Ecocide en de Europese verkiezingen
‘Bedrijven die het milieu ernstig schaden, moeten strafrechtelijk vervolgd kunnen worden'
In aanloop naar de Europese verkiezingen op 6 juni interviewt DUB een aantal wetenschappers over actuele Europese thema’s. In het eerste verhaal interviewde DUB universitair hoofddocent Ilse van Liempt, onderzoeksleider van focusgebied Migration & Societal Change over haar onderzoek naar migratiedeals binnen de EU. In dit tweede artikel groene criminoloog Daan van Uhm over zijn strijd om misdaden tegen het milieu via het strafrecht veroordeeld te krijgen. “Er spelen natuurlijk enorme economische en politieke belangen, die discussies over het strafbaar maken van ecocide erg lastig maken.”
Al zo’n vijf jaar lang volgen juristen en bedrijven verschillende belangrijke rechtszaken, waaronder die van Milieudefensie tegen Shell. De milieuvereniging spande een zaak aan tegen de oliegigant omdat hun klimaatplannen ontoereikend zijn om de mondiale uitstoot van CO2 te verminderen, en conflicteren met de Europese mensenrechtenconventie. In 2021 gaf de rechter ze gelijk: Shell moet zijn CO2-uitstoot met 45 procent reduceren.
Het was een unicum: nooit eerder was een bedrijf berecht voor zijn rol in klimaatverandering. Hoewel de zaak nog loopt - de uitspraak van het Hof wordt verwacht in september - wordt het gezien als precedent. Steeds vaker worden bedrijven en overheden voor de rechter gesleept voor activiteiten die schadelijk zijn voor het milieu, en vaak is dat met behulp van Europese wetgeving. Zo besloot een groep oudere Zwitserse vrouwen om hun land aan te klagen voor het schenden van mensenrechten, omdat het te weinig aan klimaatverandering deed. Ook zij kregen gelijk, oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Maar in het juridische veld zijn steeds meer geluiden om ook het strafrecht te gebruiken bij het vervolgen van individuen en organisaties die milieuschade en klimaatverandering veroorzaken. Activisten en juristen willen deze activiteiten criminaliseren onder de noemer ‘ecocide’: het aanbrengen van grootschalige of langdurige schade aan het milieu. De UU-onderzoeksgroep Conceptualizing Ecocide onderzoekt én draagt bij aan deze omwenteling.
Daan van Uhm Foto: Cathy van Schaik - Beeldboot
Ecocide als kernmisdaad
Doordat de schade van de biodiversiteitscrisis, klimaatcrisis en andere milieuproblemen steeds zichtbaarder wordt, neemt de roep tot criminalisering toe, zegt Daan van Uhm per telefoon. Hij is als ‘groene criminoloog' gespecialiseerd in criminaliteit tegen het milieu, trekker van de Utrechtse onderzoeksgroep, en zal diezelfde dag nog vertrekken voor een onderzoek naar groene criminaliteit in Noord-Afrika.
“Er bestaat best veel wetgeving, maar dat beperkt zich vooral tot het civiel- en administratief recht”, zegt hij. Wanneer een bedrijf of overheid een rivier of een lokaal ecosysteem aantast, delen rechters momenteel doorgaans boetes uit. Maar aangezien er veel aan milieuschade verdiend kan worden, hebben boetes geen afschrikkende werking meer. Door ernstige en langdurige milieuvernietiging in het strafrecht op te nemen, kun je individuen veroordelen en zwaardere (gevangenis)straffen eisen.
Na de Tweede Wereldoorlog stelden landen een lijst op met internationale ‘kernmisdaden’, zoals genocide en oorlogsmisdaden, maar milieuvernietiging viel hier net buiten. Het wakkerde een lange discussie aan die onder andere oplaaide tijdens de Vietnamoorlog, toen Amerika met het chemische middel Agent Orange grote oppervlaktes bos in Vietnam vernietigde. Ook was het onderwerp van discussie bij het opstellen van het internationale Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof in 1998, vertelt Van Uhm: “Ecocide heeft het destijds nét niet gehaald”.
Maar het tij is aan het keren. Het Europees Parlement nam onlangs een nieuwe richtlijn voor milieubescherming aan, waarin wordt gesteld dat overtredingen ‘vergelijkbaar met ecocide’ zwaarder gestraft zullen worden. Het document noemt onder andere het beschadigen van ecosystemen, het verlies van habitat, schade aan de water- en grondkwaliteit en illegale houtkap. EU-lidstaten hebben twee jaar om de richtlijn te implementeren, en in december stuurde de Partij van de Dieren al een ecocide-wetsvoorstel naar de Tweede Kamer.
Van Uhm leverde samen met zijn onderzoeksgroep input hiervoor. Hij waarschuwt dat de discussie nog niet voorbij is: het is nog onbekend hoe landen en juridische instanties de richtlijn gaan interpreteren en ecocide is nog niet internationaal strafbaar gesteld. Maar een richtlijn als deze, of de opname van ecocide in het Statuut van Rome, heeft ook een symbolische kracht. “We stellen een nieuwe norm. Namelijk dat we als samenleving de - vaak permanente - schade aan ecosystemen, inheemse bevolkingen en niet-menselijke dieren zo’n ernstige vorm van geweld vinden, dat we het strafrechtelijk moeten kunnen aanpakken.”
Exploitatie verweven in onze taal
Als groene criminoloog bevindt Van Uhm zich in een nieuw en snelgroeiend veld. “Tot voor kort behandelde criminologie enkel menselijke slachtoffers, maar wat gebeurt er met de dader-slachtoffer dynamiek als het slachtoffer een niet-menselijk dier, een rivier, of zelfs een heel ecosysteem is? Hoe vertegenwoordig je deze entiteiten, en hoe definieer je de schade aan een ecosysteem eigenlijk in juridische termen?”
Om deze vragen te beantwoorden, heeft zowel zijn onderzoeksveld als de Utrechtse onderzoeksgroep een sterk interdisciplinair karakter. Aan de ene kant zijn interacties tussen criminologen, juristen, geologen, biologen en ecologen nodig om ecocide te kunnen duiden, aan de andere kant is ecocide ook belangrijk voor cultuurwetenschappers.
Zo past ecocide binnen een bredere culturele verschuiving van een mensgericht, naar een meer ecocentrisch wereldbeeld, zegt Van Uhm. “Sinds de industriële revolutie, en zeker sinds de jaren 50, zien we een groei in bevolking, energiegebruik, visserij, en andere vormen van consumptie, met alle gevolgen van dien - zoals een toename in vervuiling CO2 uitstoot en een achteruitgang in biodiversiteit. En deze exploitatie van de natuur is genormaliseerd in onze cultuur, bijvoorbeeld in ons taalgebruik.”
Als voorbeeld noemt hij termen als ‘natuurlijke hulpbronnen’ en ‘ecosystem services’, waarin de natuur wordt geframed als een subject dat de mens moet dienen. Dat dit niet de enige manier is om over de natuur te praten en denken, blijkt uit onderzoek naar niet-Westerse culturen. “Inheemse mensen zien de natuur als onderdeel van hun eigen bestaan, en kennen expliciet krachten of waarden toe aan bepaalde rivieren of bomen.” Zo’n ecocentrisch perspectief kan ons helpen het milieu beter te beschermen, zegt Van Uhm.
Milieuwetgeving
Maar de systematische processen waardoor natuur een goed is geworden waaraan verdiend wordt - de commodificatie van de natuur – is weerbarstig. “Er spelen natuurlijk enorme economische en politieke belangen, die discussies over het strafbaar maken van ecocide erg lastig maken. De exploitatie van de natuur is immers onderdeel van het handelspatroon van landen en bedrijven, en als het makkelijker wordt om ze te vervolgen, ja, dat schrikt af.”
In het Europarlement staat milieuwetgeving vaak onder druk van rechtse fracties en de lobby van bedrijven. Zo bleef er weinig over van de Europese Natuurherstelwet die eerder dit jaar aangenomen werd, schreef de Volkskrant.
Maar wat gebeurt er als de rechtse fracties in de komende Europese verkiezingen een grote winst boeken? Van Uhm onderstreept dat de verkiezingen een grote invloed hebben op de aanpak van milieucriminaliteit. “Je hebt in het politieke veld partijen en individuen die misdaden tegen de natuur duidelijk op de agenda hebben staan, en dit kan belangrijk zijn om mee te nemen bij het stemmen.”