Hoe de UU het gezicht werd van een ramp
Hoogleraar Wim Turkenburg was na de aardbeving in Japan en de daaropvolgende ramp met de kerncentrale Fukushima niet meer weg te denken uit de NOS-studio. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, was hij de stem die zorgen bezorgde of zorgen wegnam. Hoe is dat nou om het gezicht en de stem van de ramp met de kerncentrale te zijn?
“Een wetenschapper heeft drie taken: onderzoek, onderwijs en maatschappelijke dienstverlening. Uitleggen wat je als wetenschapper doet en wat de gevolgen van het toepassen van wetenschap kunnen zijn, valt daaronder. Dus toen Met het oog op morgen mij op vrijdag 11 maart om vijf uur ’s middags mailde met de vraag of ik de problemen met de kerncentrale Sendai wilde toelichten, zegde ik toe. Op dat moment had ik nog niet eens gehoord dat er een vreselijke aardbeving in Japan was geweest, want ik was heel intensief bezig met het schrijven van een hoofdstuk over hernieuwbare energiebronnen. Ik ging vrijdagavond dus meteen aan de slag om informatie te verzamelen en kwam al snel tot de conclusie dat het niet ging om de kerncentrale Sendai maar om de plaats Sendai waar de kerncentrales Fukushima 1 en 2 staan. Maar uiteindelijk besloot de redactie toch niets met dit onderwerp te doen.
“Op zaterdagochtend om half twaalf belde vervolgens het NOS-journaal. Zij hadden collega Tim van der Hagen uit Delft als expert aan het woord gelaten, maar vonden hem in vergelijking met andere experts in andere media in het buitenland wel heel geruststellend. Ik had hem ook gehoord en ik was niet gelukkig met zijn uitspraken. Dus toen de NOS belde, vond ik het mijn plicht om daarop in te gaan. Ik vond dat de situatie in Japan heel ingrijpend kon zijn.”
Nuttige bezigheid
Vanaf dat moment was Turkenburg zo’n twee weken lang het gezicht en de stem van de NOS. Er werd zelfs gesuggereerd dat hij in de studio sliep. “Maar dat was niet zo. Ik stond verschillende dagen om 6 uur op, checkte om 6.15 verschillende vaste nieuwsbronnen stapte een half uur later in de taxi van de NOS naar Hilversum en was om kwart over zeven in de studio.”
Behalve dat hij op radio en TV werd geïnterviewd, gaf hij achter de schermen antwoord op vragen van verschillende redactieteams. “De samenwerking was heel goed. Op de redactie zit weinig specifieke deskundigheid op het gebied van kernenergie, maar de redacteuren en presentatoren waren zeer leergierig. Zij vonden mijn aanwezigheid uiterst zinvol. Zo was ik betrokken bij het maken van infografics voor het NOS journaal, werd mij gevraagd om teksten na te lopen op onjuistheden en om aan te geven wat belangrijke ontwikkelingen waren waaraan zij aandacht konden geven.
“Ik wil graag nuttig bezig zijn. Mijn belang was om mensen van juiste en relevante informatie te voorzien. Ik wil niemand nodeloos ongerust maken of ten onrechte gerust stellen. Men moet de risico’s goed kunnen in schatten. Je moet dan niet – zoals de Telegraaf deed - veel sensatie in je teksten leggen, maar aan de andere kant moet je een ramp als deze ook niet bagatelliseren.”
Praatbaard
Wie naar het huidig cv kijkt van Wim Turkenburg (64) ziet niet meteen dat hij van huis uit atoomfysicus is. Sinds 1987 is hij hoogleraar Natuurwetenschap & Samenleving en maakt hij zich hard voor een duurzame ontwikkeling van de samenleving, toegespitst op energie- en milieuvraagstukken. Wel staat op zijn cv dat hij lid is - moet zijn was, zegt Turkenburg - van de Raad van Toezicht van ECN in Petten, waar hij als student in de jaren zestig ook proeven met de Lage Flux Reactor deed. Maar hij lijkt ook een verborgen verleden te hebben zo ‘ontdekte’ een journalist van Elsevier en in diens kielzog medium GeenStijl: ‘praatbaard’ Wim is niet objectief, hij is oprichter en lid van de anti-kernenergiebeweging en dus tegen kernenergie, was de conclusie. Deze informatie zou door de NOS onder de pet worden gehouden
“Nou, dat zijn allemaal geen geheimen. Ik ben geen tegenstander van kernenergie, ik ben tegenstander van de technologie die thans wordt toegepast. Een kerncentrale moet inherent veilig zijn. Dat houdt voor mij in dat de kernstaven niet mogen smelten als er geen koeling meer is (zoals in Harrisburg en in Fukushima); dat de reactor niet moet kunnen exploderen (zoals in Tsjernobyl) en dat het radioactieve afval na 500 in plaats van een half miljoen jaar niet meer te radioactief mag zijn. Daarnaast moet het gevaar worden geminimaliseerd dat de splijtbare materie in verkeerde handen kan vallen en kan worden misbruikt voor atomaire wapens. Maar van dat gegeven, kun je maken wat je wilt. Voorstanders zeggen dat ik tegen kernenergie ben, en tegenstanders dat ik voor kernenergie ben. Ik heb dit besproken met medewerkers van de NOS. Ook vind ik dat ik, voor zover dat mogelijk is, objectief maar bezorgd informatie over de ontwikkelingen in Japan heb gegeven. Ik heb nog wel even gespeeld met het idee om een verklarende brief aan Elsevier te schrijven, maar heb dat toch maar niet gedaan.”
H-index
Nog steeds staat het mobiele nummer van Turkenburg hoog op de deskundigenlijst van de NOS en andere media, inclusief een Engelstalige zender in China. Zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn met de kerncentrale in Fukushima, wordt hij om raad, advies of commentaar gevraagd. Zijn internationale counterparts van het boek waarin zijn hoofdstuk over hernieuwbare energiebronnen moet komen te staan, beginnen inmiddels te morren. “Ik moet daar echt weer mee aan de slag, want ik houd de boel op.”
Toch zal hij als de NOS hem belt, de NOS te woord staan. “Omdat ik het belangrijk vind dat wetenschappers hun bijdrage leveren aan het maatschappelijke debat over het functioneren van wetenschap en technologie in de samenleving. Universiteiten, en dus ook de UU, rekenen hun wetenschappelijke personeel voornamelijk af op onderzoek en citatiescores zoals de H-index en hun wetenschappelijke publicaties. Als ze goed zijn in het geven van onderwijs of het schrijven van een goed stuk voor bijvoorbeeld een krant, telt dat niet echt mee, terwijl ook die aspecten heel belangrijk zijn. Voor goed onderwijs en voor valorisatie is van belang dat je op je vakgebied echt iets betekent, dat het onderzoek excellent is. Maar een bestuurder moet niet vergeten dat wie aan onderwijs en valorisatie doet, niet in dezelfde tijd ook nog een wetenschappelijk artikel kan schrijven. Wat dat betreft vond ik het leuk een mailtje te krijgen van onze collegevoorzitter Yvonne van Rooy die mij complimenteerde met mijn optreden in de media.”
Kantoortuin “In de afgelopen maand is mijn mening over kantoortuinen radicaal veranderd. Ik was er bepaald geen voorstander van, maar sinds mijn verblijf op de redactie van de NOS, die werkt in een gigantische kantoortuin, denk ik daar heel anders over. De redactieleden hebben nauw contact met elkaar en ze kunnen elkaar heel snel en makkelijk bereiken: dat werkt efficiënt en creatief. Je leert ook vanzelf om heel geconcentreerd bezig te zijn en je te focussen op je eigen werk. Dat vond ik een mooie ervaring.” |
Gwenda Knobel