Afscheid van onderwijsgoeroe Wubbels: 'Geef een eerstejaars een compliment'
Hoogleraar Onderwijskunde Theo Wubbels gaat met pensioen, maar zijn missie om onderwijswijsheden met de wereld te delen, gaat door.
De Universiteit Utrecht heeft met Theo Wubbels zijn eigen onderwijsgoeroe in huis. Of het nu om onderwijs aan peuters of studenten gaat, Wubbels heeft altijd wel een wijsheid paraat. In allerhande media deelt hij zijn kennis over en visie op een onderwijsvraagstuk. En wordt hem niet naar zijn ideeën gevraagd, dan stuurt hij die ongevraagd via twitter de wereld in
Wubbels scoorde onder meer punten met de oprichting van de academische Pabo en loodste als admissions dean de UU – als eerste universiteit van Nederland - door de universiteitsbrede matching heen. Verder is hij een niet aflatend pleitbezorger voor meer onderzoek naar onderwijs.
Woensdag neemt hij officieel afscheid. Zijn taken als vice-decaan en hoofd van de graduate school van de faculteit Sociale Wetenschappen én de voorzitter van het bestuur van het Centrum voor Onderwijs en Leren heeft hij al enige tijd geleden overgedragen. Maar zijn werk als chef matching loopt door tot 1 juli 2014 en als hoogleraar mag hij nog een aantal promovendi naar de eindstreep brengen.
DUB vraagt Wubbels nog één keer om advies.
Advies 1: Meer aandacht voor didactische scholing docenten
De Universiteit Utrecht benadrukt steeds dat haar studenten goed onderwijs moeten krijgen. Hoe krijg je de kwaliteit van de docent omhoog?
“Zorg voor didactische scholing van docenten om ervoor te zorgen dat ze onderwijsuren goed gebruiken. Dat wil zeggen om studenten aan te zetten tot leeractiviteiten, waardoor ze kritisch en zelfstandig worden en goed kunnen analyseren en problemen oplossen.
“Er wordt weleens vergeten hoe belangrijk didactische vaardigheden zijn. Een docent moet weten hoe studenten iets kunnen leren en waar de valkuilen zitten in het proces. Als kinderen leren rekenen, kunnen ze de som 17+4 allemaal anders zien: 17+4=21 of 17+4=57 of 17+4=22. Dat moet je als docent weten, en dan moet je weten hoe je de leerling de goede berekening kunt helpen maken.”
Advies 2: Meer geld voor onderzoek naar onderwijs
Om het onderwijs te verbeteren, is natuurlijk onderzoek naar onderwijs nodig. Is daar voldoende aandacht voor?
“De politiek lijkt onderwijs meer belangrijk te vinden, maar onderzoek naar onderwijs niet. Van het budget voor onderwijs, is slechts een klein promillage beschikbaar voor het onderwijsonderzoek. Ik vind dat er meer geld voor onderzoek naar onderwijs moet komen.
“Ik vergelijk het graag met de gezondheidszorg. Een veel groter percentage van dat budget is uitgetrokken voor onderzoek naar zorg. Terecht, want onderzoek draagt bij aan de kwaliteit van gezondheidszorg - dat vindt iedereen. Maar dat zou ook moeten opgaan voor het onderwijs.
“Ik wond me laatst nog op over een uitspraak over lerarenbekwaamheid. Iemand zei dat een toekomstige leerkracht minder nauwkeurig getoetst hoeft te worden dan een toekomstig F16-piloot. Een minder bekwame piloot kan neerstorten. Dat vinden we erger dan dat een minder bekwame leraar onze kinderen de mist in helpt.
“Daarbij komt dat mensen een snel antwoord op een probleem willen. Maar snelle antwoorden hebben we niet. Onderzoek kost tijd. Wij hebben onderzoek gedaan naar het effect van de relatie tussen leerkracht en leerling op leerprestaties. Een model daarvoor – een combinatie van een mate van vriendelijkheid met strengheid en belonen in plaats van straffen – wordt nu door het hele onderwijs gebruikt. Maar het heeft jaren geduurd voor de resultaten van dit onderzoek hiervoor geschikt waren.”
Advies 3: Maak van onderwijs een echt onderzoekspeerpunt
Je hoopte dat het onderzoek naar onderwijs in een strategisch thema zou worden verpakt. Je moet genoegen nemen met een focusgebied van het Utrechtse onderzoek. Is dit een gemiste kans?
“De Universiteit Utrecht heeft als enige universiteit in Nederland een grote hoeveelheid vakdidactische leerstoelen in huis. Ik vind dat de universiteit zich beter kan profileren op het vlak van didactisch en onderwijskundig onderzoek, omdat geen andere universiteit zo met onderzoek naar onderwijs bezig is en de lerarenopleiding zo serieus neemt. Bovendien hebben alleen Amsterdam en Utrecht een volwaardige opleiding Onderwijskunde en is ons onderzoek altijd goed geweest en kregen we landelijk onlangs zelfs de hoogste waardering daar voor.
“Youth, Education and Society (YES) is uiteindelijk geen strategisch thema geworden. Hoe hard we daar ook voor hebben gelobbyd. Onderwijs zit nu wel in een echt focusgebied. Education & Learning was de afgelopen twee jaar een stimuleringsgebied. Ook daar hebben we jaren – en met name Paul Leseman – hard voor gevochten. Zelf ben ik nu voorzitter van de Programmaraad voor Fundamenteel Onderzoek van het Nationaal Regie-orgaan Onderwijsonderzoek van NWO en Utrechtse onderzoekers spelen een prominente rol in (inter)nationale organisaties. De Utrechtse educatie zit in de kern van Nederlands en Europees onderzoek. Nu de Universiteit Utrecht nog.”
Advies 4: Voor matching moet je een week uittrekken
Je werk als admissions dean loopt door tot 1 juli. Welke punten in de matching zijn voor verbetering vatbaar?
"Tot nog toe ben ik heel tevreden. De universiteit heeft in heel korte tijd iets goeds uit de grond gestampt. Daar hebben veel mensen heel hard aan gewerkt. Ik maak me het meest zorgen over het eerste onderwijs dat studenten in hun eerste jaar krijgen. Dat is soms te veel uitleggen van hetgeen er in het boek staat en daardoor te weinig uitdagend.
“Matching is bedoeld om de student met de juiste verwachting in een passende studie te krijgen. Ook moet de student zich na aanmelding meteen gewenst en welkom voelen. Dat warme contact is onder meer belangrijk voor de motivatie van de student om voor een studie aan de UU te kiezen en deze af te maken. Dat bereiken, kost inderdaad tijd en dus geld, maar dat moet zich terugverdienen door minder uitval.
“De tendens om de hele matchingsprocedure in één dag te stoppen, vind ik een verkeerde. Een scholier kan niet in één dag te weten komen wat hem of haar te wachten staat tijdens de studie. Matching bestaat uit kennismaken, college volgen, studeren, een toets maken en feedback krijgen. Daarnaast moeten studenten het gevoel krijgen onderdeel te zijn van een community. Eén dag is daarvoor te kort. Ik zou een week adviseren.
“Ander punt is het tutoraat. Als ik in DUB lees, dat een tutor na het eerste blok pas een eerste gesprek heeft met een eerstejaars, vind ik dat niet goed. Een tutor moet voor het community-gevoel alle eerstejaars aan het begin van het jaar ontmoeten en de voortgang in de gaten houden. Ook als het goed gaat met de student. Geef ze een compliment! Belonen werkt beter dan straffen. Zonder goed tutoraat kan je geen goed oordeel vellen over de werking van matching.”
“Op 1 april mogen we de eerste resultaten van onze matchingsactiviteiten in VSNU-verband (Vereniging Samenwerkende Nederlandse Universiteiten) presenteren. Maar pas na drie jaar – als de eerste lichting studenten afstudeert die via matching is binnengekomen – kun je matching pas goed evalueren. Ik zou wel teleurgesteld zijn als het aantal februaristoppers hoger is dan vorig jaar.”
Advies 5: Bevorder het tweedekansonderwijs
Wat moeten de minister en staatssecretaris doen om het Nederlands onderwijs te verbeteren?
“In de eerste plaats moeten ze meer vertrouwen stellen in de professionals in alle lagen van het onderwijs en die professionaliteit sterker te stimuleren. En dan tweedekansonderwijs meer bevorderen. De minister wil dat zo veel mogelijk Nederlanders zo hoog mogelijk zijn opgeleid. Iedereen tot het maximum van zijn of haar potentie brengen. Dat is mooi. Economisch gezien is dat ook noodzakelijk. Maar iedereen moet dat tegenwoordig doen in zo min mogelijk tijd.
“Het stapelende traject mavo-havo-atheneum wordt bijvoorbeeld ontmoedigd. Een middelbare school krijgt meer geld voor een leerling die direct naar het vwo gaat, dan voor een leerling die is doorgestroomd vanuit de mavo. Zo’n verhaal gaat ook op voor doorstromende mbo’ers en hbo’ers.
“Natuurlijk kost een langere onderwijscarrière meer geld, maar als een maatschappij roept dat iedereen die kans moet krijgen, moet je daar ook geld voor over hebben.”
Theo Wubbels studeerde Natuurkunde en kreeg zijn eerste aanstelling aan de Universiteit Utrecht in 1969 als studentassistent. Dat bleef hij tot 1972. Daarna werd hij leraar op een middelbare school waar hij het schopte tot conrector. Vanaf 1978 is hij onafgebroken in dienst geweest bij de Universiteit Utrecht. In 1984 promoveerde hij en in 1991 werd hij hoogleraar. In 2004 werd hij vice-decaan van de faculteit Sociale Wetenschappen.