‘Een korter academisch jaar, graag.’

'De lengte van het academisch jaar is de hardste kokosnoot uit de hoogste boom'

In mei vorig jaar heeft de Commissie Werkdruk Geesteswetenschappen een rapport uitgebracht in opdracht van het faculteitsbestuur en de faculteitsraad. Daarin staan 75 aanbevelingen waarmee de taakstelling van medewerkers tot menselijke proporties teruggebracht kan worden en de uitvoerbaarheid van die taken tot de reële mogelijkheden zou kunnen gaan behoren. Het bestuur van de faculteit Geesteswetenschappen is in dit academisch jaar begonnen die aanbevelingen in de praktijk te brengen, tegen de klippen van de bezuinigingen op en nauwgezet op de vingers gekeken door de faculteitsraad.

Nummer 35 van de 75 aanbevelingen, ondergebracht in de rubriek over onderzoek, luidt: ‘Ga na of we de academische agenda zó kunnen veranderen dat we een langere cursusvrije periode hebben in de zomer’. Over dit punt meldde het bestuur enkele maanden geleden: ‘Dit is onhaalbaar. Het is een UU-beslissing, Geesteswetenschappen kan dat niet zelf, en de UU wil niet.’ Het blijft hiermee enigszins vaag of het bestuur van Geesteswetenschappen het academisch jaar zou willen aanpassen, al suggereert de formulering niet per se het tegendeel. De opmerking dat de UU de lengte van het academisch jaar niet wil veranderen moeten we waarschijnlijk lezen als: ‘Het College van Bestuur wil het niet’. Maar daarmee is niet gezegd dat de medewerkers en studenten tevreden zijn met de huidige indeling. En we weten uiteraard ook niet hoe er bij de andere universiteiten over gedacht wordt.

‘Alleen al de versnippering van de aandacht zit het onderzoek in de weg’

Alle Nederlandse universiteiten begonnen in 2017-2018 het academisch jaar op de eerste maandag van september. Ze beëindigen het jaar in de laatste week van juni of de eerste van juli. Met twee weken kerstreces beloopt het academisch jaar dus overal in Nederland in principe veertig weken. De manier waarop die veertig weken worden ingevuld zal per universiteit, per faculteit en zelfs per opleiding verschillend zijn.

Bij Geesteswetenschappen in Utrecht wordt in zeven van de tien weken van elk van de vier onderwijsblokken onderwijs gegeven. Dat betekent niet dat in de drie overige weken baanbrekend onderzoek gedaan kan worden. Want in die overige weken wordt de aandacht opgeëist door het nakijken van tentamens, feedback op de werkstukken en het voorbereiden van het onderwijs van het aankomende blok. Alleen al de versnippering van de aandacht zit het onderzoek in de weg, juist omdat dat langere perioden van ongestoorde concentratie vergt. Sommige docenten hebben in sommige jaren een onderwijsvrij blok. Maar zelfs daarin consumeren individuele opdrachten, de naweeën van het voorbije onderwijs en de voorbereidingen van aanstaande cursussen, zoveel tijd en aandacht dat de productie van academische artikelen die de wereld kunnen verbazen nogal hoog gegrepen blijkt.

‘We doen allemaal onderzoek in onze eigen tijd’

Maar zelfs wie haast bovenmenselijk flexibel is en in losse uren complexe gedachten kan uitwerken komt tijd te kort. De Commissie Werkdruk heeft in de voorbereiding van het rapport een grote hoeveelheid documentatie verzameld waaruit steeds opnieuw bleek dat de onderwijsambities van de universiteit onhaalbaar zijn en ten koste gaan van het onderzoek. Een collega leverde de resultaten van twee jaar tijdschrijven. Hij constateerde daaruit dat het onderwijs en de bijbehorende coördinatie- en bestuurstaken hem gemiddeld 75 procent meer tijd kosten dan er voor begroot wordt. Dit kwam vooral op het conto van nieuw op te zetten cursussen (overschrijdingen van 100 procent of zelfs meer), maar ook bestaande, herhaalde cursussen bleken niet binnen de nominale uren gegeven te kunnen worden (~30 procent overschrijding).

Ook degenen die niet tijdschrijven herkennen deze situatie. We doen allemaal onderzoek in de eigen tijd, ’s avonds, in de weekeinden, en in plaats van op vakantie te gaan. In een overleg met de personeelsgeleding van de faculteitsraad van januari 2016 erkende de decaan deze situatie, in letterlijke bewoordingen die tot twee keer toe genotuleerd zijn, maar waaraan hij liever niet herinnerd wordt.

‘Buitenlandse universiteiten kennen veel langere onderwijsvrije periodes’

Dat het universitair onderzoek zozeer aan de welwillendheid van de huisgenoten in privésfeer is overgeleverd is moeilijk verdedigbaar. Het is immers een van de fundamenten van de universiteit, en academisch onderwijs zonder goed onderzoek is ondenkbaar. Dat onderzoek doen lastig is voor degenen die een gezin hebben, mantelzorger zijn of gewoon een beetje gezond hun pensioen willen halen, strookt ook niet met de diversiteit die de universiteit zegt na te streven. Er is dus alle reden om de praktische mogelijkheid om onderzoek te doen te verruimen en daarin de lengte van het academisch jaar te betrekken, zonder koudwatervrees, zonder de dooddoener dat het nu eenmaal is zoals het is.

Veel universiteiten in het buitenland kennen veel langere onderwijsvrije periodes dan de Nederlandse. Een bijvoorbeeld is Harvard, waar het academisch jaar in 2017-2018 van 30 augustus tot 25 mei geagendeerd is, met een kerstreces van een maand. Daar wordt dus 35 weken onderwijs gegeven, met twee lange onderwijsvrije periodes. Ook bij New York University, Rutgers University en de UCLA beloopt de Academic Calendar ongeveer 35 weken. Bij de Freie Universität Berlin en de Goethe Universtät Frankfurt am Main loopt de Terminkalender van 18 april tot 21 juli en van 16 oktober tot 17 februari, met een week kerstreces. Daar wordt het onderwijs dus in slechts 31 weken gegeven.

‘Door het academisch jaar in te korten kunnen we tijd vrij maken’

Om de bewering dat de Nederlandse universiteiten het langste academisch jaar ter wereld hebben met recht te kunnen uitspreken zou ik meer onderzoek moeten dan verantwoord is. Maar alleen al bovenstaande gegevens rechtvaardigen de gedachte dat we ons niet voetstoots moeten neerleggen bij de situatie. Zijn de Nederlandse studenten zoveel minder zelfstandig dan de Duitse of Amerikaanse, kunnen ze net als hun jongere broertjes en zusjes in het voortgezet onderwijs hooguit een paar weken de nabijheid van de docenten missen? Leren die Duitse studenten in dertig weken evenveel als de Nederlandse in veertig doordat ze harder en geconcentreerder studeren? Of krijgen ze gewoon minder onderwijs?

Hoe het ook zij, de praktijk heeft geleerd dat het docenten niet lukt hun onderzoekstijd te bewaken als die verspreid door het lange academische jaar heen moet worden verdedigd tegen de eisen die het onderwijs stelt. Of anders gezegd: wij kunnen niet zoveel onderwijs geven als nu gesuggereerd wordt zonder in te leveren op onderzoekscapaciteit. Door het academisch jaar in te korten kunnen we de onderwijsinspanning makkelijker inperken tot het ambitieniveau dat de universiteit kan waarmaken, en tijd vrijmaken voor het onderzoek dat het academisch onderwijs niet kan ontberen.

Morrelen aan de lengte van het academisch jaar gaat niet om laaghangend fruit. In tegendeel, het is de hardste kokosnoot uit de hoogste boom. Het idee moeten niet alleen voorbij het College van Bestuur, het moet inbreken in de gremia van de VSNU, en het zal vast wel politiek blijken te zijn. Maar als het buitenland ons voorbeeld is, en dat is het vaak, dan zou dat ook op dit punt zo moeten kunnen zijn.

Dus laten we voorstellen: vier keer negen weken onderwijs.

DUB maakte een rondgang om te vragen hoe studenten, docenten en bestuurders denken over het voorstel van Annemieke Hoogenboom. Lees hier de reacties.

Advertentie