Familierecht scoort altijd in de media
Ze gaf de persprimeur van haar onderzoek naar kinderalimentatie aan NRC Handelsblad. Pas na publicatie op 4 juni 2011 werd een persbericht verzonden en sindsdien zijn de verzoeken voor een interview niet meer op één hand te tellen.
“Sorry dat ik zo moeilijk loop, maar ik ben mijn schoenen voor mijn promotie aan het inlopen.” Merel Jonker doet een niet onverdienstelijke poging tot het lopen op dunne hakken . “Normaal draag ik gympen.” Ze heeft het druk deze paar dagen voor haar promotie. “De afgelopen maandag en dinsdag heb ik vrij gehouden voor de pers, maar vanaf vandaag moet ik weer aan het gewone werk, zoals afspraken nakomen met studenten die ik begeleid bij hun scriptie.
Bij collega’s had ze al gezien dat onderzoeken over familierecht veel pers genereren. “Het zijn onderwerpen die iedereen raakt. Of je hebt zelf met het onderwerp te maken gehad of je kent wel iemand die er mee te maken heeft.” Het onderzoek van Jonker is een rechtsvergelijkende studie naar kinderalimentatie in Nederland, Noorwegen en Zweden. Eén van de duidelijke conclusies is dat de Nederlandse regeling zo gecompliceerd is, dat scheidende partners er moeilijk mee uit de voeten kunnen. Het Noorse en Zweedse model is een stuk eenvoudiger.
In Nederland, zo beschrijft Jonker in haar onderzoek, moeten scheidende partners meestal een advocaat, een mediator of de rechter inschakelen om de hoogte van de kinderalimentatie te bepalen. Daarnaast neemt het aantal rechtszaken en wanbetaling ook steeds meer toe. In Noorwegen nam het aantal rechtszaken en wanbetalingen af nadat de regelgeving werd vereenvoudigd.
Het onderzoeksonderwerp heeft Jonker niet zelf bedacht. “Dat kwam van het Molengraaf Instituut. Ik heb gesolliciteerd op de baan van promovendus die dit onderwerp zou onderzoeken. Maar de aanleiding van het instituut voor dit onderzoek was een wetsvoorstel om de regels rondom kinderalimentatie te vereenvoudigen. Het wetsvoorstel werd ingetrokken omdat er vragen kwamen die niet beantwoord konden worden. Zo was niet bekend hoe de kinderalimentatie in andere landen was geregeld. Ik ben in dat gat gesprongen.”
Na de publicatie in NRC Handelsblad werd het persbericht over haar onderzoek verstuurd. Daarna heeft ze de hele dag niets anders gedaan dan de pers te woord gestaan. “Het persbericht werd om 8.45 uur verstuurd. Vanaf kwart over 9 had ik de rest van de dag de persvoorlichter aan de lijn met persverzoeken.”
Interviews voor kranten, online media en radio- en televisieprogramma’s. Ze heeft alle type media inmiddels gehad. “Het veiligst vind ik de geschreven media, omdat je het artikel voor publicatie kan inzien en je er nog je commentaar op kan geven. Het spannendst vind ik de radioprogramma’s waar je live in de uitzending bent. Het leukste de radioprogramma’s die niet live zijn - dan kun je een verspreking nog herstellen. Het leukste van de media-aandacht is dat ik de NOS-studio’s eens van binnen heb gezien. Dat je een kijkje in de keuken van radio krijgt.”
De meeste moeite heeft ze met het ongenuanceerde karakter van de pers. “Als wetenschapper wil ik graag heel genuanceerd zijn, maar journalisten willen juist wat korter door de bocht formuleren. Die willen je graag in een bepaalde hoek zetten.”
Haar voorbereiding op de contacten met de pers waren goed, zegt ze. “Mijn schoonzus geeft mediatraining. Ik ben een avond met haar om tafel gaan zitten en dat bleek een waardevolle voorbereiding. Zo heb ik kunnen oefenen om mijn onderzoek kernachtig weer te geven en hebben we onder meer een rollenspel gedaan.”
Al voor het mediacircus wist de politiek haar te vinden. “Ik zit in een expertgroep die advies geeft over een wetsvoorstel die de regels rondom kinderalimentatie moeten verbeteren.” Ze hoopt dat ze de leden van de Tweede Kamer nog een vervolgonderzoek kan aanbieden waarbij de uitgangspunten van het huidige onderzoek worden omgezet in een concreet advies of in wetgeving. “En ik hoop deels verbonden te blijven aan het Molengraaf Instituut.” Dat zal dan op een minder fysieke wijze zijn dan nu: “In januari ga ik een jaar in Oslo onderzoek doen.”