‘Soort instemming van dieren voor deelname aan wetenschappelijk onderzoek’
Op 20 september verdedigde Anne van Veen haar proefschrift Of Mice, Monkeys & Better Science. Door middel van archiefonderzoek brengt ze de ontwikkeling van het proefdiergebruik in Nederland tussen 1950 en 2020 in kaart. Van Veen voerde haar onderzoek uit bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en was werkzaam bij het Freudenthal Instituut van de Universiteit Utrecht. Sommigen kennen haar nog van de Universiteitsraad waar van ze van 2019 tot 2021 de Utrechtse Promovendi Partij vertegenwoordigde.
Op haar website beschrijft ze zichzelf als een artist-researcher. “Ik ben begonnen met dansen toen ik begon met mijn studie Sociale Wetenschappen. Als danser en choreograaf heb ik gewerkt in de gevangenis en in het speciaal onderwijs. Voor mijn choreografieën deed ik altijd veel literatuuronderzoek, dus ik heb de wetenschap er altijd bij betrokken.” Het gebrek aan financiering in de culturele sector deed haar terugkeren naar de academie. Als veganist voelde ze zich aangetrokken tot het onderwerp dierproeven.
Ik snap dat het raar klinkt om apen en fruitvliegen gelijkwaardig te behandelen
In haar proefschrift concludeert Van Veen dat hoewel we nu beter omgaan met proefdieren, onze houding ten opzichte van dierproeven niet wezenlijk is veranderd. Voorop staat nog steeds het belang van de mens, die mag beslissen over het lot van dieren.
“Ik vind niet dat we voor anderen, of dat nu mensen of dieren zijn, mogen besluiten of ze meedoen aan wetenschappelijke experimenten. Er is nu een verschil in machtspositie tussen mens en dier – we zouden moeten kijken wat er mogelijk is in het wetenschappelijk onderzoek zonder daar misbruik van maken, bijvoorbeeld een vorm van instemming van dieren.”
Nadat Van Veen in dagblad NRC werd geïnterviewd over haar promotie, kreeg ze als kritiek terug dat ze dieren en mensen te veel op gelijke voet zou stellen. “Exact dezelfde rechten tussen mensen en dieren – dat zeg ik niet in mijn proefschrift. Ik heb het over gelijkwaardigheid. Ik vind dat er geen machtsverschil tussen mensen en andere dieren zou moeten zijn. Bij het idee dat dierproeven nog nodig zijn, hoort de aanname dat dierproeven gelegitimeerd zijn als de mens er wat aan heeft. Die aanname, stel ik in mijn proefschrift, moet boven tafel komen zodat er een maatschappelijk debat over de legitimiteit van dierproeven kan worden gevoerd.”
Hierin maakt Van Veen bewust geen onderscheid tussen typen proefdieren. “Ik snap dat het raar klinkt om apen en fruitvliegen gelijkwaardig te behandelen. Ik kan me vanuit mijn menselijke bias beter inleven in de aap dan in de fruitvlieg, maar mogelijk gaan we er ooit nog achter komen hoe de fruitvlieg pijn voelt.” (foto Anne van Veen: Ype Driessen)
Rondom de rechten van het dier zit alleen een fundamenteel verschil van mening
Proefdiergebruik is een prikkelend vraagstuk, dat veel oproept bij voor- en tegenstanders. “Het besef dat ze te maken kunnen krijgen met weerstand leeft veel bij mensen die proefdieronderzoek doen. Ik vind het belangrijk om in mijn proefschrift te laten zien dat het probleem niet bij deze individuen ligt. Mijns inziens gaat het er meer over hoe we als mens denken over andere dieren.”
Deze weerstand staat een goed gesprek in de weg, denkt Van Veen. “Proefdieronderzoekers worden folteraars genoemd, activisten doorgeslagen knuffelaars – probeer dan nog maar een open dialoog te hebben! Ik denk dat er meer overeenkomsten zijn dan de twee groepen denken: iedereen probeert het goede te doen voor mens en dier. Rondom de rechten van het dier zit alleen een fundamenteel verschil van mening.”
Het onderscheid tussen mensen en dieren wordt van jongs af aan erg benadrukt
Voor haar onderzoek organiseerde Van Veen een menselijke variant van een kooi-experiment dat ooit voor apen was opgezet. “In dit experiment werden twee kooien anders ingericht, en werd gekeken of de apen een voorkeur hadden.” Met behulp van bouwhekken kopieerde Van Veen het experiment voor menselijke deelnemers. “Omstanders kregen labjassen en observatieformulieren met vragen over het welzijn van de gekooide mensen.” De proef was tweeledig: de mensen laten ervaren hoe het voelt om een proefdier te zijn en om de omstanders te informeren over dierproeven en de dierproefgeschiedenis.
Het zette de deelnemers aan het denken. “We vroegen ze ook: ben jij zelf een dier? Alleen kleine kinderen vonden dat echt onzin. Het onderscheid tussen mensen en dieren wordt van jongs af aan erg benadrukt.”
Voorrang geven aan onderzoek waarvoor geen dierproeven nodig zijn
Wat voor lessen heeft Van Veen voor de UU? “Als korte tip: zet meer in op de verdere afbouw van het aantal dierproeven, en gebruik daarbij duidelijke doelen. In deze transitiefase is er veel aandacht voor de opbouw van dierproefalternatieven, maar te weinig voor de afbouw van dierproeven. Hoe gaat het straks bijvoorbeeld als nieuwe onderzoekers moeten voortbouwen op de resultaten van hun dierproef-gebruikende voorgangers?”
Van Veen denkt dat de universiteiten de afbouw kunnen stimuleren: “Ze zouden voorrang kunnen geven aan belangrijk onderzoek waarvoor geen dierproeven nodig zijn. Als wetenschappers toch iets willen onderzoeken wat nu nog niet zonder proefdieren lukt, kunnen ze gaan uitzoeken hoe dat wel kan. Voor geneeskundigen betekent dat bijvoorbeeld een verschuiving naar onderzoek over preventie en omgevingsfactoren. De subsidiegever kan bij gelijke geschiktheid alleen geld toekennen aan de voorstellen waarvoor geen proefdieren nodig zijn.”
Van Veen: “Ik zou de universiteit ook willen vragen om het dierenperspectief in huis te halen. Er zou geëxperimenteerd kunnen worden met de democratische vertegenwoordiging van dieren, voorlopig nog indirect, via een mens. Een persoon die binnen de universiteit expliciet het dier vertegenwoordigt, en niet verweven is met onderzoek. Wellicht leren we in de toekomst nieuwe dingen over hoe je met dieren kunt communiceren en kan dit op termijn ook direct verlopen.”
Van Veen is inmiddels bezig met een postdoc aan de Radboud Universiteit. Ze houdt zich bezig met de verduurzaming van de voedselketen. Ook in dit onderwerp is ze nog volop met dieren bezig. “Ik bestudeer onder andere mogelijkheden voor een voedselsysteem zonder diergebruik.
Wim de Leeuw, hoofd Instantie voor Dierenwelzijn Utrecht van de UU en het UMC Utrecht en lid van de werkgroep Transitie Proefdiervrije Innovatie reageert: “Een heel interessant proefschrift met een originele invalshoek. Van Veen zet ons aan het denken. Wij werken in de bestaande praktijk waarin dierproeven maatschappelijk en wettelijk toegestaan zijn, maar: alleen als het niet anders kan. Die machtsongelijkheid tussen mens en dier is voor ons dus een gegeven, maar we staan open voor nieuwe invalshoeken en gaan graag in debat.
“Het idee om dieren te laten vertegenwoordigen is mooi. Ik denk ook dat het in de praktijk al gebeurt, via de Instantie voor Dierenwelzijn en de Dierexperimentencommissie. Volgens mij is het actuele beeld dus rooskleuriger dan wat er in het proefschrift historisch wordt geschetst.
“Met de werkgroep Transitie Proefdiervrije Innovatie Utrecht werken we hard aan de ommezwaai waar Van Veen op doelt. Dat vertaalt zich ook naar het onderwijs. De jeugd heeft immers de toekomst.”
Portretfoto Anne gemaakt door Ype Driessen