Utrechtse studente op Taksimplein

De Utrechtse studente Veerne Koops studeert in Istanboel. De rellen op het Taksimplein maakte ze van nabij mee en ze stuurde DUB een persoonlijk verslag.

Mijn neus begint te prikken zodra ik het Taksim plein bereik; het is de vleug traangas die nog in de lucht hangt na een nacht van confrontaties tussen demonstranten en politie. De chemische dampen zijn niet de enige restanten die op een veldslag duiden; hoewel opruimdiensten al druk in de weer zijn is het plein nog een ravage. De hekken waarmee barricades waren opgeworpen liggen omver gewalst in stukken verspreid. Grote plassen water als stille getuigen van de waterkanonnen die zijn ingezet tegen de demonstranten, verdampen in de waterige middagzon. De lucht trekt dicht en doet regen vermoeden. De sfeer is mat. In grote kluwen langs de randen van het plein rusten de politiemannen – jongens zijn vele eigenlijk nog – uit van de nacht. Hun helmen en schilden naast zich neer gelegd, hangen ze onderuitgezakt tegen elkaar aan, checken ze gemiste oproepen op hun telefoon, eten ze een broodje en staren ze naar het plein. Soms heb ik oogcontact met een van hen.

Wat onder commando één zo’n onvermurwbare machine is, blijkt te bestaan uit allemaal mensen. Ik denk aan de verhalen die te ronde gaan over een reeks zelfmoorden die plaatsvindt onder de politie. Een paar van deze jongens is doodongelukkig geweest vannacht; een paar zullen de nacht van hun leven hebben gehad; een paar hebben gewoon hun werk gedaan.

Veel demonstranten hebben zich teruggetrokken in het Gezipark dat aan het Taksim plein ligt. Waar je de vorige dagen nog over de koppen kon lopen en een opgetogen sfeer hing, domineert nu een timide stemming. Een hoeveelheid aan verlaten dekens, slaapzakken en luchtbedden lijkt het succes van de nachtelijke politie actie te bewijzen; veel mensen zijn weg. Echter, naar mate ik langer in het park blijf wordt duidelijk dat er slechts sprake is van stilte voor de storm. Het is nog niet de rust van verslagenheid, maar de rust die zal leiden tot nieuwe energie voor een volgende confrontatie vanavond. Ik krijg een helm en een gasmaskertje in mijn handen gedrukt bij het distributiepunt waar naast dit soort onmisbare middelen ook voedsel pakketten worden uitgedeeld.

Als de avond valt worden de groepen demonstranten groter, hun leuzen klinken daadkrachtiger en hun vlaggen wapperen weer. De massa demonstranten, strategisch opgesteld aan de achterzijde van het Gezipark, zwelt gestaag evenals mijn hartslag: er gaat weer wat gebeuren. De motoren van de politiewagens ronken en de meeste politiemannen staan weer volledig in hun uitrusting en daarmee verenigd als één anonieme machine, klaar voor de start als ik weer terugkom op  het Taksimplein. “Binnen 24 uur moest het gedaan zijn met de demonstraties”, had premier Recep Tayyip Erdoğan een dag eerder gezegd. Niets van al deze dreigende signalen liep echter uit op de chaos van de vorige nacht. De nacht van 12 op 13 juni werd begeleidt door pianomuziek in plaats van traangas. Een grote zwarte vleugel hield de politie op afstand. Sommigen onder hen zullen doodongelukkig zijn geweest; een paar zullen de nacht van hun leven hebben gehad en een paar hebben gewoon hun werk gedaan.

Advertentie