‘Promoveren leek een logische stap, maar…’
De cijfers zijn afkomstig uit de Landelijke Monitor Vrouwelijke Hoogleraren. Volgens dit jaarlijkse onderzoek wordt de daling veroorzaakt doordat nieuwe promovendi vaker man zijn. Het totaal aantal promovendi neemt bij alle universiteiten toe in 2017, maar slechts een klein deel van die toename gaat naar vrouwen, blijkt uit de monitor. Van de 129 promovendi die er in 2017 bijkwamen, waren er 29 vrouw.
Ook uit eigen cijfers van de Universiteit Utrecht blijkt het aantal vrouwelijke promovendi af te nemen. Als je het totaal aantal promovendi in 2018 vergelijkt met het totaal in 2013, is het aantal mannelijke promovendi met 55 gegroeid en het totaal aantal vrouwelijke promovendi met zes personen gedaald.
Die verandering hoeft niet alleen toegeschreven te worden aan een verschil in instroom van PhD's, maar kan ook verklaard worden doordat in de tussenliggende jaren meer vrouwen hun proefschrift afrondden of stopten met hun onderzoek, zegt Janneke Plantenga, voorzitter van de Taskforce Diversiteit van de UU.
Artikel gaat verder onder de fotoOndanks de daling was, volgens de monitor, in 2017 ongeveer de helft van de promovendi aan de UU vrouw (zie tabel onderaan artikel). Desondanks vindt Plantenga de terugloop van vrouwelijke promovendi zorgwekkend. “Het aandeel vrouwen onder masterafgestudeerden is in Utrecht ongeveer 65 procent, dus dan is het niet goed als het bij promovendi minder dan 50 procent is.”
Ook Anne de Vries, voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN), is ontevreden met de huidige man-vrouwverdeling onder Utrechtse promovendi. “Vrouwen vallen vaker af bij het beklimmen van de wetenschappelijke ladder. Als die daling al inzet bij de stap van master naar promotie, dan heeft dat uiteindelijk ook invloed op het aandeel vrouwelijke hoogleraren.”
Kijkend naar de ambitie van universiteiten om het aantal vrouwelijke hoogleraren te laten groeien zou het, volgens Lidwien Poorthuis van het Landelijke Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren, logischer zijn als er momenteel meer vrouwelijke promovendi zouden zijn dan mannelijke. “Uiteindelijk wil je natuurlijk naar een verdeling die vergelijkbaar is met de verdeling onder studenten. Maar we zijn nu bezig met een inhaalslag aan de top. De man-vrouwverhouding mag daarom scheef liggen ten gunste van vrouwen om de pijplijn gevuld te houden.” Plantenga beaamt: “Promovendi zijn inderdaad de aanwas voor ons wetenschappelijke personeel. De daling van het aandeel vrouwelijke promovendi moet zich dan ook niet te lang doorzetten.”
Hoe wordt de daling van vrouwelijke promovendi verklaard?
Harde bewijzen voor de daling zijn er niet. Het Landelijke Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren verklaart de trend met name door de toename van het aantal promovendi in het wetenschapsgebied Techniek. Hier kwamen voornamelijk mannelijke promovendi bij. Janneke Plantenga ziet ook wel brood in die verklaring. De cijfers van de UU lijken dat te onderschrijven. Het aantal mannelijke promovendi aan de UU groeide tussen 2013 en 2018 met 55. Bij de faculteit Bètawetenschappen startten 28 mannen tegenover zestien vrouwen. Daarmee verandert de man-vrouwverhouding binnen de faculteit niet. Doordat de faculteit groeit in omvang, heeft dat echter wel invloed op de verdeling binnen de hele UU.
Toch denkt Plantenga niet dat de voornamelijk mannelijke aanwas van promovendi bij de bèta’s alles verklaart. Bij sommige faculteiten is er tenslotte daadwerkelijk sprake van een daling van het aantal vrouwen. Zo nam bij de faculteit Sociale Wetenschappen het aantal vrouwelijke promovendi de afgelopen vijf jaar met 18,7 fte af, terwijl het aantal mannelijke promovendi in diezelfde periode met 4,4 fte toenam. En bij Geowetenschappen waren er in 2018 elf vrouwelijke promovendi minder dan vijf jaar eerder, terwijl er juist achttien mannen meer waren. Plantenga: “Ik zou wel willen weten wat daar speelt.”
Het is een vraag waar Muriel, Lonneke Roelofs (23), Jana Cox (24) en Loes van het netwerk Young Women of Geoscience (YWOG) ook graag een antwoord op zouden zien. Het viertal is verbaasd dat het percentage vrouwelijke promovendi in hun faculteit daalde van 50,9 procent in 2013 naar 38,7 procent in 2018. Volgens het viertal is er geen sprake van een vrouwonvriendelijke cultuur die de daling zou verklaren. Dat neemt niet weg dat ze wel ideeën hebben over wat het lagere aandeel vrouwen zou kunnen verklaren.
Zo zou de aantrekkende arbeidsmarkt die een paar jaar geleden inzette, meer effect op vrouwen gehad kunnen hebben. Masterstudent Lonneke: “Bijna alle vrouwelijke PhD’s die ik tijdens mijn studie leerde kennen, werken sinds hun promotie niet meer op een universiteit. Zij zijn de arbeidsmarkt opgegaan, terwijl mannen postdoc werden." Het netwerk acht het mogelijk dat dit met het karakter van vrouwen te maken heeft. Dat zij meer behoefte zouden hebben aan zekerheid dan mannen.
Het valt Janneke Plantenga van de Taskforce Diversiteit op dat de daling van het aandeel vrouwelijke promovendi inderdaad is ingezet, vanaf het moment dat de economie weer aantrok na de crisis. “Misschien zagen masterstudenten tijdens de crisis weinig banen buiten de universiteit en waren zij met een promotie vier jaar onder de pannen. Nu kunnen zij hun carrière ook weer buiten de wetenschap vormgeven. En doen zij dat misschien vaker omdat de universiteit aan het begin van je carrière niet altijd een aantrekkelijker werkgever is door bijvoorbeeld de tijdelijke contracten.” Het zou Plantenga echter verbazen als die economische ontwikkeling meer effect op vrouwen heeft dan op mannen. “Je zou dan verwachten dat het over de gehele linie lastiger is om promovendi te vinden.”
Vrouw met kinderwens vindt meer zekerheid op arbeidsmarkt
“Maar”, werpt promovendus Muriel tegen, “als ik bijvoorbeeld nadenk over kinderen krijgen als vrouwelijke wetenschapper, dan ben ik bezorgd hoe ik dat kan combineren met mijn wetenschappelijke carrière. Jana vult aan: “Binnen een bedrijf weet je hoe het gaat als je kinderen wil. Dat je na een zwangerschapsverlof kan terugkeren naar je baan en je minder kan gaan werken. Maar ik weet niet of er een vergelijkbaar systeem is binnen de universiteit.” Lonneke: “Ik heb daarnaast het gevoel dat er binnen onze faculteit ook weinig voorbeelden zijn van vrouwen die een wetenschappelijke carrière hebben en kinderen.”
“Tijdens mijn master kreeg ik voor het eerst college van een vrouwelijke hoogleraar die kinderen heeft”, vervolgt Lonneke. “Hoewel ik nog niet nadenk over kinderen, was dat toch een opluchting. Het was de eerste keer dat ik een vrouw zag die het pad bewandelde, dat ik misschien wilde bewandelen. Dat ik dus een rolmodel zag. Dat was een eye opener, omdat ik zag dat het toch mogelijk is om de toekomst wetenschapper en moeder te zijn. Ik wist niet dat ik die geruststelling nodig had, omdat ik vertrouwen in mijzelf had, maar toch viel er een last van mijn schouders. Ik had toch een beetje het gevoel dat je moet kiezen tussen de wetenschap en het moederschap. Dat beeld werd versterkt doordat ik dus zag dat vrouwen na hun promotie bij een bedrijf gingen werken en dan opeens kinderen kregen.”
Ook Anne de Vries van het Promovendi Netwerk Nederland krijgt signalen dat er binnen de wetenschap een cultuur heerst die niet gunstig is voor vrouwen met een kinderwens. “Ik hoor dat er binnen sommige disciplines wordt gezegd dat je niet langer over je proefschrift mag doen als je zwanger wordt. Of dat promovendi te horen krijgen dat ‘hun proefschrift nu wel nooit meer zal afkomen’ als ze vertellen dat ze zwanger zijn. Ik hoor dat collega’s je erop aankijken als je kinderen krijgt of parttime wil werken vanwege je gezin. En dat er soms zelfs wordt gezegd dat men verwacht dat je het krijgen van kinderen uitstelt tot na je promotie.”
“Dat terwijl promovendi meestal tussen de 25 en 35 jaar zijn en dat precies de tijd is waarin vrouwen vaak kinderen krijgen”, vervolgt De Vries. Aan de UU was in 2017 bijna 90 procent van de promovendi tussen de 25 en 35 jaar oud. De gemiddelde leeftijd waarop Nederlandse vrouwen hun eerste kind krijgen is 29,8 jaar.
Artikel gaat verder onder de grafiekDaarom heeft De Vries gelobbyd om in de cao te krijgen dat ouderschapsverlof niet ten koste gaat van onderzoekstijd van PhD’s. Sinds juli 2018 is dat voor alle PhD’s, behalve die van universitaire ziekenhuizen, geregeld. “Tot die tijd kreeg PNN geregeld klachten van vrouwelijke promovendi over het ontbreken van ouderschapsverlof. Toen een universitair medewerker hoorde dat ik mij daarvoor had ingezet, kreeg ik de vraag waarom dat nodig was. ‘Want promoveren duurt maar een paar jaar, dus dan houd je toch je benen bij elkaar.’ Ik vond het een schokkende opmerking, maar dat zegt wel iets over het sentiment. Dat de wetenschap vrouwen kan afschrikken als ze meer willen in het leven dan alleen promoveren.” Promovendus Loes: “Ik heb het gevoel dat zwanger worden tijdens je promotie, hetzelfde stigma heeft als tienerzwangerschappen.”
Ook promovendus en Universiteitsraadslid Nico Naus hoort weleens dergelijke geruchten. “Een verhaal wat ik vaak hoor is dat er nog steeds hoogleraren zijn die liever mannelijke promovendi aannemen, aangezien een mogelijke zwangerschap het onderzoek ernstig zou kunnen vertragen.” Anne de Vries: “Voor vrouwen is die opvatting een extra horde die ze moeten nemen om aangenomen te worden voor een promotie. Ze worden afgerekend op het hebben van een kinderwens, omdat er vanuit wordt gegaan dat ze daardoor vertraging zullen oplopen en dus een minder interessante optie zijn dan mannen. Zo wordt er niet gekeken naar mannen met een kinderwens.”
Hoewel Janneke Plantenga van de Taskforce Diversiteit signaleert dat veel vrouwen pas kinderen krijgen na hun promotie, weet ze niet of dit aan de cultuur rondom het promotietraject ligt.
‘Promoveren leek logische na twee cum laude afgeronde masters’
Voor Annemarie (38) was het beeld dat ze naast haar promotie maar beperkt de ruimte zou hebben voor het leven naast haar werk, een reden om vijf jaar geleden niet aan een promotietraject te beginnen. “Promoveren leek een logische stap na twee cum laude afgeronde masters en gepubliceerde scripties. Maar ik twijfelde of het mogelijk zou zijn om mijn werk voldoende van de rest van mijn leven te scheiden. Een proefschrift is in je hoofd nooit af, zoemt altijd door en knaagt geregeld aan je. Ik wilde niet geleefd worden door mijn onderzoek. Daarvoor vond ik andere aspecten in mijn leven veel te belangrijk. Ik had ook ambities als moeder, echtgenoot en vriendin. Daarnaast wilde ik ruimte voor sport, muziek, een sociaal leven en ontspanning. Kortom, ik wilde een baan met een balans tussen werk en privé. Ik wilde geen gestrest mens zijn.”
Jana, Loes, Lonneke en Muriel, reageren met herkenning. Jana: “Als we het in de samenleving hebben over wetenschappers, dan hebben we het vaak nog over mannen. Dat geeft je het gevoel dat je als vrouw heel hard moet werken en veel geluk moet hebben, om als ook carrière in de wetenschap te kunnen maken. Alles wat fout kan gaan flitst constant door je hoofd, dus daardoor ontstaat ook het gevoel dat je andere dingen uit je leven moet opofferen. En kun je je werk maar moeilijk loslaten.”
Lidwien Poorthuis van het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren is niet verbaasd. “Dit soort verhalen hoor je echt heel veel”, reageert ze. “De werkdruk, stress en burn-outs onder promovendi werken afschrikwekkend. Dat geldt niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mannen. Ook voor hen is de wetenschap een competitieve wereld.”
'Onderzoek naar daling nodig'
De Vries van PNN vindt dat de UU en andere universiteiten zouden moeten onderzoeken waarom het aandeel vrouwelijke promovendi daalt. “Nu heeft men bijvoorbeeld het idee dat promovendi geen kinderen willen tijdens hun promotie, maar misschien laat de cultuur het hen niet toe om die stap te zetten. Als je vaak genoeg hoort dat de twee niet te combineren zijn, kan het zijn dat je daardoor niet meer zwanger durft te worden, stopt na je zwangerschap of dat vrouwen bij voorbaat al denken: ik zoek mijn heil buiten de wetenschap.”
Ook anderen pleiten voor nader onderzoek. Het netwerk Young Women in Geoscience zou graag zien dat er wordt gekeken of er een relatie is tussen het geslacht van de promotor en van de promovendus. Nemen vrouwelijke hoogleraren vaker vrouwelijke promovendi aan en andersom? Daarnaast zijn ze, op basis van hun eigen ervaring, benieuwd hoe vrouwelijke promovendi aan hun promotieplek komen. Zijn ze uitgenodigd om te solliciteren of hebben ze zelf gereageerd op een vacature? Hun verwachting is dat vrouwen vaker bescheiden zijn als het op solliciteren aankomt en dus eerder zullen promoveren als ze actief benaderd worden voor een functie.
In een landelijk onderzoek naar de daling van het aandeel promovendi ziet minister Ingrid van Engelshoven pas iets als de daling zich doorzet. Janneke Plantenga van de Taskforce deelt de zorg maar ook de aarzeling van de minister: "We moeten eerst eens goed uitzoeken waar die daling vandaan komt. Uiteraard zullen we als Taskforce de komende tijd de aantallen promovendi nauwkeurig in de gaten houden.”
In onderstaande tabel staat per universiteit aangegeven wat het percentage vrouwelijke promovendi is. De cijfers zijn afkomstig uit de Landelijke Monitor Vrouwelijke Hoogleraren. De universiteiten zijn gecategoriseerd van grootste groeier ten opzichte van 2011 (in procentpunten) naar grootste daler. Alleen bij de Universiteit van Amsterdam is de daling groter dan bij de UU. Daar daalde het aandeel vrouwelijke promovendi met 8,1 procentpunt.
Aan de UU was 46,8 procent van de promovendi vrouw. Het aandeel vrouwelijke promovendi was alleen lager bij de Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven en Universiteit Twente.
2011 | 2014 | 2017 | |
Open Universiteit | 51,6 | 45 | 60,3 |
Erasmus Universiteit Rotterdam | 43,9 | 50,6 | 51,3 |
Universiteit Maastricht | 52,1 | 53,3 | 57,4 |
Universiteit van Tilburg | 54,2 | 52 | 55,5 |
Technische Universiteit Eindhoven | 26,6 | 27,3 | 27,3 |
Universiteit Leiden | 45,9 | 45,8 | 46,3 |
Universiteit Twente | 32,8 | 32 | 32,2 |
Radboud Universiteit Nijmegen | 51,7 | 50,7 | 51 |
Technische Universiteit Delft | 28 | 29,3 | 26,8 |
Rijksuniversiteit Groningen | 48,6 | 45,7 | 46,7 |
Wageningen Universiteit | 55,8 | 55,7 | 52,8 |
Vrije Universiteit Amsterdam | 53,1 | 48,3 | 49,8 |
Universiteit Utrecht | 52 | 48,4 | 46,8 |
Universiteit van Amsterdam | 56,5 | 49,1 | 48,4 |
De jaarlijkse analyses in de Landelijke Monitor Vrouwelijke Hoogleraren zijn gebaseerd op de VSNU WOPI-cijfers. De WOPI-bestanden (Wetenschappelijke Onderwijs Personeelsinformatie) bevatten gegevens van het personeel in dienst bij universiteiten. De cijfers die in dit artikel zijn gebruikt, zeggen dus iets over de daling danwel stijging van de promovendi in dienst. Andersoortige promovendi, zoals beurs- en buitenpromovendi, zijn niet meegenomen. De cijfers die de UU heeft aangeleverd betreffen ook cijfers van promovendi in dienst bij de universiteit.
Voor dit artikel is daarnaast opgevraagd bij de Universiteit Utrecht hoeveel mannelijke en vrouwelijke promovendi elke faculteit heeft en hoe die verdeling per faculteit is bij masterdiploma’s is. Niet al deze cijfers zijn voor publicatie van het artikel ontvangen.