Gebrek aan waardering zorgt ook voor werkdruk in de wetenschap
Op 14 december trekken de wetenschappers van WOinActie weer aan de bel. De werkdruk die ze ervaren is te hoog. De maat is vol. Maar hoe ontstaat werkdruk eigenlijk? Waarom heeft de ene docent daar veel meer last van dan de ander?
Psycholoog Belle Derks deed onderzoek onder vierduizend wetenschappers aan Nederlandse universiteiten, met uitzondering van de academische ziekenhuizen. Daaruit blijkt dat wetenschappers op een schaal van 1 tot 100 aangeven dat hun werkdruk op 82,8 ligt. Bij vrouwen ligt dit nog wat hoger (84,6) dan bij mannen (82). Bij een onderscheid naar functie blijkt dat naarmate de functie hoger wordt, de werkdruk ook stijgt. De hoogleraren rapporteerden de hoogste werkdruk (84,6) en de universitaire docenten de minste (82,3).
Werkdruk en prestatiedrang
Toch ging het Derks niet alleen om de hoogte van de werkdruk. Ze wil ook kijken wat bepaalt hoe de werkdruk ervaren wordt en in hoeverre gender daarbij een rol speelt.
“Wij hebben aan wetenschappers gevraagd wat in hun ogen de eigenschappen zijn van succesvolle onderzoekers en hoe zij denken hoe ze zelf in elkaar zitten. We hebben daarbij gekeken naar twee dimensies, enerzijds eigenschappen die te maken hebben met individualisme, competitie en prestatiegerichtheid en anderzijds eigenschappen die meer te maken hebben met samenwerken, en de relaties met collega’s. In ons onderzoek zagen we dat wetenschappers in Nederland het idee hebben dat je vooral competitief, assertief en op je eigen prestatie gericht moet zijn om aan de top te komen. Maar als je wetenschappers vraagt hoe ze zichzelf zien dan benadrukken ze heel andere eigenschappen en beschrijven ze zichzelf eerder als iemand die goed kan samenwerken en een goede collega wil zijn. Het lijkt er dus op dat de gemiddelde wetenschapper in Nederland het idee heeft niet competitief en individualistisch genoeg te zijn om succesvol te zijn in de wetenschap. En deze focus op competitie en prestaties draagt bij aan de groeiende werkdruk.”
“Deze tegenstelling vind je zowel onder vrouwelijk als mannelijke wetenschappers. Je zou echter wel verwachten dat deze focus extra nadelig is voor vrouwen, dat vrouwen mogelijk meer werkdruk ervaren dan mannen. Als we namelijk kijken naar de stereotypen die er bestaan over mannen en vrouwen, dan blijkt dat we competitie, individualisme en assertiviteit verwachten van mannen en niet zo van vrouwen. Het beeld dat opgeroepen wordt bij ‘de succesvolle wetenschapper’ is dus eerder dat van een man dan van een vrouw. Onderzoek toont dat wanneer een beroep een zeer ‘masculien’ imago heeft, het risico op gender bias groter wordt en we kwaliteit minder in vrouwen dan in mannen zullen herkennen. En dat terwijl ons onderzoek laat zien dat mannelijke en vrouwelijke wetenschappers niet verschillen in hoe competitief en prestatiegericht ze zijn.”
Hierover heeft Derks recent met enkele medeauteurs een artikel geschreven in ESB, het vakblad voor economen. Bij economie, maar ook bij technische disciplines is het aantal mannelijke wetenschappers groter dan bij geesteswetenschappen of sociale wetenschappen. De stereotypisch mannelijke, competitieve kenmerken blijken daar ook extra belangrijk gevonden te worden voor succes.
Belle Derks tijdens de openlucht colleges bij de landelijke actieweek van WOinActie
Ondersteuning en waardering
Derks constateert daarmee dat werkdruk deels bepaald wordt door de focus op prestatie. Toch is dat niet het enige wat een rol speelt. Uit onderzoek blijkt ook dat de werkdruk groter wordt naarmate je je minder ondersteund voelt, minder waardering krijgt en je je minder thuis voelt op je werk. Ze baseert zich daarbij op het demand resource model dat in Utrecht is uitgewerkt door de wetenschappers Wilmar Schaufeli en Toon Taris. “Een hoogleraar is voor zijn of haar inzet beloond met status en heeft vaak ook meer vrijheid om het werk zelf in te vullen”, zegt Derks. “Daarom zie je dat hoogleraren het langer volhouden, ook al maken ze relatief veel uren.”
“Bij tijdelijke onderzoekers zal de stress eerder toenemen omdat ze onzeker zijn over de toekomst en niet weten wanneer hun inzet beloond gaat worden. Bovendien wordt hun werk op voorhand meer vastgelegd dan bij hoogleraren waardoor ze de inhoud van hun werk minder kunnen invullen zoals ze willen.”
Voorbeeldfunctie leidinggevende
Toch is werkdruk verminderen niet het enige wat een werkgever kan doen om de motivatie te verhogen en de kans op stress te verminderen. “Je moet mensen hulpbronnen geven. Dat kan heel concreet zijn door te zorgen voor goede faciliteiten, maar ook door medewerkers de mogelijkheid te geven nieuwe dingen te leren of te zorgen voor steun. Het kan op veel manieren."
Daarbij is volgens Derks een belangrijke taak weggelegd voor de leidinggevende. Die moet zorgen voor de hulpbronnen die energie en motivatie geven, dat werknemers zich gewaardeerd voelen en dat ze de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Daarnaast heeft de leidinggevende een voorbeeldfunctie. “Als de leidinggevende het hele weekend het team bestookt met mailtjes of appjes, suggereer je dat hij ook van de werknemers verwacht dat ze in het weekend werken."
Bedreiging of uitdaging
Derks: “Een leidinggevende zal moeten zorgen dat het werk een uitdaging in plaats van een bedreiging is. We weten uit onderzoek dat mensen dezelfde taak als een bedreiging of als een uitdaging kunnen zien, afhankelijk van de hulpbronnen."
Werk als uitdaging zien is beter. Onderzoek wijst uit dat wanneer werk uitgevoerd moet worden in een onzekere omgeving dan zie je bij mensen een fysiologische stressreactie waarbij de hartslag omhoog gaat maar de bloedvaten tegelijkertijd nauwer worden, wat fysiologisch gezien een zeer inefficiënte reactie is. Maar dezelfde moeilijke taak kan ook als een spannende, interessante uitdaging gezien worden. Fysiologisch zie je dan een meer efficiënte reactie waarbij de hogere hartslag gepaard gaat met een verwijding van de bloedvaten. Dit laatste levert dus minder stress op.”
Binnen de wetenschap zie je op dit punt een ontwikkeling, zegt Derks. “Dat steeds meer wetenschappers aangeven dat de maat vol is, kan je interpreteren als een teken dat de druk enorm is toegenomen en het de wetenschappers niet meer lukt hun drukke werk als een uitdaging te blijven zien.”
Behoefte aan samenwerking
Volgens Derks is er binnen de wetenschap wel een kentering zichtbaar. Waar vroeger de individuele output hoog op de lijst stond, zie je bij de jongere wetenschappers meer behoefte aan samenwerking. En ook de UU en de universiteitenvereniging VSNU leggen volgens haar steeds meer nadruk op het belonen van samenwerken. Dit kan positieve gevolgen hebben voor de werkdruk.
Samenwerken betekent niet dat je als wetenschapper niet meer mag scoren, maar je doet dat meer in teamverband. Bovendien kan je zelf zoeken naar stimulerende hulpbronnen. Een voorbeeld daarvan is het om in kleine groepen met elkaar te spreken over het onderwijs geven en elkaar feed back geven. “Ik heb zelf bijvoorbeeld samen met een paar collega’s een schrijfgroep opgericht om meer steun te krijgen. Het is een beetje als bij de Weight Watchers. We stellen elke twee weken samen nieuwe doelen en bespreken onze voortgang om zo stap voor stap tot een publicatie te komen. Dat zijn sessies die heel stimulerend werken en daardoor zorgen voor minder werkdruk omdat het werk uitdagend en behapbaar wordt gemaakt.”