Een zomerboekenparade voor zonnig leesplezier

 

 

GenadezesjesEen zaak van lange ademDriftJe bent al mooi

Vooys, WaanzinMadoc, De populaire MiddeleeuwenLiteratuur en film in het vreemdetalenonderwijsRijkdom

 

 

Waarom mensen radicaliserenData en dreiging  

Kritische brieven van een universitaire dissident
Eelco Runia vroeg zich op Twitter af waarom zijn boek Genadezesjes zo weinig besproken is in de universiteitsbladen. Een terechte vraag, zeker omdat de landelijke kranten wel groot uitpakten. De docent Geschiedenis vertrok een jaar geleden met veel rumoer uit Groningen, omdat hij zich niet meer thuis voelde op de moderne, door regeldruk, protocolfetisjisme en verantwoordingshysterie gedreven universiteit. In dit boek legt hij in acht brieven uit wat hem bezielde en waarom hij denkt dat universiteiten op een verkeerd spoor zitten. Hij spreekt daarbij onder meer bestuurders, docenten, studenten, Kamerleden en belastingbetalers aan.

Ik denk dat Runia’s boek voor veel mensen op de universiteit weinig nieuws bevat en daarom niet zo interessant was voor universiteitsbladen. Ze kennen de verhalen. Toch maakt dat de constateringen van de docent niet minder schrijnend. Runia is op zijn sterkst als hij concrete voorbeelden geeft uit de praktijk. Bijvoorbeeld als hij citeert uit een document van de faculteit Geesteswetenschappen vol onbegrijpelijke zinnen waarin de docent de ‘studentgeoriënteerde benadering’ krijgt opgelegd en op detail voorgeschreven krijgt op basis van 14 criteria met verschillende weegfactoren hoe de student beoordeeld dient te worden. Met als klap op de vuurpijl (vermeld in een voetnoot) dat docenten aan zijn faculteit pas uren krijgen voor het begeleiden van een scriptie als ze de scriptie met een voldoende hebben beoordeeld.

Runia laat vanuit verschillende perspectieven zien hoe de manager op de universiteit de macht heeft overgenomen van de professional. Soms slaat hij daarin een beetje door. Door de toename van studenten is het helemaal namelijk niet slecht wanneer de universiteit nadenkt hoe ze uitval van studenten of een verkeerde studiekeuze kan voorkomen. Maar Runia maakt wel duidelijk dat de moderne universiteit te veel regelaars en plannenbedenkers heeft en dat dit ten koste gaat van de docent die bevlogen les wil geven. (RA)

Eelco Runia, Genadezesjes. 2019. Uitgeverij Athenaenum. 17, 95 euro (e-book 11,99 euro)


De studentenbeweging en de kracht van het woord
De jaren zestig was de tijd van de studentenprotesten. De universiteiten in heel Nederland werden door protesterende studenten wakker geschud. Die protesten kondigden ook de komst aan van een linkse intellectuele actiebeweging, zowel binnen als buiten de universiteit.

De Utrechtse socioloog Ruud Abma schreef het boek Een zaak van lange adem over een project dat voortkwam uit de Nijmeegse studentenbeweging, een tijd die hij daar zelf als student meemaakte.

De studenten van de Unie van Studenten Nijmegen kregen eind jaren zestig de briljante inval een drukpers aan te vragen bij het universiteitsfonds. Zo konden ze makkelijk informatie verspreiden. In die tijd werden pamfletten nog voornamelijk gemaakt met een stencilmachine, een soort voorloper van het kopieerapparaat. Een offsetpers bood de mogelijkheid veel meer en efficiënter informatie te vermenigvuldigen. Die drukmachine werd voor meer ingezet. Zo ontstond er een eigen uitgeverij SUN, de Socialistische Uitgeverij Nijmegen en een politiek linkse boekhandel De Oude Mol (zoals je in Utrecht de Rooie Rat had).

Abma beschrijft in zijn boekje hoe deze organisaties zijn ontstaan vanuit de studentenbeweging. In Nijmegen had je de Kritiese Universiteit waarin studenten probeerden het onderwijs te hervormen met eigen colleges die veelal gestoeld waren op de ideeën van Marx. De uitgeverij kon deze informatie gebruiken als input voor boeken die bij de Oude Mol werden verkocht.

In de loop der tijd ontwikkelde SUN zich van een maatschappijkritische uitgever naar een professioneel fonds met een cultuurhistorische en filosofische inslag. De eigenzinnige vormgeving was een bijzonder kenmerk. De uitgeverij was in heel Nederland een begrip. Uiteindelijk zijn de drukkerij, de winkel en de boekwinkel kopje onder gegaan. SUN bestaat nog in naam als onderdeel van uitgeverij Vantilt.

In zijn boek probeert Abma een aantal lijnen tegelijk uit te werken. De hervorming van universiteiten, de ontwikkeling van de studentenbeweging en de ontwikkeling van de uitgeverij SUN en drukkerij SSN. Dat is een beetje veel en daardoor blijft het verhaal wat oppervlakkig. De relaties tussen de verschillende partijen, zoals tussen de studentenbeweging en de Communistische Partij Nederland (CPN), worden wel aangehaald maar niet uitgewerkt. (RA)

Ruud Abma, Een zaak van lange adem. Hoe een Nijmeegs boekenimperium de studentenbeweging overleefde. 2019.Uitgeverij Vantilt. 19,50 euro


Pijnlijk mooi, en gewoon heel pijnlijk
Het mes van de liefde snijdt altijd aan twee kanten. Er is altijd zo’n moment, zo’n kantelig keerpunt, waarop de twijfel, het ongeluk, misschien zelfs wel de afkeer een relatie in sluipt en je je afvraagt of en wanneer er een keerpunt na dat keerpunt komt.
Dat is waar Drift, het derde, inmiddels bejubelde boek van Bregje Hofstede, over gaat. ‘Alles ervoor en alles erna is een verhaal’, zoals ze zelf zo treffend omschrijft op haar achterflap die slechts zes staccato-zinnen betreft.
En die treffendheid in dat kleine stukje tekst, is een voorbode voor wat Hofstede de lezer te bieden heeft in deze roman, die ze zelf ‘autofictie’ noemt. In Drift vertelt Hofstede hoe ze opeens – zonder aankondiging – haar huis verlaat en daarmee ook haar huwelijk. Midden in de nacht. Bepakt met een backpack vol met opschrijfboekjes (want schrijven is immers Hofstedes eerste natuur) loopt ze steeds verder weg van Luc, de man die ze leerde kennen op de middelbare en ooit zo veel en zo lang liefhad.
Sommige mensen hebben een fotografisch geheugen, Bregje een tekstueel geheugen – dat wordt versterkt door haar opschrijfboekjes met intieme aantekeningen die ze met de lezer deelt. Ook haar jaren als student Kunstgeschiedenis in Utrecht passeren daarbij de revue. Hofstede laat zien dat gekte bij de liefde hoort. Het is alsof je soms niet verder durft te lezen. Mag ik dit wel weten? Hóór ik dit wel te weten, van een stel, zo intiem? En wil ik wel weten hoe Hofstede door haar Luc wentelteefje wordt genoemd, en tussen haar billen wordt gekust? Wil ik weten hoe haar tong Lucs ‘puntige tanden’ kent, ‘die een scheef kluitje vormen in het midden van zijn wangsplijtende grijns’?
Misschien horen en mogen we het niet weten. Maar we willen het wél weten. Dat komt door haar toegankelijke, prettige schrijfstijl en vlijmscherpe details en omschrijvingen die een lofzang zijn voor de liefde – én het geschreven woord. De Luc in dit verhaal zal zich gevleid voelen, dat iemand zo oprecht en liefdevol over hem schrijft, en tegelijkertijd misschien beschaamd, want Hofstede verbloemt en verbergt niets. Nadat haar boek verscheen, zei ze daarover in Trouw: ‘Ik dacht: ik ben geen leuk mens als ik het doe, maar so be it.’ Misschien geen leuk mens. Nee. Maar wel: een verdomd goede schrijver.(LS)

Bregje Hofstede, Drift. 2018. Uitgeverij Das Mag. 25,99 euro.


Werken aan je beachbody
“Lang, dun, weelderig haar, grote borsten, volle billen, gave huid, grote ogen, gaaf gebit en jong.” Dat is het huidige schoonheidsideaal voor vrouwen, volgens Liesbeth Woertman. Voor de hoogleraar Klinische psychologie, bekend van onder andere het televisieprogramma Sophie in de kreukels, heeft dat ideaalplaatje iets onechts. “Een dunne taille samen met grote billen en borsten is biologisch heel lastig.” Maar biologische schoonheid is niet de norm, constateert Woertman. “Er moet levenslang gesleuteld worden. Vrouwen dienen alles weg te werken, te camoufleren of te ontwikkelen.”

In haar boek Je bent al mooi. De schoonheid van imperfectie. Schopt ze tegen het ideaalbeeld van de perfecte mens. En maakt ze de lezer duidelijk hoe dat ideaalplaatje, ons eigen geluk in de weg staat. “Hoe meer cosmetische chirurgie er wordt ontwikkeld, hoe meer make-up er op de markt komt, hoe meer aan schoonheid gerelateerde reclames er te zien zijn, hoe lelijker wij onszelf gaan vinden.”

Want, schrijft Woertman, geen mens is perfect. Dus als je imperfectie zoekt, dan zul je die altijd vinden. De kunst is dus om anders te gaan kijken. In tien hoofdstukken deelt ze daarom inzichten uit de wetenschap, gedichten en zelfs een haiku die het verlangen om te zijn wat we niet zijn, te temmen. Interessant, maar geen luchtig leesvoer. Wel geschikt als je nog even ‘snel’ beach-ready wil worden. En dan dus niet door in de sportschool te zweten, maar door mentaal te accepteren dat je beachbody ready is zoals het is.(AW)

Liesbeth Woertman, Je bent al mooi. De schoonheid van imperfectie. 2019. Ten Have. 18,99 euro.


De waanzin en de werkelijkheid
Kunst en waanzin schuren dicht tegen elkaar aan. Kunstenaars kunnen met een absurde kijk meer laten zien van de werkelijkheid dan een kunstenaar die de realiteit zo natuurgetrouw mogelijk wil weergeven. In het themamagazine van Vooys, het tijdschrift voor letteren dat wordt gerund door Utrechtse studenten, komt dit onderwerp uitgebreid aan de orde. Zoals de vraag hoe je de literatuur van schrijvers met een psychiatrische achtergrond moet beoordelen. Hoofdredacteur en Utrechtse student Noortje Maranus duikt in het leven en werk van de Belgische auteur J.M.H. Berckmans die in zijn leven meerdere malen met de psychiatrie in aanraking kwam. Zij constateert dat literatuurcritici daar niet goed op reageren. De één pathologiseert de patiënt en ziet het als literatuur van een gek. De ander zegt juist dat je helemaal niet naar die achtergrond moet kijken. Het werk is veel te goed om door een psychiatrische patiënt geschreven te zijn. Dit impliceert volgens Maranus dat gekte en goede literatuur niet samen zouden kunnen gaan. Zij pleit voor een andere benadering waarbij de literatuur serieus wordt geanalyseerd, maar waarbij elementen die voortkomen uit de ziekte, zoals gevoelens van pijn en isolatie, wel meegenomen worden.

De combinatie van psychiatrie en kunst staat tegenwoordig in de belangstelling door de populaire onderzoekstak van Mad studies, die waanzin in de kunst belicht. Hoewel waanzin in de kunst zeker niet nieuw is, zoals de Amsterdamse hoogleraar Gemma Blok in haar artikel laat zien. En nog altijd actueel, zo blijkt uit het interview met wetenschapper Wouter Kusters die in zijn boek Filosofie van de waanzin put uit de eigen ervaring met psychoses.

Niet alle artikelen in het themamagazine zijn even succesvol. Het verhaal van theaterwetenschapper Laurens Vos over de taal van de waanzin zit zo vol jargon dat het voor een buitenstaander onleesbaar wordt. En het moedige experiment van cultuurwetenschapper Charlotte van der Veen om haar eigen ervaringen bij het beleven van het theaterstuk Mental door performancekunstenaar James Leadbitter blijft wat afstandelijk. Toch is het een mooi themanummer dat een paar interessante vragen stelt over de receptie van waanzin in de kunst.(RA)

Tijdschrift Vooys. Nummer 37.2  Waanzin. Losse verkoop 6,50 euro


Bont en blauw van het slagveld
Wanneer je als recensent een tijdschrift over de Middeleeuwen moet bespreken, verheug je je uiteraard op verhalen over koningen met namen als Lodewijk de Nietsnut (967-987) of over de wonderbaarlijke bekering van de heilige Ansfridus. Als je in plaats daarvan artikelen over videogames, een hedendaagse HBO-serie en een recente speelfilm voorgeschoteld krijgt, kun je dat gemakkelijk als een koude douche ervaren. Het zegt daarom voldoende over de kwaliteit van het vier maal per jaar verschijnende tijdschrift Madoc dat deze recensent het jongste nummer – met als thema ‘De populaire middeleeuwen’ - met veel plezier heeft gelezen.

De redactie van het Utrechtse blad verdient om te beginnen een pluim voor de creatieve manier waarop het thema – populariseren – van een uiterst veelzijdige inhoud is voorzien.  Behalve aan de al genoemde onderwerpen besteedt dit nummer van Madoc aandacht aan de middeleeuwen op het toneel, aan onderzoek met de metaaldetector, aan het naspelen van historische veldslagen en aan de (helaas niet beantwoorde) vraag of Affligems Dubbel nog steeds naar het recept uit 1074 wordt gebrouwen.

Een minpunt voor een tijdschrift dat zich gezien de aantrekkelijke vormgeving op een breed publiek richt, is dat sommige artikelen, zoals het eerder genoemde stuk over videogames, met grote aantallen voetnoten wel erg nadrukkelijk voor collega-mediëvisten bedoeld lijken. Maar daar staan een paar aansprekende reportages tegenover en een vlijmscherpe kritiek van Erik Goosmann op het chauvinistische karakter van de recente speelfilm Redbad.

Het meest leerzame onderdeel van Madoc is een interview waarin ‘re-enacter’ Renz Klerks uitlegt dat het naspelen van historische veldslagen geen kinderspel is. “Onlangs is in Amerika nog een re-enacter overleden die tijdens een toernooi in zijn eigen lans viel.” Klerks beschouwt zijn hobby als een vechtsport, waarvoor hij dan ook regelmatig traint. “Toch kom je nog wel eens bont en blauw van het slagveld.” Ja ja. En wij maar denken dat re-enacters dikke mannen zijn met namaakzwaarden die een onnozel toneelstukje staan op te voeren.(EH)

Madoc Jaargang 32, nr.4  2018. Uitgeverij: Verloren. Losse nummers 10 euro; Introductieprijs (voor één jaar)  20 euro.


Taal in al zijn vormen
Bij het onderwijzen van een vreemde taal ligt het accent de laatste jaren vooral op het leren communiceren in een andere taal. Hierdoor is het literatuuronderwijs naar de achtergrond gedrongen, constateert docent Duitse letterkunde Ewout van der Knaap van de UU. Als specialist op het vlak van literatuurdidactiek wil hij met het boek Literatuur en Film in het vreemdetalenonderwijs docenten van het voortgezet onderwijs handvaten geven hoe ze film en teksten in al haar vormen kunnen integreren in hun onderwijs én toch hun leerdoelen halen. Daarmee is het werk echt een handboek geworden met praktische tips en extra online studiemateriaal.

Van der Knaap vindt dat films en boeken echt thuishoren in het onderwijs, of het nou gaat om het vmbo of het gymnasium. Hij biedt docenten stappenplannen aan om dit te bereiken. De eerste stap is om te stimuleren dat de scholieren een boek openslaan, ook al is lezen voor hen geen hobby en vinden ze literatuuronderwijs saai. De universitair docent geeft hiervoor praktische tips en heeft een titels paraat voor elk taalniveau, variërend van young adultboeken zoals The Fault in our stars tot het gebruik van de strip Asterix en Obelix. Ook geeft hij aan hoe je je lessen zo kan inrichten dat de boeken op een interessante manier deel uitmaken van het onderwijs waardoor ze hun toegevoegde waarde bewijzen.

En dan de film. Hoewel Van der Knaap schrijft dat boeken en films gelijkwaardig zijn in de taal- & cultuurlessen en niet elkaar concurrenten zijn, komt film er relatief bekaaid vanaf in het boek. Waarom wordt niet helemaal duidelijk. Vindt hij als letterkundige een film misschien toch inferieur aan een boek of heeft hij minder kennis van films?

Tenslotte brandt mij nog echt een vraag op de lippen: Waarom lijkt de kaft van het boek zoveel op de elpee Skunk van DoeMaar? In de paragraaf gewijd aan songteksten kan ik het antwoord helaas niet vinden.(GK)

Ewout van der Knaap, Literatuur en film in het vreemdetalenonderwijs. 2019. Uitgeverij Coutinho. 28,50 euro


De grenzen van rijkdom
Als je behoort tot de superrijken, kun je veel geld uitgeven. Maar waar ligt de grens dat je van gekkigheid niet meer weet wat je moet doen met je geld? Als je 2 miljoen euro op jaarbasis verdient, kun je zeer goed leven. Maar stel dat je 80 miljoen euro verdient, of een meer dan een miljard? Waar besteed je dan je geld aan? Dat is de vraag die econoom en filosoof Ingrid Robeyns stelt in haar boek Rijkdom dat verscheen in de pamflettenreeks Nieuw licht.

Robeyns constateert dat ethiek in de economie geen sterke rol speelt. Bezit is bezit. Ze pleit voor een andere benadering en grijpt daarbij terug op de filosoof Aristoteles. Deze Griekse wijsgeer zag het bezit van geld als een middel om een doel te bereiken. Dat doel is in zijn ogen ‘een goed leven leiden’. Nu is een goed leven subjectief, maar er is wel een grens te stellen. Als je voldoende geld hebt voor een goed leven, is de rest van het vermogen dus niet meer van waarde.

In het verlengde van die redenering vindt Robeyns dat een superbelasting voor de extreem rijken geen slechte zaak zou zijn. Zij voert bovendien aan dat bovenmatig bezit nog andere nadelen heeft. Zo reizen en besteden ze meer, wat slecht is voor het milieu. Daarnaast zijn vermogenden die politieke invloed kopen, wat slecht is voor de democratie en eerlijkere verdeling van het geld zou voor de samenleving als geheel meer welzijn betekenen.

Robeyns is niet tegen een beetje ongelijkheid, maar wel tegen de absurde verschillen. In haar pamflet wil ze de rijken dus geld afnemen. Waar ze niet op ingaat is dat er ook superrijken zijn die hun geld naar eigen inzicht uitgeven aan het beter maken van de wereld, zoals voormalig Microsoftbaas Bill Gates en zijn vrouw of andere rijken die hun geld investeren in ecologische innovatie of kunst. Daar was ik benieuwd naar geweest.(RA)

Ingrid Robeyns, Rijkdom. 2019. Uitgeverij Prometheus. 12,99 euro


Over radicaal gesproken
Waarom zijn mensen boos op de politici in Den Haag en Brussel, wat drijft een groepering als ‘de gele-hesjes-beweging’, hoe komt het dat Trump het zo goed doet met een achterban die ook zich ook vindt in de Ku Klux Klan en waarom ligt het westen nog altijd onder vuur van moslimterrorisme?

Het boek Waarom radicaliseren mensen van hoogleraar sociale psychologie en empirische rechtswetenschap Kees van den Bos kon op geen beter moment worden geschreven. De auteur duikt in het boek op een vrij heldere en toegankelijke wijze in het actuele vraagstuk rondom radicalisering in de hedendaagse maatschappij. Van den Bos toont aan dat radicalisering een probleem is van alle tijden. Alle vormen – van radicalisering vanuit de moslimgemeenschap, alsmede extreemrechts en extreemlinks –komen voort uit één cruciale gedachte: onrechtvaardigheid.

Van den Bos weet de urgentie te vatten in zijn boek en door het onderwerp vanuit verschillende disciplines aan te vliegen, damt hij de versnippering van het wetenschappelijke debat in. Buitenstaanders krijgen door het lezen van het boek meer grip op de actualiteit. Het boek creëert een bewustwording van het huidige politieke klimaat.

Van den Bos analyseert in zijn betoog hoe radicalisering, gewelddadig extremisme en terrorisme ontstaat. Hij richt zich niet zozeer op het oplossen van het probleem, maar eerder op het voorkomen ervan. Dit boek is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in zijn medemens, de manier waarop wij handelen en hoe onze omgeving een gevoel kan creëren van onrecht in een snel veranderende maatschappij. Het is een helder betoog voor het versterken van de democratische rechtstaat.(MM)

Kees van den Bos, Waarom mensen radicaliseren: hoe waargenomen onrechtvaardigheid, radicalisering, extremisme en terrorisme aanwakkert. 2019. Uitgeverij Prometheus, 29,99 euro.


Over spionnen in spiegelpaleizen
Poubellogie (poubelle = vuilnisbak): zelfs de zeer specifieke inlichtingendiscipline van het doorzoeken van afval en ander weggegooid materiaal om informatie te verkrijgen, is een gewichtige term. In democratieën als de onze is de intelligence (met alle domeinen en methoden die daaronder vallen) niet meer weg te denken. En dat ondanks het feit dat geheime diensten soms op gespannen voet lijken te staan met onze hang naar transparantie. Wat we moeten verstaan onder Intelligence is echter vrij ongrijpbaar. In het verleden kreeg de term een veelvoud aan invullingen en ook in de eenentwintigste eeuw is die aan verandering onderhevig.

Bob de Graaff, profileringshoogleraar Intelligence en Security Studies bij de Utrechtse afdeling Geschiedenis van Internationale Betrekkingen, beschouwt intelligence als ‘de organisatie van afgeschermde activiteiten gericht op het bewerkstelligen van een informatievoorsprong behoeve van een betere besluitvorming, hetzij door onzekerheid voor de eigen partij te reduceren, hetzij door die voor de tegenpartij te vergroten, in een omgeving die bewust poogt het bereiken van zo’n informatievoorsprong te frustreren.’

Zijn boek Data en dreiging wil een divers publiek aanspreken. Het richt zich op eenieder die meer over intelligence wil weten: de leek, de beoefenaar die zijn kennis wil opfrissen—en degenen die, op basis van intelligence besluiten moeten nemen, zoals lokale en nationale beleidsmakers en politici. Die verscheidenheid leidt tot een inleidend boek, waarin het fenomeen of proces van begin tot eind besproken wordt; van het verzamelen van intelligence tot haar verwerking, waardering en analyse en, in gunstige gevallen, haar uiteindelijke nut voor de maatschappij.

De historische ontwikkeling van intelligence en de comparatieve observaties in bijvoorbeeld de Sovjet-Unie en Amerika geven Data en dreiging diepte—talloze metaforen en smakelijke anekdotes over spionnen (‘Het op een na oudste beroep ter wereld’) en andere inlichtingenwinnaars geven het boek bovendien vaart.(LvdP)

Bob de Graaff, Data en dreiging. Stap in de wereld van intelligence, 2019. Boom 24,95 euro.


 

Advertentie