Gelukkige jeugd kan ook comazuipen
Een week na het onheilspellende nieuws over comazuipen presenteerde hoogleraar Jeugdstudies Wilma Vollebergh een op het oog tegenstrijdig onderzoek waaruit blijkt dat de Nederlandse jeugd minder drinkt. De pers viel over haar heen.
Iedere journalist vroeg het haar. Hoe valt het internationale WHO-onderzoek waar Vollebergh aan meewerkte te rijmen met het onderzoek van het Signaleringscentrum voor Kindergeneeskunde dat alarm sloeg over het stijgend aantal jonge kinderen met alcoholvergiftiging op de eerste hulp? Het ene onderzoek schets een positief beeld van gezonde en gelukkige tieners onder de 16 jaar, het andere is aanleiding om te denken dat de jeugd losbandiger is dan ooit.
“Het voelde alsof ik het andere onderzoek moest verdedigen”, zegt Vollebergh. “Veel journalisten zeiden: een van de onderzoeken kan niet kloppen. Ik doe aan die cijfers over alcoholvergiftiging niks af. Maar het is moeilijk om uit cijfers van die poliklinieken iets af te leiden over het alcoholgebruik onder alle jongeren. De stijging van hun registratiecijfers kan op veel manieren worden verklaard."
"Sinds een paar jaar is de bekendheid van alcoholpoliklinieken enorm toegenomen. Als kinderen nu te veel gedronken hebben, gaan ouders waarschijnlijk sneller met hen naar het ziekenhuis. Het is daardoor heel moeilijk om op basis van cijfers uit een ziekenhuis iets te zeggen over bovenmatig alcoholgebruik bij alle jongeren. Bovendien: het feit dat het met de hele groep beter gaat, sluit niet uit dat er een kleine groep is die zich in de problemen drinkt. De oudere groep in ons onderzoek (16-jarigen) drinkt nog steeds evenveel als een aantal jaren geleden, en dat is behoorlijk veel. De daling is er vooral bij de jongere groep (11-15 jaar)."
Het onderzoek over comazuipen is gebaseerd op ziekenhuisregistratie. Het WHO-onderzoek waar u aan meewerkte, maakt gebruik van vragenlijsten die zijn afgenomen op middelbare scholen. Wordt dat verschil begrepen in de media?
“De journalisten die zich er echt in verdiepen zien dat verschil wel. Aan de journalisten die zich beperken tot het persbericht merk je dat ze er absoluut geen sjoege van hebben. Het risico is dat er schouderophalend wordt gezegd: 'o, er is weer een onderzoek'. Dan krijg je al snel het sentiment: partij A zegt dit, en partij B zegt dat, en A en B zijn strijdig met elkaar. Die onderzoekers kunnen ook alles beweren, klinkt het denigrerend.”
“Het risico hier van is dat politici het idee krijgen dat ze niet meer naar de resultaten van onderzoek hoeven te kijken. Dat merk ik ook wel eens in contacten met ministeries. Als onderzoekers elkaar te veel lijken tegen te spreken, dan zeggen politici: ik leg de onderzoeken naast me neer, want uit onderzoek kan van alles komen.”
Uw onderzoek zou gebruikt kunnen worden door een politicus die wil dat alcoholpreventie lager op de agenda komt. Speelt dat door uw hoofd als u met de pers praat?
“Het is altijd een lastige afweging welk signaal je afgeeft aan de media. Je weet dat politici heel strategisch luisteren naar dit soort berichten. Ze zouden uit een bericht dat het goed gaat met de jeugd kunnen afleiden dat het allemaal wel wat minder mag. Terwijl de cijfers juist een aanwijzing moeten zijn om het beleid te handhaven.”
“De huidige minister [Edith Schippers, red.] gelooft bijvoorbeeld niet in preventieve campagnes. Die vindt ze betuttelend. Ik denk dat de trend in Nederland laat zien dat de campagnes effect hebben. Ik zou anders niet de daling in alcoholgebruik onder jonge tieners kunnen verklaren. De daling in Nederland is namelijk echt sterker dan in andere landen.”
De Volkskrant schreef een kritisch artikel over de door u gebruikte deze methode. Vragenlijsten zouden sociaal wenselijke antwoorden kunnen opleveren, waarbij scholieren hun drinkgedrag bewust bagatelliseren of juist overdrijven. Wat vindt u van deze kritiek?
“Ik vind het een heel zinvol artikel. Het is goed dat de media de aandacht vestigen op onderzoeksmethoden. Het is goed als journalisten zich afvragen of ze een onderzoek serieus moeten nemen. Ik schrik soms van het gemak en het enorme aplomb waarmee hele kleine onderzoekjes in de pers worden opgeblazen. Er worden soms hele brede conclusies getrokken uit een GGD-onderzoekje in een paar wijken in Eindhoven. Daaruit mag je eigenlijk niks concluderen over de rest van Nederland.”
“De in het Volkskrant-artikel genoemde kritiek op vragenlijsten begrijp ik. Toch is het voor dit onderzoek de enige goede methode. Voor bepaalde fenomenen, psyschologisch welbevinden, vertrouwen in persoonlijke relaties, kun je niet anders dan vragenlijsten gebruiken. Wat is het alternatief?”