Onderzoek naar alcohol en pubers genereerde mediastorm en reacties als 'het is onzin'

Pubers die veel drinken, gaan slechter presteren. Dat was de waarheid tot de Utrechtse neuropsycholoog Sarai Boelema daar onderzoek naar ging doen. Haar bevindingen kregen veel aandacht van journalisten en zij hadden meer oog voor nuance dan Boelema had verwacht.

De woensdag dat de Volkskrant opende met haar onderzoek was Sarai Boelema vrij. Ze wilde gaan zwemmen met haar peuterzoon, maar ’s ochtends om half zeven ging de telefoon, die de rest van de dag bleef rinkelen. Voor tien uur ’s ochtends had ze er al drie radio-interviews opzitten. “Dat was het moment dat ik dacht: ik kan nu besluiten alles verder buiten de deur te houden, of ik ga er vol in mee. Het werd dat laatste. Ik had er ook voor kunnen kiezen mijn promotor met de pers te laten praten, maar ik vond: het is mijn onderzoek, dan moet ik ook zelf mijn verhaal doen.”

Boelema wist natuurlijk best dat er aandacht voor haar onderzoek zou komen. De afgelopen twee jaar had ze er al regelmatig over verteld op congressen, dan merkte ze hoe verbaasd mensen reageren op haar conclusies. “Mensen worden vaak emotioneel als het gaat over jongeren en alcohol, het onderwerp ligt nogal gevoelig.” Maar dat het onderzoek voorpaginanieuws zou worden bij de Volkskrant verraste haar. “Ik had maar een kwartiertje met de journalist gepraat.”

Van trage wetenschap naar mediastorm
Welke media ze wel en niet te woord stond, bepaalde Boelema samen met persvoorlichters van de universiteit. “Dat gaf een soort houvast. Ik werd overrompeld door alle aandacht en vooral door de snelheid ervan. ’s Middags kwamen er bijvoorbeeld cameraploegen van NOS en RTL. Mensen renden in en uit. Het is nogal een contrast met de wetenschap, wat zo ongeveer de langzaamste business is die er bestaat. Ik was zes jaar verdiept in een onderzoek, en ineens zat ik in een soort mediastorm.” Inhoudelijk hielden de persvoorlichters zich niet met Boelema’s verhaal bezig. “Dat was helemaal mijn eigen verantwoordelijkheid. Wat ook best spannend is, trouwens: het komt op dat moment op jezelf aan.”

De redactie van tv-programma Pauw nodigde haar uit, maar Boelema bedankte. “Ik vond het te kort dag. Ik zou er die avond al aan tafel zitten en wilde me beter kunnen voorbereiden.” Natuurlijk dacht ze aan de discussie die er de afgelopen jaren was over het gebrek aan vrouwen in talkshows. Ze zouden te onzeker zijn. Boelema: “Ik vond het ook best spannend. Voor de televisie-interviews die ik gedaan heb, was ik zenuwachtiger dan voor de radiogesprekken. Daarbij dacht ik veel minder aan het publiek dat me zou horen. Maar het belangrijkste was dat ik geen zin had om daar in weinig tijd te komen vertellen wat ik overal al gezegd had. De discussie die ik zou willen voeren, daar is bij zo’n programma geen ruimte voor.”

Want waar ze het eigenlijk over zou willen hebben, is niet de vraag of jongeren nu weer lekker kunnen gaan zuipen, of wat de beste leeftijdsgrens is. Het blijft belangrijk dat jongeren niet teveel drinken, want ook al lijkt hun concentratievermogen en geheugen er niet onder te lijden, het heeft genoeg andere nadelen. “Ik heb er best van wakker gelegen of ik er wel goed aan heb gedaan mijn conclusies de wereld in te slingeren. Want ik wil natuurlijk niet dat we een enorme piek gaan zien in het aantal jongeren dat alcohol drinkt.”

Van Rijn zei doodleuk: het is onzin
Veel relevanter vindt ze de vraag: waarom houden we als maatschappij zo vast aan wat we dénken dat waar is? In een ingezonden stuk in de Volkskrant gaat ze er kort op in. “De politiek roept om valorisatie, wetenschap moet maatschappelijk relevant zijn. Maar wanneer onderzoekers komen met een conclusie die ingaat tegen wat we geloven, weigeren politici en beleidsmakers dat aan te nemen. Dan zegt iemand als staatssecretaris van Rijn doodleuk: het is onzin. Wat willen we dan met de wetenschap?” In Elsevier stond een stuk over het onderzoek waar Boelema erg blij mee was. “Het kwam er op neer dat veel mensen hun geld verdienen aan de boodschap dat alcohol slecht is. Daarom is het niet makkelijk er nuances in aan te brengen.”

Twee dagen nadat het eerste stuk over haar onderzoek in de Volkskrant stond, promoveerde Boelema. Had de mediastorm pas later gewoed, dan was ze tijdens haar promotie waarschijnlijk scherper geweest, zegt ze. “Om een goed verhaal te kunnen houden, heb je een soort tunnelvisie nodig, extreme focus. Door de drukte van de interviews had ik niet de ruimte in mijn hoofd om me volledig op de promotie te kunnen richten.”

Toch had ze de persaandacht niet willen missen. Ze heeft er veel van geleerd, al was het maar dat journalisten meestal best redelijke mensen zijn. “Als wetenschapper word je vaak gewaarschuwd: pas op met journalisten, ze hebben geen oog voor nuance en verdraaien je verhaal. Dat heb ik helemaal niet zo ervaren. Je hebt een gemeenschappelijk doel: je wilt allebei een goed verhaal overbrengen.”

Advertentie