Het verhaal van Frits van Oostrom

‘De docent blijft je altijd bij, die moet inspireren’

Frits van Oostrom Foto: DUB
Frits van Oostrom. Foto: DUB

Het onderkomen in het karakteristieke pand Achter de Dom is bijna uitgestorven. Een deel van de universiteitshoogleraren heeft hier een werkkamer, met uitzicht op de Torenkamer en de ingang van de Faculty Club. Nog een paar dagen dan moet Frits van Oostrom zijn kamer leeggeruimd hebben.  Een opvolger komt er niet in deze werkkamer, want de universiteit wil het pand afstoten.

Het afscheid op vrijdag 12 mei is niet bepaald bescheiden te noemen. Zijn afscheidsrede houdt hij in een bomvolle Domkerk waarbij ook minister Robbert Dijkgraaf aanwezig zal zijn. En op dezelfde dag verschijnt zijn nieuwste boek De Reynaert, Leven met een middeleeuws meesterwerk  in een oplage van 10.000 exemplaren. Voor de aanstaande emeritus is er de komende maanden weinig tijd om uit te rusten. Hij gaat op tournee langs boekhandels en geeft acte de presence in radioprogramma’s als De Taalstaat van Frits Spits en Vroege vogels. Met DUB kijkt hij terug op zijn carrière.

‘Het belang van de bevlogen docent’
Het eerste deel van zijn nieuwe boek De Reynaert gaat over leermeesters. Dat is niet voor niets zo. Frits van Oostrom vindt de docent met zijn bevlogen verhaal de kern van het onderwijs. Zelf koos hij in 1971 voor de studie Nederlands. In Utrecht en niet in Leiden waar hij toen woonde. Zeker speelde mee dat zijn vader in Utrecht gestudeerd had en dat hij er zelf geboren was. “Maar ook dat mijn docent Nederlands aan het Leids gymnasium enthousiast was over de studie in Utrecht. Deze leraar De Zoeten kon geweldig vertellen over de Nederlandse literatuur.”

Met zestig medestudenten kwam Van Oostrom terecht op de Emmalaan, waar de opleiding gehuisvest was. Een stolp, noemt hij het, een kleine gemeenschap waar je om de beurt in kleine zaaltjes les had van de hoogleraren. Het waren de jaren 70, de tijd dat de jaren 60 in Nederland doorbraken. “Als studenten van die tijd wilden wij meer literatuursociologie. Maar dan zei  hoogleraar Sötemann: ‘Interessant, maar dan moet u maar sociologie gaan studeren.’” Guus Sötemann doceerde moderne letterkunde en analyseerde poëzie. “Ik weet nog precies dat we het gedicht Het geheim van P.C. Boutens doornamen. We begrepen er geen bal van, maar na afloop van de les gaf Sötemann ons het gevoel dat we zelf het gedicht tot de bodem hadden doorgrond. Dat was geweldig.”

In die tijd was er direct contact tussen de hoogleraar en de student. “We hadden een spelletjesavond in Cunera aan de Nieuwegracht. Ik zat in het groepje met mijn latere leermeester de mediëvist Wim Gerritsen. Het spel was een breinbreker waar je samen met een oplossing moest komen. Wij hadden de puzzel opgelost, maar toen zei de spelleider dat elke oplossing goed was wanneer je er samen uitgekomen was. Professor Gerritsen stond woedend op ‘Het moet toch niet zo moeilijk zijn dit spel zo te maken dat er één goede oplossing is.’  Het was op vele punten typerend. Met volle inzet op zoek naar de juiste oplossing.”

Frits van Oostrom Foto: uit privé-collectie

Het zijn de voorbeelden die Van Oostrom voor ogen had toen hij zelf les ging geven. In Utrecht gaf hij geen colleges meer over de Middeleeuwen, maar was hij als programmaleider betrokken bij het Descartes honoursprogramma. “Echt een mooi programma waar studenten van verschillende faculteiten bij elkaar komen en een tweejarig programma volgen. Het gaat over het beoefenen van wetenschap, de maatschappelijke context  en humaniteit en robotica. Ik had ook altijd een persoonlijk gesprek met de studenten over hun resultaten en ambities in de toekomst. De interactie waardeer ik zeer, ook al ging het in dit geval niet over mijn vakgebied.”

Met lede ogen ziet hij dat in het middelbaar onderwijs steeds meer de nadruk komt te liggen op ‘de methode’, het schoolboek en de docent heeft de rol van amanuensis. “Als je studenten vraagt terug te kijken op hun middelbare school of studie zullen ze nooit zeggen ‘wow wat had ik een geweldige methode’. Nee, het is de bevlogen docent die ze zich herinneren.”

De jongste hoogleraar van Nederland
Na zijn promotie in 1981 was het onduidelijk wat Van Oostrom kon gaan doen. Zijn aio-contract om te promoveren liep af. En de arbeidsmarkt was ronduit slecht. Toen kwam de vacature vrij van hoogleraar Letterkunde tot Romantiek in Leiden. In die tijd werd een hoogleraar benoemd door de Kroon, ofwel de minister. Zusterfaculteiten gaven advies over kandidaten. De naam van Van Oostrom kwam daarin voor. Sterker nog, er lag bij het bestuur een voordracht waarin hij op plek één stond. Hij aarzelde. Het was een grote stap. Hij was nog maar 28 jaar. Maar tegelijk was het ook een enorme kans.

Het Leidse bestuur twijfelde ook. Ze lieten de decaan van Letteren bellen dat de minister waarschijnlijk zo’n jonge wetenschapper niet direct zou willen aanstellen als hoogleraar. Leiden stelde voor om eerst een paar jaar als medewerker te komen werken om later door te stromen. “Als dit het besluit was geweest, had ik het waarschijnlijk geaccepteerd. Maar nu werd als reden gegeven dat de minister het naar verwachting niet zou goedkeuren. Nu kende ik in die tijd Jan Terlouw redelijk goed. Die was minister van Economische Zaken. Ik vroeg hem of leeftijd inderdaad een reden was om zo’n benoeming te blokkeren. Hij antwoordde: ‘Normaal bemoei ik me nooit met zaken van een ander ministerie, maar dit vind ik vreemd. Ik leg het voor aan de minister van Onderwijs en Wetenschappen’. Een paar dagen later ontving ik een handgeschreven briefje van minister Kemenade waarin hij zei dat leeftijd geen enkel argument was. Met dat briefje in de hand belde ik het Leids College van Bestuur. Dat was zeer verrast, maar konden er niet meer onderuit. Zo werd ik de jongste hoogleraar van Nederland.”

Terugkijkend vindt Van Oostrom dat hij inderdaad wel jong was. “Je moet toch leiding geven. En je wilt je bewijzen. Achteraf gezien schoot ik in die eerste jaren zeker tekort op het gebied van menselijkheid door toch wat gebrek aan levenservaring.”

In september was hij veertig jaar hoogleraar, een mijlpaal die in de academische wereld zelden gehaald wordt. Hoe kijkt hij naar de discussie die recent is aangezwengeld over de status van de professor in Nederland? “Er zit iets geks in ons systeem. Wat is een universitair docent? Iemand die behalve lesgeeft ook onderzoek doet. Hoe leg je dat in het buitenland uit? En waarom zouden niet meer mensen dan nu een promovendus kunnen begeleiden? Het is wel goed om bepaalde rangen te hebben. Een hoogleraar moet een onderzoeksgroep leiden. Maar je kunt de rangenordening wel minder rigide maken.”

Frits van Oostrom Foto: DUB

De teloorgang van het vak Nederlands
Toen Van Oostrom in 1981 hoogleraar werd, kozen in Utrecht jaarlijks zo’n tweehonderd studenten voor de opleiding Nederlands. Nu ligt dat aantal rond de veertig. Er is een tekort aan docenten Nederlands. Daarnaast wordt gediscussieerd over de vraag hoe we jongeren aan het lezen krijgen. Het vak Nederlands is bij de scholieren niet populair.

“Eigenlijk is dat heel vreemd”, zegt van Oostrom. “Wij denken in onze taal, wij zoeken naar uitdrukkingsvormen in onze taal en ik denk oprecht dat mensen ook houden van onze taal. Kijk naar de populariteit van cabaretiers, naar de manier waarop rappers spelen met de taal en de opkomst van jonge schrijvers. Bij de De Wereld Draait Door zaten de schrijvers vaak aan tafel en dat werd gewaardeerd. En als je naar een boekwinkel gaat, liggen er enorm veel fictie en non-fictie boeken in het Nederlands over alle mogelijke onderwerpen in de schappen.”

Het probleem ligt volgens van Oostrom in het onderwijs. “Vraag scholieren naar het vak Nederlands en ze zullen zeggen: ‘Dat vak is zo saaaaaiiii’. Er zit te weinig connectie tussen de samenleving en het schoolvak. Het lukt leraren onvoldoende de liefde voor de literatuur over te brengen. Ik weet nog dat toen mijn eigen kinderen op school zaten de schrijver Gerard Reve was overleden. De Volkskrant had er zeven pagina’s voor uitgetrokken. En wat deden ze hiermee op school? Niets.”

De docenten hebben over het algemeen Nederlands gestudeerd. Er ligt dus ook een taak voor de opleiding Nederlands om de vicieuze cirkel te doorbreken. De universiteit heeft een rol in de aanpak van het vak in het middelbaar onderwijs en moet volgens hem in het onderwijs aan docenten aan de slag hoe het onderwijs aantrekkelijker wordt. Zelf was Van Oostrom betrokken bij een commissie om een canon van de Nederlandse geschiedenis en cultuur vast te stellen. Maar zo’n canon ziet hij meer als inspirerend fundament, dan als in beton gegoten maatstaf. Telkens komt hij weer terug bij het belang van de docent en het vertellen van een verhaal.

Frits-van-Oostrom-oorkonde foto DUB

Het verhaal van Nederland, voorbeeld van popularisering onderzoek
De kracht van Van Oostrom is dat hij een rasverteller is. Maar liefst twee keer wist hij met een wetenschappelijk boek een literaire prijs in de wacht te slepen. Voor zijn boek Maerlants wereld ontving hij in 1996 de AKO Literatuurprijs en voor zijn boek Nobel streven. Het onwaarschijnlijke maar waargebeurde verhaal van ridder Jan van Brederode in 2018 de Libris Geschiedenisprijs. Het werden bestsellers.

Tegelijk manifesteerde hij zich als onderzoeker. In 1995 hoorde hij tot de eerste lichting wetenschappers die de prestigieuze Spinozapijs in ontvangst mocht nemen. “Ik probeer in mijn boeken een mix te vinden van informatie die interessant is voor een breed publiek, maar tegelijk voor collega’s wel iets nieuws biedt waar ze van opkijken.”

Hij hoopt dat dit ook het geval is bij zijn nieuwe boek De Reynaert, Leven met een middeleeuws meesterwerk. “De Reynaert gaat over het verhaal van de vos Reynaert en is een topper uit onze Nederlandse literatuurgeschiedenis. Over de interpretatie van de tekst en de ontstaansgeschiedenis is nog veel onduidelijk. Wie was de auteur? In hoeverre staan de dieren in het verhaal model voor een satire op de Vlaamse samenleving van toen? Ik heb gekeken naar het onderzoek van de afgelopen eeuwen met soms obsessieve wetenschappers en veel mogelijkheden afgewogen en doordacht en dat opgeschreven. Hierdoor krijgen we een beeld van hoe dit manuscript door de eeuwen heen is geïnterpreteerd en tracht ik ook enkele conclusies te trekken.”

Zo lukt het Van Oostrom om de belangstelling voor de geschiedenis bij een breed publiek toegankelijk te maken. Geen wonder dat hij ook betrokken werd bij de recente serie Het verhaal van Nederland die de NPO uitzond.

Hij zegt dat er aanvankelijk twijfel bestond of er zoveel geld geïnvesteerd moest worden in zo’n serie en dat sommige historici sceptisch tegen deze manier van geschiedenisbeschrijving stonden. “In Denemarken was dit gedaan met de acteur Lars Mikkelsen als verteller. Het bleek een groot succes. Je brengt het verleden heel dichtbij door het echt na te spelen. Ik heb wel twee opmerkingen gemaakt. Voer de acteurs niet sprekend op, dat zou het verhaal onbedoeld potsierlijk maken. En geef ook ruimte aan deskundigen  om het verhaal in een context te plaatsen. Dat hebben ze mooi gedaan. De wetenschappers waren achteraf heel tevreden over de manier waarop de geschiedenis in beeld is gebracht en de brede belangstelling die ontstond voor hun vakgebied.”

Reinaert-de-Vos

Nieuwe perspectieven en inclusiviteit in het onderzoek  
Bij de Middeleeuwen denk je misschien niet in de eerste plaats aan de maatschappelijke discussie over inclusiviteit. Toch vraagt Van Oostrom daar in zijn boek De Reynaert ook aandacht voor. Het valt hem bijvoorbeeld op dat het vooral mannelijke wetenschappers zijn die zich over het werk hebben gebogen. Hij is benieuwd naar de interpretatie van vrouwelijke onderzoekers. Daarnaast lijkt het hem interessant om onderzoekers met een andere culturele achtergrond te laten reflecteren op de fabel. Hoe kun je de Reynaert interpreteren met het verhaal van de spin Anansi in het achterhoofd? Zelf komt hij in het boek met een interpretatie van een hoofdstuk dat volgens hem referenties heeft met homoseksualiteit.

“Terugkijken naar het verleden gebeurt altijd vanuit een bepaald perspectief”, legt hij uit. “De Utrechtse universitair docent Els Kloek heeft de geschiedenis beschreven vanuit vrouwelijk perspectief, over de vrouwen in de geschiedenis kregen we daarvoor maar weinig te horen. Datzelfde geldt voor het historisch perspectief vanuit homoseksualiteit of vanuit mensen met een kleur. De geschiedenis wordt over het algemeen te wit belicht, te Europees. In Leiden hadden we Dutch studies, Nederlands voor internationale studenten. Hun gevoel voor humor is anders en daardoor kwamen ze met andere tekstinterpretaties. Vanuit Oost-Europa kunnen we weer op een andere manier naar de teksten kijken. Bijvoorbeeld de aandacht die daar vroeger was voor spiritualiteit en wat wij de moderne devotie noemen.”

Van Oostrom zoekt naar de nieuwe perspectieven en daarmee nieuwe interpretaties. Waar hij moeite mee heeft, is wanneer mensen werken willen uitsluiten. “Ik heb meegemaakt dat een student Nederlands zei dat we Vondel niet meer hoefde te lezen vanwege de relatie met de slavernij uit die tijd. Daar zou zijn werk op gebaseerd zijn. Daar schrok ik van. Je kan die relatie onderzoeken, maar niet een werk verbieden. Dan wordt het heftige heden onverdiend de maat der dingen.”

Een woke benadering van De Reynaert zou Van Oostrom overigens wel interessant vinden. In het verleden liep zowel rechts als links weg met de vos Reynaert. Hij zet in de satire iedereen te kakken en laat de koning zwichten voor het grote geld boven de rechtvaardigheid. “Maar Reynaert is onmogelijk een held te noemen met een schoon geweten. Hij gaat vreemd, doet aan grensoverschrijdend gedrag, schuwt geweld niet en vertoont psychopathische trekjes. Zo blijft er nog veel te onderzoeken, niet alleen over de tekst zelf maar ook over de interpretaties door de jaren heen.”  

Frits van Oostrom, De Reynaert, Leven met een middeleeuws meesterwerk. 2023. Uitgeverij Prometheus. 35 euro.

Advertentie