‘Schijnwerpers op uitblinkende studenten zorgen voor stress bij andere studenten’
Een mooi project. Dat vinden we bij DUB van de Veelbelovende Vijftien waarin we studenten portretteren die bijzondere prestaties leveren in hun studie, in hun sport of op andere manieren. Ook de universiteit was onder de indruk. Vanaf deze maand is er in het Bestuursgebouw zelfs een expositie met foto's van deze studenten.
Maar een tweet van de Utrechtse hoogleraar Bestuurs- & Organisatiewetenschap Paul Boselie gaf ons kort voor de zomer plots het gevoel dat we helemaal verkeerd bezig waren.
Ik vind het oprecht schitterend en veelbelovend, maar vraag me tegelijkertijd af wat dit doet met al die andere studenten vanuit de optiek van prestatiedruk?
Exclusief en/versus inclusief talent?
— Paul Boselie (@paulboselie) July 7, 2018
Je zou dus geen uitblinkende studenten in de schijnwerpers mogen zetten omdat dat tot stress leidt bij andere studenten? Moeten dan bijvoorbeeld ook de jaarlijkse UU-studentenprijzen de prullebak in? Dit soort initiatieven zijn toch juist bedoeld om andere studenten te stimuleren of te motiveren?
“Dan sla je de plank helemaal mis”, vindt Boselie. “Je creëert al snel een beeld van studenten die alles lijken te kunnen. Moeten anderen zich dan daaraan spiegelen? Welk signaal geef je dan af in dit tijdsgewricht? Everything has to be perfect. Je moet hoge cijfers halen, je cv moet gevuld, je moet exotische dingen doen en zeker niet je eigen falen en kwetsbaarheid etaleren. Dat is voor de meeste studenten absoluut onmogelijk en die beeldvorming leidt slechts tot frustratie en erger.”
Het voelde alsof de collegevoorzitter zei: ‘Zie je wel dat jezelf ontwikkelen niet ten koste hoeft te gaan van je studie’.
Ben ik niet goed genoeg?, vroeg masterstudent en voormalig U-raadslid Gwenny Jongebloed zich vorig collegejaar af toen zij de uitreiking van de UU-studentenprijzen bijwoonde. “In zijn speech somde collegevoorzitter Anton Pijpers op wat winnaar Roos Ykema allemaal deed. Daarna zei hij dat ze ook goede cijfers haalde voor de twee studies die ze deed: ‘Een goed voorbeeld dat nevenactiviteiten, studeren en ontplooien goed samengaan’. Het voelde alsof hij zei: ‘Zie je wel dat jezelf ontwikkelen niet ten koste hoeft te gaan van je studie’. Het was alsof ik een sukkel ben, omdat ik studievertraging heb doordat ik in het bestuur van de studievereniging heb gezeten. Maar dat is natuurlijk niet zo. De reden dat Roos die prijs kreeg, was juist omdat het zo knap is dat ze het allebei kan.”
“Natuurlijk mag je uitzonderlijke studenten in het zonnetje zetten”, vindt Gwenny. “Maar de universiteit moet realiseren dat er een hele dunne lijn zit, tussen motiveren en druk op studenten leggen. Die druk ervaar ik doordat de universiteit goede studieresultaten belangrijk maakt bij zo’n prijs. Goede cijfers zijn bijvoorbeeld een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de studentenprijs van de UU. Ik vind dat cijfers mogen meespelen als er gekozen moet worden tussen studenten, maar het mag geen drempel zijn om je aan te melden. Die nadruk op excellente cijfers zorgt ervoor dat ik het gevoel heb dat het niet goed genoeg is wat ik doe. Ik heb een bestuursjaar gedaan, ben medezeggenschapper geweest, werk naast mijn studie, heb commissiewerk gedaan en zit in de Taskforce Studentenwelzijn. Maar ik sta ‘maar’ een zeven gemiddeld.”
Het helpt als de UU bij de uitreiking van een prijs niet alleen aandacht heeft voor de resultaten, maar ook voor de weg er naartoe.
Hoofd Studentenzaken Marieke de Bakker nuanceert het beeld dat het bij prijswinnaars of studentenverhalen in universitaire media altijd gaat om studenten met hoge cijfers. “Om in aanmerking te komen, hoef je heus niet alles goed te kunnen.”
Maar volgens De Bakker is ook de UU er in de afgelopen jaren al bewuster van geworden dat het portretteren van exceptionele talenten een keerzijde kan hebben. Dat bleek bijvoorbeeld afgelopen zomer. Om geen scheef beeld van het studentenleven te geven, adviseerde de in april opgerichte Taskforce Studentenwelzijn de Utrechtse Introductie Tijd een disclaimer te plaatsen bij een interview met een student in het UIT-blad.
Het artikel met de kop ‘Een dag in het leven van een student’ gaat over Aardwetenschappenstudent Lex die zijn studie cum laude wil halen en daarnaast een honoursprogramma doet, wedstrijdroeier is bij Orca, bijles geeft aan scholieren en een vriendin heeft. 'Veel studenten zorgen net als Lex voor een zo volgepland mogelijk leven', aldus het artikel.
Gwenny: “Wij vonden het wel heftig om zijn verhaal te presenteren als het leven van een doorsnee student. Dan krijgen eerstejaars studenten het idee dat het normaal is dat je alles tegelijk kan.” Daarom werd aan het einde van het artikel toegevoegd: “Uiteraard is de drukke levensstijl van Lex niet de norm en verschilt het per student wat zij wel en niet aankunnen.”
Lees verder onder de foto
Samen met Gwenny bespreekt De Bakker in de Taskforce Studentenwelzijn bovendien mogelijkheden om in de communicatie met studenten niet alleen mooie voorbeelden te geven van opmerkelijk presterende studenten, maar ook van andere studenten. Daarnaast wordt gedacht aan concepten zoals Fuck Up-nights waar mensen hun fouten en falen delen.
Gwenny denkt dat "completere succesverhalen" de druk op studenten verlagen. “Het helpt als de universiteit bij de uitreiking van bijvoorbeeld een studentenprijs niet alleen aandacht heeft voor de resultaten, maar ook voor de weg er naartoe. Dus laat excellente studenten vertellen dat het soms moeilijk was, dat ze hebben moeten bikkelen of in de put hebben gezeten.”
Wij denken hier aan de universiteit allemaal dat we Einsteins of ceo’s moeten afleveren. En die moeten allemaal een 9 hebben.
De Bakker zou er echter ook geen voorstander van zijn dat de “slinger de andere kant opgaat” en er helemaal geen studenten meer naar voren mogen worden geschoven. “Het mooie van onze studentenprijzen en de Veelbelovende Vijftien van DUB, is nu juist dat we studenten laten zien die op verschillende manieren talentvol zijn. Het gaat om inspirerende verhalen over maatschappelijke betrokkenheid, ondernemerschap, creatief talent of bijdragen aan de universitaire gemeenschap. De universiteit is en blijft een prachtige plek waar jonge mensen zich op verschillende manier kunnen ontwikkelen en waar het belangrijk en interessant is om hun verhalen te vertellen.”
Volgens Boselie is er, ondanks de bewustwording en inspanningen binnen de UU, nog een lange weg te gaan. Met behulp van een model dat ontwikkeld is in Harvard, legt hij uit dat er binnen organisaties idealiter een balans is tussen drie factoren: effectiviteit, het individuele welzijn van medewerkers en de maatschappelijke impact. Volgens hem ligt de nadruk binnen de universiteit te zeer op effectiviteit, oftewel op de prestaties van studenten. “Wij denken hier aan de universiteit allemaal dat we Einsteins of ceo’s moeten afleveren. En die moeten allemaal een 9 hebben. Maar dat is niet altijd de beste indicator. Sterker nog: het kan op andere fronten schadelijk zijn.”
Gwenny vult aan: “Ik ben in de ogen van de UU geen excellente student, maar ik vind mijzelf al geen geschikt rolmodel voor andere studenten. Want ik zou niemand aanraden om zo veel te doen tijdens je studie, vanwege de onnodige stress die je jezelf kan bezorgen."
“Natuurlijk is het ook een maatschappelijk fenomeen dat er steeds meer van studenten wordt verwacht doordat ze niet meer tien jaar kunnen studeren en veel meer voor hun studie moeten betalen dan vroeger”, beaamt Gwenny. “Maar de UU hoeft daar geen schepje bovenop te doen. Laatst zag ik daar een mooi voorbeeld van in de nieuwsbrief van de career service. Daarin werd gevraagd: ‘Ben jij altijd druk en gestrest?’. Toen dacht ik: Yes, ze hebben eindelijk een training voor stress management. Maar toen stond er: ‘Download de JobTeaser mobiele app op iTunes of Google Play zodat je on the go kan solliciteren op vacatures en stages.’” Gwenny lacht: “Het zijn dat soort kleine dingen die de stress verhogen”.
Lees verder onder het kader
Op Facebook legden we onze lezers de vraag voor of zij zich laten opjagen door succesverhalen als onze Veelbelovende Vijftien. Hieronder enkele reacties:
"Persoonlijk doet zo'n artikel me echter niet veel, omdat je tegenwoordig zo veel succesverhalen om je heen hoort dat het opgaat in de stroom aan interessante dingen die medestudenten doen of hebben gedaan."
"Al met al lijkt het me niet erg om eens in het jaar een schouderklopje te geven aan de studenten die het meest uitblinken, als er maar wordt bijgehouden dat jezelf kapot werken (burn-out) niet de sleutel is tot geluk."
"Andere studenten moeten niet zo zielig doen."
"We moeten volgens mij juist leren dat sommige dingen in het leven niet zo leuk zijn (om te horen). Sommige mensen presteren nou eenmaal beter! En dat maakt je eigen leven niet minder leuk?!"
Mwah, ik vind dat jullie goed laten zien dat je op veel verschillende vlakken kunt uitblinken. Ik vond het in ieder geval leuk om te lezen
De bezwaren van Boselie gaan overigens verder dan alleen zijn zorgen over het mentale welzijn van studenten. Hij vreest voor een universiteit die een steeds groter onderscheid maakt tussen de ‘happy few’ en de ‘peripherals. “Met die rolmodellen zet je ook een soort standaard neer. Als je daar niet aan voldoet, hoor je hier niet thuis. Dat is een exclusieve aanpak. Ik zie meer in de inclusieve weg. Want waarmee levert deze universiteit haar grootste maatschappelijke bijdrage? Dat is met al die mensen die netjes met een 6 of een 7 afstuderen. Vooral die studenten zorgen ervoor dat het kennisniveau in Nederland zo hoog is. Naar mijn idee zijn we als universiteit sterker in de breedtesport dan in de topsport. Dat is vloeken in de kerk binnen een universiteit die tot de wereldtop wil behoren en graag studenten meer zou selecteren, maar zo is het nu eenmaal.”
Die lapzwanzerige zesjesstudent kan best een heel goede musicus zijn of topsporter.
Vanuit zijn onderzoek naar talentmanagement weet de hoogleraar bovendien dat voorspellingen doen over wie een succesvolle loopbaan zal hebben enorm moeilijk is. “Je zou voor de grap over twintig jaar eens moeten kijken wat er is geworden van die Veelbelovende Vijftien. Ik gun ze het allerbeste, en de kans dat het goed gaat is best groot, maar er is absoluut geen garantie dat dit de captains of industry en leiders van de toekomst zijn. De winnaar van vandaag kan de loser van morgen zijn.”
Boselie pleit daarom voor een breder oog voor menselijk kapitaal. Daarmee wil hij niet zeggen dat hij voor een herwaardering van de zesjescultuur is. “Soms kan een 6 een topprestatie zijn. Elk jaar heb ik wel een of twee studenten in de master die een hele route hebben afgelegd van de mavo, via de havo en het hbo naar een pre-mastertraject. Die studenten halen vaak niet de hoogste cijfers, maar het zijn wel doorzetters. Die studenten vertegenwoordigen misschien wel een veel grotere waarde voor de Nederlandse arbeidsmarkt.”
Boselie: “Mij gaat het erom dat niet het individu het talent is, maar dat elk individu talenten heeft die je moet aanspreken. Die lapzwanzerige zesjesstudent kan best een heel goede musicus zijn of topsporter. Sommige van mijn studenten bestieren in het weekeinde als vestigingsmanager een hele Albert Heijn of zijn commandant bij de vrijwillige brandweer. Ik vind dat fascinerend. Wat is nu talent? Dat is veel meer dan die student die de UU-studentenprijs wint.”
En daarbij hoort ook wat meer vertrouwen in de ontwikkeling van studenten, denkt Boselie. “Universiteiten geven studenten weinig ruimte meer om te experimenten en buiten de lijntjes te kleuren. Ze krijgen nauwelijks tijd om uit te vinden waar hun talenten en ambities liggen en zijn op hun 22ste al klaar met studeren.”
Ik geloof niet dat de UU zesjesstudenten niet waardeert.
Marieke de Bakker herkent het beeld dat Boselie schetst slechts gedeeltelijk. “Ik geloof zelf niet dat de universiteit zesjesstudenten die een lange weg hebben afgelegd, veel moeten werken of thuiszorgtaken hebben niet waardeert. Ik zie veel betrokken docenten, tutoren, studieadviseurs en studentendecanen die heel trots zijn als een student, soms na jaren ploeteren, een scriptie afrondt.”
Wel erkent ze dat de universiteit de afgelopen jaren veel nadruk heeft gelegd op het halen van vakken en tijdig afstuderen. Maar dat kwam ook omdat de overheid en de politiek dat van universiteiten eisten. “Daar zit overigens een positieve kant aan: als er een leenstelsel komt, moet je er als universiteit ook voor zorgen dat een student zijn of haar studie op tijd kan afronden.”
“Maar we moeten oog houden voor neveneffecten", vult De Bakker aan. "Als veel studenten bijvoorbeeld het gevoel hebben dat alleen cijfers ertoe doen, dan doen we iets niet goed en moeten we analyseren waar dat vandaan komt. Maar vooralsnog heb ik het gevoel dat we voldoende waardering uitspreken voor studenten die zich op andere manieren onderscheiden.
Gevraagd om een concreet voorbeeld hoe hij in zijn eigen opleiding álle studenten vertrouwen probeert te geven, noemt Paul Boselie het honours programma van B&O. “Dat is bij ons niet selectief. Wij vinden al onze studenten honourswaardig. Elke student kan zelf bepalen of hij of zij hier interesse in heeft.”
Zelf was hij een onopvallende middelbare scholier en een middelmatige student die pas op zijn 26ste afstudeerde. Voor zijn promotie was hij nog jarenlang zanger in een bruiloftenband. “Daarmee kun je dus ook hoogleraar worden. Maar of dat nu nog steeds zo zou kunnen, betwijfel ik. Het wordt in ieder geval steeds moeilijker.”
Paul Boselie is een van de hoofdsprekers tijdens een discussieavond over excellentie, studentverantwoordelijkheid en talentmanagement. De avond wordt georganiseerd door de universiteitsraad in het kader van ‘Medezeggenschap on Tour’.
Wanneer? 29 november
Hoe laat? 19.30 u.
Waar? Zaal 0.13, Janskerkhof 2/3
Meer info hier