaar zaken fout geïnterpreteerd, en baseert daar zijn mening op”, constateert Keijsers teleurgesteld. Samen met Ter Bogt schreef ze een uitgebreide reactie die vrijdag in de Volkskrant is gepubliceerd. “De affaire rond Diederik Stapel heeft de perceptie van de sociale wetenschappen in Nederland veranderd. Wij worden niet zomaar meer geloofd. Opzienbarende resultaten triggeren, zeker bij het grote publiek, meteen de verdenking van vervalsing.”

Keijsers heeft niet eerder meegemaakt dat ze voor een onderzoek zo vaak benaderd is voor meer toelichting. “Blijkbaar hebben de journalisten zich de kritiek aangetrokken dat ze al het onderzoek klakkeloos overnemen.” Dat leverde ook een paar goede artikelen op. Maarten Keulemans schreef in de Volkskrant een mooi evenwichtig verhaal en ook de NRC publiceerde een genuanceerd verhaal.

 “Kritiek is goed, maar het moet wel constructief zijn en op basis van de feiten”, meent Loes Keijsers. Zij vindt het goed dat journalisten vaker navragen hoe het onderzoek nu werkelijk in elkaar zit. Maar slecht dat onderzoeksgegevens een mening worden. “Je kunt niet zeggen ‘ik ben het er niet mee eens’ als de cijfers het omgekeerde laten zien.” 

Keijsers vindt dat wetenschappers tegenwoordig een mediatraining moeten doen om goed op de pers te reageren. En misschien moet er onder het persbericht maar een disclaimer komen: ‘Wil je weten hoe het echt zit, lees dan het hele onderzoek.’

Advertentie