‘Op de ideale universiteit staat academische vorming centraal’
Stel, je bent bezorgd over hoe het er op de universiteit vandaag de dag aan toegaat. Stel, je krijgt de kans om geheel naar eigen inzicht een nieuw bestel in te richten. Hoe zou je dat aanpakken? Die bezorgdheid over de universiteit leeft breed. Ik deel haar, en zo kwam ik ertoe een gedachtenexperiment te ondernemen. Ik heb gedaan alsof de huidige universiteit eenvoudigweg niet bestaat, om vervolgens op het schoongeveegde speelveld een nieuwe universiteit te bedenken. Natuurlijk geen compleet nieuwe.
Er is wel degelijk het een en ander dat het waard is behouden te blijven. Maar dan toch wel een grotendeels nieuwe, waarvan ik hoop en zelfs verwacht dat menigeen, van student tot hoogleraar en van faculteitsraadslid tot minister, zich er beter in thuis zou voelen dan in de huidige. Ik heb geen blauwdruk ontworpen, zo gedetailleerd en dichtgetimmerd is mijn schets niet bedoeld. Maar ik heb ook weer geen luchtkasteel gebouwd — daarvoor is het ontwerp te veel gericht op de praktijk van alledag. Waar het vooral om gaat: het is hoog tijd om van de jarenlange stortvloed aan kritiek over te gaan op een positieve discussie. Een discussie over de vraag ‘hoe moet het dan wel?’. Vanuit bestuurdersperspectief hebben onze huidige en vorige rector voorzetten gegeven. Mijn boekje De ideale universiteit, dat vandaag verschijnt, biedt nu een omvattend, samenhangend pakket aan radicale hervormingen.
Voorrang voor het onderwijs
In mijn ideale universiteit is, allereerst, een eind gemaakt aan twee heel belangrijke zaken. De Nederlandse universiteiten zijn niet langer elkaars concurrenten — de ‘perverse prikkels’ zijn uit het financieringssysteem gehaald. En verder hef ik tal van ooit heel nuttige maar inmiddels vooral remmend werkende instellingen op, of krimp ze vérgaand in (onderzoeksorganisatie NWO is er één van, studiefinancier DUO een ander).
Daarmee ontstaat ruimte voor veel positiefs. Ik noem: voorrang voor het onderwijs. Brede academische vorming voor elke tweedejaars student. Nauw samengaan van universiteit en hoger beroepsonderwijs, met name op het niveau van de vakgroep (de kleinste organisatorische eenheid, die binnen één universiteit de vakgenoten bij elkaar brengt). Beleidsvoorbereiding door de docenten binnen zo’n vakgroep. In omvang een beperkt, zich dienstbaar opstellend bestuur en beheer. Professionele autonomie voor docenten en onderzoekers, met als onmisbare tegenhanger het geregeld afleggen van verantwoording, waaronder geregelde, maximaal deskundige kwaliteitstoetsing. Ik licht enkele aspecten kort toe.
Academische vorming
Universiteiten zijn er allereerst om de aanstormende generatie te laten delen in de kennis die eerdere generaties hebben verworven. In mijn ideale universiteit wordt die kennis overgedragen door docenten die, zonder uitzondering, zelf ook oorspronkelijk onderzoek verrichten. Immers, het is juist de onderwijs / onderzoek combi, het door eigen onderzoek bevruchte onderwijs dat het universitair onderwijs zijn unieke kwaliteit geeft. Gedurende acht maanden per jaar heeft elke student recht op de volle aandacht van elke docent; de rest van het jaar verricht elke docent ongestoord onderzoek. Dat onderzoek wordt gedreven door de eigen aandrang van elke docent om deze of gene belangwekkende kwestie nader uit te zoeken, in overleg met de eigen vakgroep en verder afhankelijk van niets en niemand. Ook de onderwijsprogramma’s worden op het niveau van de vakgroep vastgesteld.
Elke student besteedt de tweede helft van het tweede jaar van de studie aan academische vorming. Die wordt alleen in het Nederlands gegeven, en bestaat uit twee onderdelen. In het eerste leert de student hoe je, op het niveau van een voldragen academicus, eigenlijk met teksten omgaat. Hoe lees je een tekst met de diepgang die vereist is om er echt in door te dringen en er voor langer dan een tentamenweek greep op te krijgen? Hoe kun je vervolgens het gelezene het best verwerken? Hoe kun je over het verwerkte toenemend zelfstandig na gaan denken en er zinnige kritiek op uitoefenen? Hoe kun je met het door jou bedachte aan het redeneren slaan? En hoe ga je het beredeneerde opschrijven?
Promotie is bekroning van de studie
Naast dit alles leert de student, ten tweede, met enige systematiek na te denken over wat wetenschap en de beoefening daarvan eigenlijk inhouden. Wat is, in heel grote lijnen, wetenschap? Hoe gaan haar beoefenaren te werk, en waarom? Wat valt wél onder academische integriteit, en wat niet? Hoe werkt wetenschap uit op de samenleving, en wat staat ons ten dienste om die uitwerking met voldoende kritische zin tegemoet te treden? De academische vorming wordt verzorgd vanuit de faculteit Geesteswetenschappen, die in niet geringe mate daarin haar taak en haar bestaansrecht vindt. En het is deze academische vorming die het kloppend hart vormt van wat universiteiten daadwerkelijk tot universiteiten maakt en tot inspirerende krachtcentrales van maatschappelijk debat op basis van feiten en zakelijke argumenten.
De promotie is vooral de bekroning van de studie. Ze sluit een driejarig traject af, waarin de masterscriptie tot proefschrift is uitgebouwd. Daarna gaat de jonge doctor de arbeidsmarkt op, die eventueel ook de universitaire arbeidsmarkt kan zijn, meteen al of later of helemaal niet.
Postdocs zijn er niet meer. Een volstrekt onafhankelijke Raad van Beroep op het topniveau van de universiteit beschermt promovendi effectief tegen eventuele pogingen hen als knechtjes aan het werk te zetten.
Universiteit is waardengemeenschap
Geregelde kwaliteits- (dus niet kwantiteits-) beoordeling wordt uitgevoerd door de per docent of per vakgroep meest deskundigen van buiten. Ze vindt zoveel mogelijk plaats met behulp van gegevens die er al liggen, bijvoorbeeld de referee-rapporten van díe drie publicaties die de docent zelf als haar beste beschouwt. Het onderzoek van een docent of vakgroep wordt beoordeeld door collega’s op het eigen vakgebied, het onderwijs door recent afgestudeerde studenten. Verder kan een docent slechts voor een beperkt aantal jaren (bijvoorbeeld tien) in tijdelijke dienst verkeren; op zijn laatst dan wordt het hetzij vaste dienst, hetzij het eind van de academische loopbaan.
In mijn ideale universiteit is niet elke docent of promovendus de concurrent van elke andere. Nee, zo’n universiteit fungeert als een waardengemeenschap, die zich gezamenlijk in dienst stelt van een breed gedeeld, hoog idee van wetenschap. Een sfeer van wederzijds vertrouwen, niet van in formulieren verpakt wantrouwen-bij-voorbaat, voert in zo’n waardengemeenschap de boventoon. Die sfeer van vertrouwen vormt, naast de academische vorming, datgene waar het in mijn ontwerp bovenal om draait.
Doortimmerd toekomstperspectief
Hoe, zo hoor ik de lezer al sceptisch vragen, had ik gedacht dit alles te financieren? Ook aan die vraag heb ik een hoofdstuk gewijd, evenals aan personeelsbeleid, aan de taken van wat ik het Daadwerkelijk Ondersteunend Personeel noem, en aan samenstelling, inrichting en taken van het bestuur op vakgroep-, faculteits- en topniveau. En ook kwesties als interdisciplinaire samenwerking en de maatschappelijke effecten van onderwijs en onderzoek komen er aan de orde.
Tot slot. Ziet jouw ideale universiteit er geheel of gedeeltelijk anders uit dan de mijne? Prachtig! Want mijn hervormingspakket is nu ook weer niet het enig mogelijke. Als mijn ontwerp een werkbaar alternatief biedt, en dat hoop ik in De ideale universiteit te hebben laten zien, dan kunnen dezelfde doelen met wezenlijk dezelfde middelen vast ook op diverse andere manieren worden gerealiseerd. Hoofdzaak is, nu te weten dát het kan. We hoeven het niet bij kritiek alleen te laten; er is nu een ietwat doortimmerd toekomstperspectief. Aan de aanstormende generatie om ermee aan de slag te gaan!