Dean Lifelong Learning UU: 'Een universitair diploma heeft onderhoud nodig'
Een ‘leven lang leren’ of ‘continious learning’ is niet nieuw. Al sinds de jaren 70 wordt er belang gehecht aan onderwijs voor professionals om zo kennis en vaardigheden te blijven ontwikkelen. Dit is echter nooit ingebed in het onderwijsstelsel, maar dat lijkt nu te veranderen. De overheid stimuleert een ‘LLL’ en de UU haakt hierop in. In het Strategisch Plan 2016-2020 stelt de UU zich ten doel om in 2020 een aantrekkelijk, actueel en breed aanbod te hebben voor professionals en alumni.
Wieger Bakker, hoogleraar Kwaliteit en Innovatie van Maatschappijgericht Hoger Onderwijs, werd op 1 december aangesteld als Dean Lifelong Learning. Hij heeft onder meer de opdracht om de komende 2,5 jaar het opleidingsaanbod voor professionals verder te ontwikkelen. “Studenten kom je in meerdere fases in hun leven en loopbaan tegen. Ze gaan met een diploma de arbeidsmarkt op, maar dat diploma heeft onderhoud nodig. Professionals hebben behoefte om te blijven leren over nieuwe ontwikkelingen in hun vakgebied.”
Sinds 2016 zijn er onder leiding van Eline den Boer forse stappen gezet om het programma voor het voortgezette leren binnen de universiteit vorm te geven. Er bestaat nu al een divers aanbod aan programma’s voor professionals. Zo kunnen dierenartsen een cursus van twee weken volgen om dierenmishandeling te herkennen en kunnen vwo- en havo-docenten workshops volgens om een profielwerkstuk te begeleiden. Maar nog niet alle studierichtingen zijn vertegenwoordigd in het aanbod. Bakker hoopt dat het op een gegeven moment vanzelfsprekend wordt dat alle docenten en faculteiten hun kennis en onderzoek inzetten om wetenschappelijke en maatschappelijke vraagstukken om te vormen tot een cursus voor professionals.
Deeltijdopleidingen duurden simpelweg te lang
Op dit moment zijn er drie domeinen waar een LLL al goed ontwikkeld is, zegt Bakker. Bij life sciences bieden ze bijvoorbeeld al jaren doorscholing aan in de vorm van de master Gezondheidswetenschappen voor werknemers in de zorg met een bachelorsdiploma. Ook van de ervaringen van Bestuurs- & Organisatiewetenschap met executive masters voor professionals en de verkorte lerarenopleiding tot eerstegraadsdocent kan veel geleerd worden.
Daarnaast kan het volgens Bakker ook geen kwaad om een blik terug in de tijd te werpen. Het opzetten van een LLL-programma is ook een manier is om veel van het postacademische onderwijs dat 15 jaar geleden verloren begon te gaan bij de invoering van het bachelor-mastersysteem weer terug te winnen. In die jaren bestonden er deeltijdopleidingen waarvan de deelnemers vaak in de avonduren een volledige universitaire opleiding konden. “Die opleidingen duurden simpelweg te lang. Je vindt nog maar weinig mensen die zeven of acht jaar lang 20 uur per week willen en kunnen investeren in een deeltijdopleiding”, zegt Bakker. Met het nieuwe LLL-programma hoopt hij ook te voorzien in de behoefte aan omscholing of scholing tot universitair niveau. “Die groep zal nu breder en diverser zijn”, denkt hij.
Professionals toetsen onze theorieën aan de praktijk
Docenten Hans Gerritsen en Martijn van der Spek werken bij Bestuurs- & Organisatiewetenschap zijn allebei ook betrokken bij het executive onderwijs. Bijvoorbeeld bij het tweejarige programma Coaching en Consulting in Context en bij het net in een nieuw jasje gestoken zesdaagse leerprogramma Leiderschap en organisatiedynamiek.
Gerritsen en Van der Spek vertellen dat het geven van onderwijs aan professionals goed ingebed is in de structuur van B&O. De verdeling van onderwijstijd aan professionals en reguliere studenten is bijvoorbeeld opgenomen in het takenpakket van het duo. Een vorm die, zo denkt Van der Spek, nog wel vrij exceptioneel is binnen de UU. De twee vinden het erg leuk en leerzaam om les te geven aan professionals. Eigenlijk is het in naam al anders, aldus Van der Spek. “We spreken niet over studenten, maar over cursisten of deelnemers. Dit zie je ook terug in de relatie tussen deelnemer en docent. Je creëert veel meer een ruimte waarin deelnemers kunnen leren en ervaringen kunnen uitwisselen. De professionals hebben veel praktijkervaring en zij toetsen onze theorieën aan de praktijk. En ook de behoefte van professionals en hun werkgevers is anders. Ze willen de vaardigheid leren om de theorie van bijvoorbeeld leidinggeven toe te passen in de praktijk.” Gerritsen geeft een voorbeeld: “Toen wij jaren geleden begonnen aan executive onderwijs zat het programma vol met hoorcolleges van hoogleraren. Op dat model zijn wij echt teruggekomen. Dat werkte niet. Nu komen de hoogleraren nog wel, maar gaan ze in gesprek met de deelnemers.”
Volgens Gerritsen en Van der Spek richten de programma’s van B&O zich voornamelijk op werknemers van publieke organisaties, zoals ministeries, onderwijs en zorginstellingen. De cursus of opleiding wordt nu vaak betaald door de organisaties waar de cursisten werken. Het volgen van LLL-onderwijs is alles behalve goedkoop.
Onderwijs aan professionals moeten passen in je taakstelling
De twee docenten leggen met hun verhaal een vinger op twee zere plekken: docenten moeten de ruimte krijgen om onderwijs te geven aan professionals en de kosten zouden op de een of andere manier beteugeld moeten worden. Wieger Bakker zegt dat een flexibele taakstelling zoals Gerritsen en Van der Spek hebben, inmiddels uitgangspunt van UU-beleid is geworden. Hij snapt dat er binnen de UU op veel plekken een soort koudwatervrees is onder opleidingen vanwege gebrek aan ervaring. “De enige manier waarop dit past in de werkweek van medewerkers is als je enige mate van voorspelbaarheid hebt”, aldus Bakker. “Het moet passen in je taakstelling, zodat er ruimte en tijd voor is. Als het weer iets aparts is dat er bovenop komt, dan is het tot mislukken gedoemd. De komende jaren moeten we ervaring opdoen en het programma verder uitbouwen.” Uiteindelijk vraagt dit ook om meer capaciteit, beaamt Bakker.
Op het vlak van de cursuskosten ligt er nog een uitdaging, zegt Bakker. Als particulier kun je de kosten bijna niet ophoesten. De ministeries van onderwijs en sociale zaken en welzijn willen wel een persoonlijk ontwikkelbudget invoeren dat 1000 tot 2000 euro groot wordt. De kosten om een opleiding deels af te trekken van de belastingen komt daarmee wel te vervallen. Binnen de UU worden ook gesprekken gevoerd over de vraag of niet een bepaald deel van het aanbod gratis toegankelijk moet zijn, zegt Bakker. “Een gedeelte van het aanbod, waaronder een paar MOOC’s (massive online open courses, red.) is nu al gratis. En ook de UU kijkt naar de mogelijkheden om vouchers te verstrekken aan alumni, die zij later kunnen inwisselen tegen nascholing. Iets wat bijvoorbeeld aan de Radboud Universiteit al gebeurt.”
Daarnaast valt er nog meer onder het LLL-programma wat minder kosten met zich meebrengt. “We hebben natuurlijk ook Studium Generale die lezingen en debatten organiseert en andere activiteiten die ten doel hebben kennis over te dragen, aldus Bakker. “En ook richt het zich niet alleen op volwassenen. We hebben bijvoorbeeld het U-talent programma voor het voortgezet onderwijs en zelfs al een programma voor basisschoolleerlingen. Kortom, LLL richt zich ook daadwerkelijk op studenten in alle levensfases.”
De UU wil haar onderzoek, onderwijs en LLL met elkaar verbinden
De Universiteit Utrecht is niet de enige universiteit die werkt aan een dergelijk curriculum, zegt Bakker. “We zijn één van de voorlopers en goed gepositioneerd om voorop te blijven lopen. We zijn al decennialang bezig met docentprofessionalisering en we lopen voorop met onderwijsinnovatie. Maar de Radboud Universiteit in Nijmegen en de Universiteit in Maastricht bijvoorbeeld zijn ook goed op weg. En ook landelijk trekt het concept LifeLong Learning veel aandacht en wordt er al gewerkt aan een samenwerking tussen universiteiten, al staat dit echt nog in de kinderschoenen. “Wat kenmerkend is voor de UU, is dat we LLL niet apart willen zetten, maar ons onderzoek, bestaande opleidingen en LLL zo willen verbinden dat ze van elkaar profiteren en van elkaar gebruik kunnen maken.”