Hoe het ‘superstermodel’ samenwerking in de wetenschap in de weg staat

Toen de Amerikaanse president John F. Kennedy in 1962 het NASA Space Center bezocht, richtte hij ook even een vriendelijk woordje tot de conciërge. Wat waren nu precies diens taken? Nou mijnheer de president, was het antwoord, ik help om de eerste man op de maan te zetten.

In zijn laatste nieuwjaarsrede haalde de Utrechtse faculteitsdecaan Marcel van Aken de bekende anekdote aan om erop te wijzen dat ook wetenschap toch vooral een gezamenlijke prestatie is van meerdere individuen. 

KNAW-voorzitter en Utrechtse universiteitshoogleraar José van Dijck kwam in haar eerste jaarrede in 2016 met de ‘it takes a village to raise a child’-beeldspraak. Verwijzend naar ‘het wetenschappelijk dorp’ CERN waar duizenden onderzoekers samen aan een deeltjesversneller werken, concludeerde ze: “Wetenschap is in toenemende mate afhankelijk van teams.”

''Wetenschap is in toenemende mater afhankelijk van teams'

Waarom toch al die nadruk op het belang van meer samenwerking? In zekere zin is de vaststelling dat wetenschappers niet in een isolement tot baanbrekende inzichten komen immers een platitude. De tijden dat geniale onderzoekers in hun eentje en vanuit het niets geheel nieuwe wetenschapsgebieden blootlegden (Galileo) of revoluties ontketenden in een discipline (Darwin) liggen ver achter ons. Daarvoor is wetenschap te complex geworden, is de technologische vooruitgang te ver gevorderd en is de beschikbaarheid van informatie te veel toegenomen.

Een van de redenen voor die roep om 'teamwork' is de toenemende zorg over ‘het vertrouwen in de wetenschap’ en over ‘perverse prikkels in de wetenschap’. Geneeskundedecaan Frank Miedema wees via zijn Science in Transition-initiatief op de gevaren van een wetenschappelijk systeem dat zich vooral richt op het scoren van publicaties. Hyperspecialisatie en minder integer of zelfs frauduleus handelen, lagen op de loer. Eerder drong rector Bert van der Zwaan aan op Slow Science; meer aandacht voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. Bij deze discussies past ook de groeiende aandacht voor peer support en open science: meer collegiale uitwisseling en ondersteuning en meer transparantie over werkwijzen, over data en over tussenconclusies.

Wetenschappers stellen zich daarnaast meer dan vroeger ten doel om een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan het oplossen van grote maatschappelijke problemen als klimaatverandering, ongezonde leefstijlen en armoede. Dat zijn ingewikkelde vraagstukken die de inbreng van verschillende disciplines vergen, en zelfs die van organisaties en bedrijven buiten de universiteit. Deze ontwikkeling wordt binnen de UU weerspiegeld door het aanmoedigen van samenwerking in teams via multidisciplinaire onderzoeksprogramma’s als de strategische thema’s, focusgebieden en hubs. Rector Van der Zwaan sprak in zijn laatste diesrede deze week over zijn wens “de universiteit als echte ‘civic university’ dichter bij de maatschappij te brengen”.

Beide argumenten worden breed gedeeld, zeker door jonge onderzoekers. Desondanks blijkt het best lastig om die samenwerking daadwerkelijk tot stand te brengen, vooral door de cultuur binnen universiteiten die nog sterk gericht is op individuele wetenschappelijke excellentie.

Decaan Marcel van Aken denkt dat de Veni-, Vidi-, Vici-beurzen vanuit NWO, en de Europese ERC-beurzen een belangrijk obstakel vormen. Die worden uitgereikt aan individuen die vervolgens zelf over de besteding daarvan kunnen beslissen. Een ouderwetse benadering, zo zei hij in zijn rede.

DUB sprak met twee Utrechtse wetenschappers die zich recent in vergelijkbare bewoordingen uitlieten. Hoogleraar Sociale en Organisatiepsychologie Belle Derks stelt sinds haar aantreden als voorzitter van de Jonge Akademie het – wat zij noemt – ‘superstermodel’ aan de kaak. Wie boven komt drijven in de concurrentieslag voor beurzen wordt geportretteerd als star scientist.

Derks: “Klaarblijkelijk vinden we het in de wetenschap aantrekkelijk om een beperkt aantal onderzoekers aan te wijzen waarvan we zeggen dat ze over exceptionele kwaliteiten beschikken en dat ze een groot deel van het onderzoeksgeld moeten krijgen. Maar dat leidt tot een ééndimensionaal beeld van wat kwaliteit is en wekt de indruk dat velen van ons maar wat aanrommelen in de marge. Zeer onterecht.”

'Als je zelfstandig kunt werken, ben je pas 'Veni-materiaal'

Volgens Derks ervaren veel jonge wetenschappers grote stress door de druk die dit systeem met zich meebrengt. Maar daarnaast staat de financieringswijze samenwerking in de weg. De hoogleraar ziet dat onderzoekers gepusht worden in een richting waarin ze vooral moeten bewijzen dat ze zelfstandig kunnen werken en elk aspect van het onderzoek zélf beheersen. “Dan ben je ‘Veni-materiaal’.”

Jonge onderzoekers zijn volgens Derks dan ook minder bereid om te investeren in de multidisciplinaire strategische thema’s en focusgebieden die de UU heeft opgezet. “Dat zijn heel mooie initiatieven, maar multidisciplinair werken betekent dat je de hulp van andere mensen nodig hebt, terwijl je als jonge wetenschapper juist moet laten zien dat jij degene bent die alles weet.”

Nu beschikt NWO wel degelijk over grootschalige programma’s waarbinnen grote consortia aanvragen kunnen doen voor disciplineoverstijgend onderzoek, maar zulke aanvragen zijn volgens Derks alleen kansrijk voor senior onderzoekers. Derks: “Het ironische is dat je in de huidige cultuur pas kunt samenwerken als je hebt laten zien dat je het helemaal alleen kunt.”

'Wetenschappers zouden een zucht van verlichting slaken'

Met de vraag om teamwork binnen de wetenschap wordt behalve op samenwerking tussen disciplines vaak ook gedoeld op taakverdeling binnen onderzoeksgroepen. Innovatiewetenschapper Frank van Rijnsoever schreef vorig jaar in een column (login) voor Het Financieele Dagblad dat de wetenschap veel kan leren van het bedrijfsleven. Waar hijzelf bij zijn Vidi-aanvraag werd beoordeeld als individueel talent, hangt de financiering van een start up af van de vraag of er sprake is van een sterk team. Een veel vruchtbaardere aanpak, denkt Van Rijnsoever.

“In de wetenschap doen we net alsof je als onderzoeker een alleskunner bent. We vergeten voor het gemak dat het werk steeds ingewikkelder is geworden en ook steeds meer facetten heeft. Het zou veel logischer zijn als je binnen een onderzoeksgroep de taken verdeeld. Wie is er methodologisch sterk? Wie theoretisch? Wie weet hoe je moet valoriseren? Wie kan het onderwijs erbij betrekken? Zo’n werkwijze is beter voor de kwaliteit van het onderzoek en zorgt waarschijnlijk ook voor een prettigere werkomgeving. Ik denk dat veel onderzoekers een zucht van verlichting zouden slaken.”

Het is een denktrant die Derks onderschrijft. Maar beide wetenschappers begrijpen dat dit vraagt om waardering en erkenning van wetenschappelijke activiteiten die niet meteen gekoppeld kunnen worden aan disciplinaire excellentie. Die is er nu nauwelijks. Derks: “Wie vooral methodologisch sterk is, wordt vaak overladen met onderwijstaken.”

Om die reden pleit Van Rijnsoever ervoor om aanvragen door teams van specialisten te laten doen. In zijn column geeft hij het voorbeeld van een team met behalve een chief research officer, een chief education officer en een chief valorisation officer. “Dan kan iedereen aantonen medeverantwoordelijk te zijn voor de toegekende beurs en dus dat ze geld kunnen binnenhalen.”

Maar om echt iets te veranderen zouden universiteiten een onafhankelijkere koers moeten varen. Van Rijnsoever: “De universiteiten hebben de criteria van NWO voor een goede wetenschapper omarmt en daarmee een eigen beoordelingskader en een eigen beleid uit handen gegeven.”

Het UMC Utrecht heeft in de afgelopen tijd concrete stappen gezet in een andere richting door de beoordelingssystematiek voor nieuw aan te stellen hoogleraren en voor onderzoeksgroepen aan te passen. Ook binnen de universiteit wordt al langer gesproken over betere criteria dan het tellen van beurzen en publicaties. Maar in de praktijk is er nog een lange weg te gaan.

Derks: “Ik merk in mijn eigen team hoe lastig het is om dingen te veranderen. Iedereen zit in een tijdelijke baan op tijdelijk geld en ik kan niemand zekerheid bieden. Dan is het ook niet eerlijk om iemand te vragen om te kiezen voor een specifieke expertise als ik weet dat dat mogelijk negatieve gevolgen kan hebben voor de loopbaan van die persoon.”

Van Rijnsoever: “De UU zou als enige kunnen zeggen: we gaan allemaal in teams van specialisten werken. Maar veel onderzoekers werken niet eeuwig in Utrecht. En dan heb je toch wat uit te leggen bij een nieuwe werkgever.”

Toch zien de twee ook positieve tendensen. Beiden noemen het vernieuwde teaching fellows-programma van de UU dat medewerkers in staat stelt hoogleraar te worden op basis van expertise op het vlak van onderwijs. Derks kan zich voorstellen dat ook onderzoekers met bewezen leiderschapsvaardigheden een hoogleraarspositie toebedeeld kunnen krijgen. “We kennen allemaal wel voorbeelden van mensen die over het talent beschikken om een groep op inspirerende wijze aan te sturen. Moet je zelf per se zelf een Vidi of Vici hebben gekregen om talent in anderen te ontdekken en aan te wakkeren? Ik denk het niet.”

'Onze jonge mensen runnen hun eigen toko, zo drijven de besten boven'

Dat niet iedereen binnen de universiteit op dezelfde manier naar de problematiek kijkt, blijkt uit een gesprek met hoogleraar Theoretische Fysica en oud-vicedecaan onderzoek Henk Stoof. Volgens hem hangt het belang van teamwork erg af van het vakgebied en zijn er zelfs binnen vakgebieden verschillen. “Mijn eigen theoretische werk is een kleinschalige operatie, maar de experimenteel natuurkundigen in CERN zitten in een heel andere situatie.”

Net als Derks en Van Rijnsoever vindt Stoof dat de NWO-financieringswijze leidt tot een ongewenste opstapeling van fondsen bij een beperkt aantal onderzoekstoppers. “Dat is problematisch, want ook die beste wetenschappers hebben een vruchtbare onderzoekomgeving nodig om gevoed te worden.”

Toch heeft hij veel minder problemen met het selectieve en concurrerende karakter van de beurzensystematiek. “Onze jonge mensen runnen hun eigen toko en moeten aantonen dat ze alle aspecten van het vak beheersen. Levert dat stress op? Jazeker, als je er middenin zit is het niet altijd leuk. Maar ik denk dat voor mijn vakgebied wel degelijk geldt dat op deze manier de beste wetenschappers komen bovendrijven.”

'Het moet én disciplinair én multidisciplinair zijn'

Stoof vindt het ook niet bezwaarlijk dat de disciplinaire expertise in grote mate leidend is bij de funding van wetenschap. Hij kijkt zelfs met argusogen naar de recente reorganisatie bij NWO die door de clustering van wetenschapsgebieden moet leiden tot meer oog voor mogelijkheden van inter- en multidisciplinair onderzoek. “Daar moet een balans blijven. Mijn idee is altijd geweest dat de disciplinaire poot van mijn onderzoek zorgt voor de funding en dat ik daarnaast de samenwerking met anderen opzoek. Met die disciplinaire kennis kan ik op een unieke wijze bijdragen aan de samenwerking binnen een groter consortium.”

Stoof is zelf betrokken bij het Utrechtse focusgebied Complex Systems Studies waarin kennis van wiskundige modellering wordt gekoppeld aan kennis van bijvoorbeeld klimaatverandering of wereldwijd heersende ziekten. “Dat is een heel mooie samenwerking en er moet zeker ook meer geld voor komen. Maar ik denk dat het én disciplinair én multidisciplinair moet zijn.”

Overigens is Stoof het ook niet eens met de vaststelling in Nature dat er geen geniën meer zouden zijn in de wetenschap. “Natuurlijk, je staat altijd op de schouders van anderen. Maar neem de Nobelprijs van twee jaar geleden voor de ontdekking van zogenaamde topologische materialen. Dat is puur het inzicht en het doorzettingsvermogen van drie – in mijn ogen geniale - personen geweest.”

Motivatie voor de keuze voor een artikel over teamwork:

Gasthoofdredacteur en scheidend rector Bert van der Zwaan wilde heel graag dit thema aan de orde stellen:

"Een van de grote dilemma’s waar ik als rector tegenaan liep, was de onderzoekscultuur. Hoe komt het dat binnen het onderzoek de man of vrouw die de onderzoeksbeurs heeft binnengehaald gezien wordt als de superster? Je werkt in een team en ieder heeft zijn eigen bijdrage. Een topdocent in dat team is niet minder dan de persoon die de Vici binnenhaalt. Je doet het samen. En dat is niet alleen de schuld van het systeem waarbij een onderzoeker de prijs binnenhaalt. Het gaat om een cultuurverandering."

Advertentie