Een boek als lekker tussendoortje tijdens de feestdagen 

 

Witte raafFood for thoughtTegen de terreurConcentratie

Wormen en engelenKozijnen van krijtFemke en het zwarte gat dat haar sok opvratDe dwaalgids van Utrecht

 

 

De rolstoel in de klimhalQuo Vadis Alma Mater  

 

‘Ik word behandeld als een zielenpiet, maar ik lééf nog, hoor!’
Floor van Liemt (21) studeert rechten aan de Universiteit Utrecht en is lid bij UVSV, als ze een jaar geleden de diagnose longkanker met uitzaaiingen krijgt. Als haar arts zegt niets voor haar te kunnen doen, gaat ze naar het huis van haar ouders om te sterven. Maar zo plotseling als haar doodvonnis is, zo onverwachts is ook haar herstel. Binnen vier maanden geneest Floor die nooit heeft gerookt, van de ‘dodelijke kettingrokersziekte’. Een witte raaf, noemt haar arts haar, omdat ze een zeldzaamheid is. Onder die titel verscheen afgelopen november haar boek met korte verhalen over haar ziekte.

Hoewel het boek lijkt te gaan over de (nabijheid van de) dood, gaat het eigenlijk over het leven. De observaties van Floor zijn simpel verwoord en komen juist daardoor keihard binnen. “Mijn stemming slaat om als ik een kaart lees waarop staat: ‘We hopen dat je een fijne paar laatste dagen hebt.’ Ik voel een vlaag van woede via mijn ruggenmerg omhoogstuwen, mij haast de adem benemen. Waar haalt deze persoon het lef vandaan om er zomaar van uit te gaan dat ik er over een paar dagen niet meer zal zijn? Hoe kun je denken dat deze woorden mij troost bieden? Ik lééf nog, hoor! Ik word behandeld als een zielenpiet, als een vermagerd huisdier met vlooien dat door zijn baasje op straat is gezet. Ze vinden het afschuwelijk dat ik zo jong ben. Terwijl ik juist zou willen dat mensen tegen mij zeggen dat het goed is zo. Dat ik het goed heb gedaan, een gelukkig leven heb geleid. Dat mijn leven niet van minder betekenis is omdat het kort was.”

Tijdens het lezen van Witte Raaf liepen de tranen meermaals over mijn wangen, omdat ik geraakt was door de verhalen over sterven, beter worden, onmacht en hoop. Vanaf de eerste bladzijde liet het boek mij niet meer los. Binnen de kortste keren was ik bij het dankwoord aanbeland. Een boek dus om in de chaos van de kerst even stil te staan bij het leven en wat echt belangrijk is. (AW)

Floor van Liemt, Witte raaf. 2018. Querido. 18,99 euro, e-book 11,90 euro


Je bent wat je eet
Zeven studenten, waarvan vijf afkomstig van het University College Utrecht, werden deze zomer voor twee weken gedropt op een boerderij in Frankrijk. Elke twee dagen kwam een filosoof langs om met de studenten in gesprek te gaan en samen een maaltijd te koken. De ontmoetingen zijn vastgelegd op beeld en zijn in april te zien op televisie in het kader van de maand van de filosofie.

De Utrechtse promovendus Jeroen Hopster was aanwezig tijdens de opnamen en schreef een boek over het project. In zijn boek Food for thought ligt het accent op de filosofen. Zij geven een denkrecept, een schets van hun filosofie en het recept van de maaltijd die ze samen met de studenten hebben gekookt. Bij elk hoofdstuk staat eveneens een kort portret van een van de deelnemende studenten.

Gekozen is voor filosofen vanuit verschillende culturen. Als rode draad door de verhalen loopt de vraag naar identiteit. Hoe bepaal je wie je zelf bent en hoe verhoud je je tot een ander? Grote vragen worden afgewisseld met lessen uit de praktijk.

In het eerste hoofdstuk gaat filosofe Chiara Robbiano, initiatiefnemer en docent bij het UCU, in op de vraag hoe je keuzes maakt. In hoeverre ben je echt vrij je eigen keuzes te maken? Of speelt de culturele achtergrond daarbij een rol? Het best werkt daarbij de persoonlijke verhalen. De literatuurwetenschapper Hadeer Aboelnagah vertelt hoe ze wordt afgerekend op haar islamitische geloof. ‘Je bent meer dan je hijab’. En de Afrikaanse Michael Onyebuchi Eze die vanuit ‘ubuntu’ filosofie kennismaakte met een lepra gemeenschap en ontdekte hoe menselijk ze waren. (RA)

Jeroen Hopster, Food for thougth. 2018. Ten Have. 17,50.euro.


Het tweekoppige monster Despotisme en Terreur
“Het afgetakelde, ineengeschrompelde Europa wierp in 1815 zijn oude huid af om, nog steeds herkenbaar maar toch in een nieuwe gedaante, uit de as van de napoleontische vuurbrand te herrijzen”, schrijft UU-hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Beatrice de Graaf in Tegen de terreur. Ze onderzoekt hierin de vaak vergeten jaren na Napoleons nederlaag in de Slag om Waterloo, waarbij de grote geallieerde mogendheden (Groot-Brittannië, Pruisen, Oostenrijk en Rusland) niet direct huiswaarts keerden, maar zich bundelden in de Geallieerde Raad: een gezelschap dat vijf jaar lang moest overleggen over de veiligheid van Frankrijk en Europa, en trachtte een vuist te maken tegen dat tweekoppige monster Despotisme en Terreur, dat het continent in puin had gelegd.

Met een hedendaagse blik valt er nogal wat af te dingen op die club: zo solidair en coöperatief als de partijen onderling waren, zo hegemoniaal en heerszuchtig waren ze naar buiten; regerend over kleine mogendheden heen. Helemaal succesvol werd het experiment ook niet, maar de raad gaf hoe dan ook gestalte aan de eerste, gemeenschappelijke strijd tegen terreur in vredestijd en kan in zekere zin gezien worden als een soort NAVO avant la lettre.

De Graaf schetst echter overtuigend dat deze vroege war on terror er geen is van generaals en burgers alleen, maar net zozeer een van burgers. Ze stelt de vroeg-negentiende-eeuwse, Europese veiligheidsgemeenschap voor als een imagined community: een gemeenschap waarin individuen onderling een soort binding voelen, al kennen ze elkaar niet. Weliswaar tekenden vorsten de postnapoleontische opvattingen over vrede en veiligheid op, maar die ideeën rusten op ‘indrukken, emoties en een levensgevoel’ dat gedragen werd door miljoenen Europeanen. Boeiendst aan deze zeer vlot geschreven studie is dat de bewoner een stem krijgt — zoals de reizende vrouwen die over het continent trokken en hun aanschouwingen op schrift stelden. (LvdP)

Beatrice de Graaf, Tegen de terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon, 2018. Prometheus 27,50 euro


Optimaal concentreren in een tijd van constante afleiding
In onze huidige samenleving zijn we volop aan het multitasken. Niet zo handig als je moet leren voor dat ene tentamen of je wilt focussen tijdens een belangrijk college. We worden constant afgeleid door allerlei prikkels om ons heen. In zijn boek Concentratie legt UU-psycholoog Stefan van der Stigchel uit hoe we dat kunnen veranderen.

Zo heeft concentratie niets te maken met heel erg lang leren voor die ene toets, maar moeten we leren concentreren. Beetje bij beetje bouwen we ons concentratievermogen en de kennis over een bepaald onderwerp op. Dit doen we door de informatie op te schrijven, maar ook meditatie kan daarbij een rol spelen.

Het boek is opgedeeld in grote, overzichtelijke hoofdstukken. Van der Stigchel belicht voornamelijk hoe je je kan concentreren op één bepaald onderwerp. Ook worden er termen ontkracht, zoals multitasken. Volgens hem kan ons brein namelijk lang niet altijd meerdere taken tegelijk uitvoeren.

Eén hoofdstuk richt zich specifiek op concentratie in het verkeer. Van Stigchel kijkt naar een verband tussen het aantal verkeersdoden en het concentratievermogen van bestuurders op de weg. Ook hierbij blijkt dat we snel afgeleid zijn door de huidige technologische ontwikkelingen.

Al met al leert het zeer vlot te lezen boek, ons meer over hoe belangrijk het is om je ergens op te concentreren met enkele handige tips & tricks hoe je het best kunt focussen. (SM)

Stefan van der Stigchel, Concentratie. 2018. Maven Publishing B.V., Amsterdam. 19,50 euro.


Afstand nemen om dichterbij te komen
“De wereld bestaat uit Flakkeeënaars en overkanters en dat is een helder, onwrikbaar onderscheid.” Met dat sentiment begint de hoofdpersoon, Bram Korteweg, zijn tocht vanuit het Zeeuwse eiland Goeree-Overflakkee en zijn gereformeerde opvoeding naar Utrecht om te gaan studeren. Bram vertoont gelijkenissen met zijn auteur: Van der Graaff vertrok met eenzelfde achtergrond naar Utrecht om kunstgeschiedenis te gaan studeren. Met een gevatte, bitterzoete pen omschrijft Van der Graaff deze twee verschillende werelden en de vraagstukken waar Bram tegenaan loopt. Centraal in deze tocht staat het geloof. Daarbij gaat het niet om een ontworsteling of afrekening, maar juist over een herontdekking vanuit een kritische, geïnteresseerde houding. Welke rol kan het geloof nog spelen in het hedendaagse seculiere Nederland of in een individualistische grote stad als Utrecht?

Gedurende Brams zoektocht raakt hij hierover in gesprek met diverse personages die bepalend zijn voor zijn beeldvorming. Het begint met Brams vader, die zich op volwassen leeftijd laat dopen. Vervolgens sluit Bram zich aan bij het theologisch werkgezelschap Uterque, waar hij de homoseksuele Wilfried ontmoet. Ook raakt hij in Utrecht bevriend met de jonge Paul die besluit dominee te worden, nota bene op Goeree-Overflakkee.

Hoewel het narratief van de vrijgevochten, gereformeerde student ons bekend voorkomt, is dit geen herkauwing van de werken van Maarten ’t Hart of van Jan Wolkers. Van der Graaff weet op een frisse, zelfbewuste manier en met eigentijdse blik zijn verhaal te vertellen in dit mooie debuutroman.(EdK)

Maarten van der Graaff , Wormen en engelen. 2017.  Atlas Contact.  20,99 euro


Waar zijn we nog veilig?
Naast het feit dat Hanneke van Eijken aan de Universiteit Utrecht verbonden is als universitair docent aan het departement Rechtsgeleerdheid, is zij ook dichter met een uitstekende pen. In haar meest recente dichtbundel Kozijnen van krijt – opvolger van haar debuut Papieren veulens – weet Van Eijken de kwetsbaarheid van de mens en zijn omgeving uitstekend te vatten in een subtiele benadering van woorden.

Haar beeldende toon zet de lezer aan het denken. Ritmisch leidt de dichter je door de bundel heen in alle facetten van het leven, de angsten waar men mee leeft en al die kleine geluksmomentjes die iedereen zou moeten koesteren.Waar zijn we nog veilig, in Brussel of Parijs? Het zijn gedichten waarin Van Eijken zich haast lijkt te verontschuldigen naar de wereld voor alle ellende die de afgelopen jaren door terrorisme zijn aangedaan. Maar, zoals de dichter het zegt in Brussel: “(…) achter een baken van licht, voor een stad die op het punt staat opnieuw te gaan zingen”. Van Eijken laat zien dat er hoop is. Het recht zal zegevieren, zolang we de tijd in ons hand nemen en genieten van de mensen om ons heen die ons het meest dierbaar zijn.

Ook voelt de bundel aan alsof de auteur de lezer meeneemt op haar eigen kosmopolitische reis door de wereld. Door middel van woorden gaan we naar verre exotische landen waar we nog nooit eerder zijn geweest. Plekken waar we samen herinneringen mogen ophalen met het gevoel dat niemand ons zal scheiden van het verleden. Het is een Point of no return om aan te raden. (MM)

Hanneke van Eijken, Kozijnen van krijt. 2018.Prometheus. 19,99 euro


Zwarte gaten voor kinderen
Als liefhebber van mooi vormgegeven en lekker ruikende boeken oefent het kinderboek Femke en het zwarte gat dat haar sok opvrat, een enorme aantrekkingskracht op mij uit. En net als een zwart gat wil ik het boek niet meer uit handen geven. Schrijver Watse Sybesma, illustrator Diego Cohen-Maldonado en vormgever Antonia Cohen-Maldonado hebben een mooi en lief product afgeleverd.

Sybesma en Cohen-Maldonado zijn natuurkundigen. Sybesma promoveerde in 2017 aan de Universiteit Utrecht en Cohen-Maldonado is zijn promotieonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam aan het afronden. Zij hebben het misschien meest tot de verbeelding sprekende onderdeel van ons universum in een kinderverhaal proberen te vervatten. Een hele uitdaging want hoe leg je uit dat er ergens in het heelal iets is dat geen planeet, maan of ster is en ook nog eens niet te zien is, maar wel echt bestaat?

Het verhaal gaat over Femke die haar sok wil terughalen uit een zwart gat. Ze reist door de ruimte en vraagt het zwarte gat om haar sok. Door het gebruik van rijm en het gekozen lettertype doet het boekje in de verte denken aan Dick Bruna’s Nijntje. De tekeningen hebben kenmerken van een strip en door de uitvoering in zwart en wit tillen ze het verhaal naar een hoger plan. Alleen de sok heeft een kleurtje gekregen en wie wil weten waarom dat is, moet het boek gaan lezen.

Achterin het boek wordt voor de ouders of de wat oudere kinderen uitgelegd wat zwarte gaten zijn en of het verhaal van Femke waarheidsgetrouw is. Een mooie aanvulling voor een boek dat mede mogelijk is gemaakt door het Instituut Theoretische Fysica van de UU. Op de UU-site natuurkundetop10.nl staat nog een verhaal van Femke. (GK)

Watse Sybesma en Diego Cohen-Maldonado, Femke en het zwarte gat dat haar sok opvrat. 2018. Dato, 14,95 euro.


Tijdreizen door Utrecht
De Dwaalgids van Utrecht is een stripboek dat aan de hand van een gezinswandeling langs Utrechtse monumenten de geschiedenis van vijf bijzondere panden vertelt. Samen met tijdreizende kinderen bezoekt de lezer de 12e eeuwse Oudegracht, de beeldenstorm in de 16e eeuw, schuilkelders uit de Tweede Wereldoorlog en zo verder. Het is een unieke manier om iets te leren over de Utrechtse geschiedenis, al is de hoeveelheid informatie noodzakelijkerwijs beperkt – het is een strip, geen encyclopedie, en het is nu eenmaal onmogelijk om alle historische plekken in Utrecht uit te lichten.

Het kan even wat tijd kosten om te wennen aan de tekenstijl – of eigenlijk, tekenstijlen. De Inktpot is Utrechts one and only striptekenaarscollectief, een samenwerkingsverband van Utrechtse striptekenaars ( Brigida Almeida, Joshua Peeters, Pascal Oost, Wilbert van der Steen, Wilma van den Bosch, Niels de Hoog, en DUB’s eigen Niels Bongersdie met enige regelmaat samenkomen om een stripboek over Utrecht te creëren. De Dwaalgids is hun zesde publicatie. De samenwerking zorgt voor unieke creaties, waarbij normaliter solitaire tekenaars de handen ineenslaan. Wel behouden ze natuurlijk allemaal hun eigen stijl – wat betekent dat er in dit ene verhaal zes compleet verschillende tekenstijlen door elkaar gebruikt worden. De hoofdpersonen zijn constant door dezelfde tekenaar getekend, maar hun achtergrond en de andere personages wisselen nog al eens, zonder per se te proberen bij elkaar te passen. Dat hoeft niet storend te zijn – het is juist bijzonder – maar voor de kinderen door wie ik het boek liet testen, werkte het wel verwarrend, ook omdat het verhaal niet heel simpel is.

Sowieso kun je je afvragen wie de doelgroep is van dit boek. Het verhaal gaat over twee kinderen die liever naar ComicCon zouden gaan, maar dankzij het tijdreizen toch verslingerd raken aan de geschiedenis van de stad en haar panden. Voor kinderen is het verhaal echter regelmatig iets te hoog gegrepen, met taalgebruik uit vorige eeuwen en andere talen (“Mama, wat betekent Verdammt, gibt nur Kinder?”), hoewel het tijdreisaspect wel aanspreekt – evenals de (spoiler) priester in z’n blote kont. Een leuk avontuur, dus, maar misschien het leukst voor de volwassene die wel graag vermaakt wordt met geschiedenisverhalen over ons stadsie.

De Inktpot, De Dwaalgids van Utrecht. De Inktpot. 15 euro


‘Ik kon me eindelijk weer eens echt uitleven’
“Misschien was dit toch niet zo’n goed idee.” Dat kreeg Fedde Benedictus tien jaar geleden van zijn klimmaatje Jos te horen na een eerste bezoek aan een klimhal. Door zijn spasme maakte Benedictus aan de muur ongecontroleerde bewegingen waardoor hij onder de schaafwonden kwam te zitten. Maar het was juist wél een goed idee, schrijft de fysicus die vorig jaar aan de UU promoveerde.

In het boek De rolstoel in de klimhal hebben we dan al gelezen hoe Benedictus als vwo-scholier na een operatie aan een hersentumor de linkerhelft van zijn lichaam niet meer kon gebruiken, evenwichtsproblemen had en ook dubbel zag. Maar toch was hij vastberaden weer gewoon naar school te fietsen. Met talloze valpartijen als gevolg. Bij het klimmen kon hem niets gebeuren dankzij het gezekerde touw. “Ik kon me eindelijk weer eens echt uitleven.”

 Benedictus, in De Uithof werkzaam als managing director van het tijdschrift Foundations of Physics, beschrijft hoe zijn hobbymatige paraklimmen uitgroeide tot een uiterst serieuze zaak. Intense trainingen leidden tot spannende deelnames aan wereldkampioenschappen.

De gedroomde Paralympische status van het sportklimmen in 2020 in Tokyo lijkt er helaas voor Benedictus nog niet te komen, bleek eerder al in een interview met DUB. Maar dat stopt hem niet. Uit zijn bondige boek spreekt een bewonderenswaardige en jaloersmakende vaardigheid om keer op keer het gevecht met een muur en met zichzelf aan te kunnen. (XB)

Fedde Benedictus, De rolstoel in de klimhal. Sportklimmen ondanks een hersentumor. 2018  Boekscout. 16,99 euro.


Voortkabbelende academische leven in de jaren vijftig en zestig
Het leukste tentamen dat ik ooit heb afgenomen, vond plaats in de aktieperiode bij twee psychologiestudenten. Ik zie nog hoe ze binnen kwamen stevenen met een stel meiden erbij en een grote fles Chianti. Ze zeiden: Louët zullen we hem maar gelijk open maken? Nee, antwoordde ik, laten we eerst het gesprek houden, maar zij zeiden: O, nee, niet dat geouwehoer. Bovendien is een gesprek helemaal niet nodig, want we hebben de uitslag al klaar.

Als een emeritus-hoogleraar besluit om de universiteit van vroeger te beschrijven, hoop je op sappige anekdotes zoals hoogleraar wijsbegeerte Louët Feisser die in 1982 in het Universiteitsblad liet optekenen. Maar wie op vergelijkbare ontboezemingen hoopt in Quo vadis alma mater van Jan Kleinpenning, komt bedrogen uit. Al lezende in het betrekkelijk dunne boekje begon ik me steeds meer af te vragen waarom de Nijmeegse hoogleraar sociale geografie, die zijn loopbaan in Utrecht begon, zijn herinneringen op papier wilde zetten. Wie kon er geïnteresseerd zijn in een brave en van elke vorm van humor gespeende weergave van het kalm voortkabbelende academische leven in de jaren vijftig en zestig, laat staan in een al even bloedeloos beeld van de universiteit van vandaag?

Gaandeweg komt de aap uit de mouw. Dan wordt duidelijk dat Kleinpenning absoluut niet blij is met de richting waarin zijn alma mater zich ontwikkelt. In zijn slothoofdstuk kraakt de bejaarde emeritus zoals hij zichzelf noemt, een aantal noten over onder meer de publicatiedruk, de bizarre verengelsing, de doorgeslagen internationalisering en het in zijn ogen slechte management. Maar ook daar treft de lezer geen gedachte aan die niet elders al, en vaak op een meer pakkende manier, onder woorden is gebracht. Leuk en herkenbaar voor DUB-lezers zijn de cartoons van Niels Bongers, maar desondanks is de algemene indruk: voor studenten van nu misschien een curieus doorkijkje in een nauwelijks nog voorstelbaar verleden, voor oudere lezers een saai en overbodig boekje. (EH)

Jan Kleinpenning, Quo vadis alma mater, 2018.  U2pi 12,50 euro.


 

Advertentie