‘Medezeggenschap moet sneller, deskundiger en aantrekkelijker’

Studentpartijen zijn deze week in het Educatorium op zoek naar stemmers

De Utrechtse medezeggenschappers willen studenten en medewerkers via sociale media, inloopbijeenkomsten en expertpanels meer gaan betrekken bij de universitaire inspraak. Dat is een van de uitkomsten van een pilotproject rondom vernieuwing van de medezeggenschap. 

De medezeggenschap heeft het niet gemakkelijk. De betrokkenheid van studenten en medewerkers neemt af, net zoals de invloed op het universitaire beleid. Het moet anders, maar hoe? In deze verkiezingsweek sprak DUB met universiteitsraadsvoorzitter Fred Toppen.

Een gekooid vogeltje. Zo hoorde Fred Toppen de universitaire medezeggenschap onlangs nog bestempeld worden. “Niet iets dat werkelijk gewicht in de schaal legt. Zonde ook van de tijd en energie.”

Hoewel dat armetierige imago volgens de universiteitsraadsvoorzitter niet geheel de werkelijkheid weerspiegelt, moet hij toegeven dat aanpassingen van de medezeggenschap geen overbodige luxe zijn. De vraag is immers in hoeverre raadsleden nog een achterban representeren. Bovendien kunnen er kanttekeningen worden geplaatst bij de huidige structuur van de universitaire medezeggenschap.

Vorig jaar diende Toppen een subsidieaanvraag in bij het kennisfonds Sofokles voor een onderzoek naar vernieuwende vormen van medezeggenschap. Dat fonds had geld te verdelen omdat vakbonden en werkgevers in het vorige cao-overleg van 2010 ook tot de conclusie waren gekomen dat de universitaire inspraak wel een opknapbeurt kon gebruiken.

De afgelopen maanden hebben Utrechtse medezeggenschappers gediscussieerd (pdf/powerpoint) over de vraag welke vernieuwingen wenselijk zijn. Vorige week presenteerden werkgroepen de voorlopige bevindingen.

De medezeggenschappers denken in de eerste plaats aan de introductie van nieuwe manieren om studenten en medewerkers bij inspraak te betrekken, zo vertelt Toppen. De ervaring is dat personen die niet geïnteresseerd zijn in het lidmaatschap van een faculteits- of universiteitsraad, vaak wel willen meepraten over zaken waar ze iets vanaf weten of waar ze een mening over hebben.

Toppen: “Door de organisatie van inloopbijeenkomsten en door de inzet van sociale media, hopen we die mensen te bereiken. Daarnaast willen we experts van binnen de universiteit graag ad hoc inschakelen. Je zou daarbij kunnen denken aan een rondetafelbijeenkomst, waarbij een bepaald thema centraal staat: het minimum aantal contacturen voor studenten bijvoorbeeld. Maar we zouden ook met deskundigen van gedachten willen wisselen over de vraag hoe je adequaat een financieel jaarverslag of begroting beoordeelt.”

De medezeggenschappers hopen door deze nieuwe participatievormen niet alleen de betrokkenheid van studenten en medewerkers te vergroten, maar vooral ook de deskundigheid en geloofwaardigheid van de medezeggenschap. Toppen: “De ervaring wijst uit dat het voor de leden van de raden vaak lastig is om zich tijdig een gegrond oordeel te vormen over de besluiten die bestuurders nemen. Het tempo waarin veranderingen binnen de universiteit elkaar opvolgen, lijkt bovendien alleen maar toe te nemen.”

Om dezelfde redenen is het van belang dat de medezeggenschap zich beter op de hoogte stelt van overleg dat elders in de universiteit plaatsvindt, meent Toppen. “Zo was er tot voor kort weinig overleg met de vakbonden over de thema´s die zij met de universiteit bepraten. Dan loop je als medezeggenschap het risico niet of te laat te worden geïnformeerd. Onlangs heb ik zelf het initiatief genomen om vaker bij elkaar te gaan zitten. We merken daarnaast dat het frequenter overleggen tussen de voorzitters van faculteitsraden en universiteitsraad zijn vruchten begint af te werpen.”

Een belangrijke belemmering voor actieve medezeggenschappers blijkt keer op keer de grote werkdruk die zij ondervinden. Veel personeelsleden vinden bovendien dat zij niet voldoende uren krijgen toebedeeld voor hun medezeggenschapstaken en dat leidinggevenden weinig steun bieden.

“De waardering die een medewerker krijgt van zijn leidinggevende voor het verrichten van medezeggenschapstaken verschilt enorm”, weet Toppen. “Het zou mij een lief ding zijn wanneer leidinggevenden hun medewerkers tijdens beoordelingsgesprekken ook moeten gaan vragen naar wat zij hebben gedaan voor de organisatie. Dan geven we met zijn allen een signaal af dat we medezeggenschap ook echt belangrijk vinden.”

De werkgroepen presenteerden vorige week ook een aantal quick wins om de bekendheid van de medezeggenschap te vergroten. Zo moeten alle faculteits- en dienstraden hun agenda´s en vergaderstukken gaan onderbrengen op een gezamenlijke teamsite. Ook hangen er vanaf komend academisch jaar in alle universiteitsgebouwen posters met foto’s van de leden van de universiteitsraad en de ‘lokale’ faculteitsraad of dienstraad.

Toppen en zijn collega-medezeggenschappers zijn voorzichtig met voorstellen voor vergaande ingrepen in de huidige structuur van de universitaire medezeggenschap. Eén werkgroep stelde voor te onderzoeken in hoeverre het noodzakelijk is om op elk bestuurlijk niveau een medezeggenschapsorgaan te hebben. De meeste studenten en medewerkers voelen immers vooral verbondenheid met de opleiding of het onderdeel waartoe zij zelf behoren, en daar is formele medezeggenschap vaak afwezig.

“Je kunt je bijvoorbeeld ook afvragen of het zinvol is om zo veel overlegtafels te hebben als we nu hebben”, zegt Toppen. “Soms werkt dat grote aantal raden bovendien averechts en vindt er juist minder medezeggenschap plaats. Als de communicatie tussen die verschillende medezeggenschapslagen niet optimaal is, kan een belangrijk onderwerp er zomaar doorheen glippen omdat raden er onterecht vanuit gaan dat de inspraak op een ander niveau al heeft plaatsgevonden.”

Universiteitsraadsvoorzitter Toppen gaat erop toezien dat de werkgroepen de komende maanden de ideeën gaan uitwerken. Daarnaast moet de universitaire gemeenschap iets gaan merken van de veranderingen. “De belangrijkste opdracht is toch meer studenten en medewerkers te vinden die betrokken zijn bij de dingen die we doen en zich bij de medezeggenschap willen aansluiten.”

De bevindingen in Utrecht zullen samen met de resultaten van pilots in andere universiteitssteden dit najaar worden ingebracht in de besprekingen tussenvakbonden en universiteiten over vernieuwing van de medezeggenschap.

Advertentie