Hup hup, hubs. Onderzoekers UU trekken de banden met de buitenwereld aan
Toen Chantal Kemner dit voorjaar met een UU-delegatie op de campus in Sydney rondliep, trok ze haar decaan Werner Raub meermaals aan de arm. Kijk, weer een bordje van een instituut dat zich ‘hub’ noemt. De directeur van het strategische onderzoeksthema Dynamics of Youth grinnikt: “Ik kende hubs eigenlijk vooral uit het vliegverkeer: Schiphol is een hub. Maar in Australië bleken de hubs al behoorlijk ingeburgerd.”
Het woord stond opeens in het strategisch plan van de UU: “In 2020 heeft elk strategisch thema een of meer interdisciplinaire ‘hubs’ ingericht”. Wie er een woordenboek bijpakte, las dat ‘wielas’ of ‘wielnaaf’ de letterlijke vertaling van ‘hub’ is. Wie om verdere verduidelijking vroeg, kreeg al snel het woord ‘netwerk’ te horen. “In de hubs werken interdisciplinaire teams met nationale en internationale partners aan oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen”, vervolgt ook het strategisch plan.
Kort gezegd: de wetenschappers moeten uit hun hok en samenwerking zoeken, niet alleen met andere kennisinstellingen maar ook met bedrijven, overheden, ngo's, belangenverenigingen etcetera. Dat is allerminst een nieuw geluid. Een commissie concludeerde vorig jaar al dat het onderzoek binnen de UU van hoog niveau is, maar dat de maatschappelijke ‘impact’ en de zichtbaarheid nog te wensen overlaat. En laat dat nou net zijn waar overheid, burgers en niet te vergeten onderzoeksfinanciers om vragen: wat hebben we eraan en wat merken we ervan?
Dit najaar krijgt elk strategisch thema in een tweede financieringsronde 6,5 miljoen van het universiteitsbestuur. Daarvan moet 4,5 miljoen euro naar de inrichting van de hubs waarmee de thema's duidelijk moeten maken hoe zij de maatschappelijk relevantie van hun onderzoek gaan vergroten en aantonen. In de aanvragen voor de hubs die aan het universiteitsbestuur worden voorgelegd, moet in ieder geval sprake zijn van deelname vanuit meerdere faculteiten en van oplossingen voor de grand challenges zoals die zijn opgesteld door de VN, de Europese Unie of de Nationale Wetenschapagenda. En er moeten dus externe ‘stakeholders’ bij betrokken zijn.
Het leidde her en der tot behoorlijk wat “gepruttel en gezucht”, zoals rector Van der Zwaan het omschreef in een blog (op intranet red.). Weer een nieuwe aanvraagronde, weer een nieuwe hoepel om doorheen te springen. Maar volgens de rector gaan hubs elke euro verdubbelen: hetzij in geld, hetzij in maatschappelijke opbrengst, zo zei hij eerder al eens in een commissie van de U-raad.
Het zijn geen gewone onderzoeksvoorstellen, er moet iets extra's gebeuren
DUB sprak met directeuren van de vier Utrechtse onderzoeksthema’s over het nieuwe Utrechtse buzzword. Zij zeggen blij te zijn met het initiatief van het universiteitsbestuur dat hen nu dwingt nieuwe keuzes te maken.
“Door de ontwikkeling van hubs verdwijnt een zekere vrijblijvendheid”, laat Bas van Bavel, directeur van Instituties voor een Open Samenleving in een reactie weten.
“Ik vind het een nuttige hoepel”, zegt Chantal Kemner. Kemner hoopt van haar Kinder Kennis Centrum een hub te maken. Binnen dat centrum vindt onderzoek plaats naar de ontwikkeling van kinderen op zeer uiteenlopende terreinen. Kemner en haar collega’s werken nu al samen met Wilhelmina Kinderziekenhuis, het Maximacentrum, de HU, het RIVM, het Trimbos Instituut en de gemeente.
Binnen die hub wil ze nu een beperkt aantal onderzoekslijnen een prominente plek geven. “Dit past precies bij wat mij al langer voor ogen stond: ons onderzoek meer focussen. Dat levert vaak grote discussies op, maar nu moeten er ook echt keuzes gemaakt worden. En ik wilde het centrum graag zichtbaarder maken. Dankzij zo’n label ‘hub’ weet iedereen straks dat je voor de beste wetenschappers en de banden met de maatschappelijke partners in Utrecht moet zijn.”
Maarten Hajer, directeur van strategisch thema rondom de Utrechtse duurzaamheidsonderzoekers, ziet dat hubs een extra impuls geven om over faculteitsgrenzen heen contacten te leggen: “De onderzoekers van het Copernicus-instituut, de beleidsonderzoekers en juristen van Rebo en de energie- en voedselonderzoekers van de bèta’s vinden elkaar nu. Als we werkelijk de CO2-uitstoot in de wereld met tachtig procent willen verminderen dan hebben we niet alleen de fundamentele kennis nodig en technische doorbraken, maar ook de gamma-kennis over hoe je van die nieuwe mogelijkheden kunt profiteren.”
Binnen Hajers strategische thema wordt nu gewerkt aan hubs voor vier specifieke gebieden binnen het duurzaamheidsonderzoek: voor duurzame energievoorziening, future food, duurzame stedelijke ontwikkeling en water, klimaat en delta’s. Over het laatste gebied was wat discussie. Na rijp beraad en de toezegging van extra financiële steun van de faculteit Geowetenschappen konden ook de klimaat- en waterwetenschappers aan de slag met een voorstel voor een eigen hub. Bij alle vier de hubs staat het identificeren van mogelijke wegen naar een meer duurzame samenleving centraal, volgens Hajer. Vandaar ook de nieuwe naam van het strategisch thema: 'Pathways to sustainability'.
Binnen het strategisch thema Life Sciences werd een open call uitgeschreven voor hubs. Deze moesten aanhaken bij vier subthema’s: Science for Life, One Health, Personalized Medicine & Health en Regenerative Medicine & Stem Cells. Van aanvankelijk tien inzendingen, zijn er nu nog vier in de race voor voordracht aan het universiteitsbestuur.
Ook Susanne van Weelden en Freek van Muiswinkel van het managementteam van Utrecht Life Sciences zijn overtuigd van het nut van de aanvraagronde. Van Muiswinkel: “Het zijn geen gewone onderzoeksvoorstellen. Er moet iets extra’s gebeuren. Je moet nadenken over wie je partners zijn, wat je structuur van samenwerken wordt en wat je agenda is. Als dat lukt, kan er iets heel moois ontstaan.”
We redden het niet met onze oude kennisgedreven aanpak
Helemaal nieuw is het concept ‘hub’ binnen Utrecht niet. Zo namen Utrechtse bestuurskundigen en juristen al het initiatief voor een EU-hub en is er een stichting HUB (Hubrecht Organoid Technology) waarin het UMC Utrecht en de KNAW samenwerken om sneller tot toepassingen te komen van de Utrechtse kennis van mini-organen. Ook het ‘center chemical building blocks consortium’ waarin wetenschappers met grote concerns naar een duurzamere energievoorziening streven, wordt vaak als Utrechtse hub avant la lettre genoemd.
Volgens Freek van Muiswinkel passen hubs bij uitstek bij een nieuwe manier van denken die niet uitgaat van het ‘valoriseren’ van al verworven academische kennis, maar van samen met anderen nadenken over onderzoeksvragen en -aanpakken. Hij geeft het voorbeeld van de ontwikkeling van vaccins. Daarbij zijn onder meer wetenschappers, ziekenhuizen, biotechbedrijfjes, grote farmaceutische ondernemingen betrokken. Die hebben allemaal zo hun eigen belangen. Om elke partij te laten profiteren van de unieke expertise van de andere partijen is volgens Van Muiswinkel afstemming vooraf nodig. “Als je in een vroeg stadium om de tafel gaat, levert dat hoogwaardige kenniscirculatie op. Je krijgt zicht op elkaars problemen en behoeften. Patiëntenverenigingen en investeerders zien dat ook, die gaan dan meedoen.”
In Utrecht kan een dergelijke samenwerking volgens Van Muiswinkel al bijna lokaal plaatsvinden met de universiteit, het UMC Utrecht, bedrijven als Genmab, het RIVM en bijvoorbeeld met Bilthoven Biologicals van het Serum Institute of India dat de research- en productiefaciliteiten in Bilthoven heeft. “Bill Gates is al geïnteresseerd.”
Ook volgens Maarten Hajer ligt de toekomst in transdisciplinaire samenwerking, de term waarmee vaak de contacten tussen de universiteit met partijen buiten de academische wereld wordt aangeduid. “Zeker in mijn vakgebied is het policy window erg kort. Er zullen in de komende decennia radicaal dingen moeten veranderen in onze samenleving. Als we als wetenschappers een bijdrage willen leveren dan redden we het niet met onze oude kennisgedreven aanpak. We moeten ons fundamentele onderzoek aanpassen aan wat er nodig is voor maatschappelijke transitie.”
Er zijn believers en twijfelaars
Toch is er bij Utrechtse wetenschappers ook wel enige aarzeling als het om hubs gaat, erkennen de directeuren van de strategische thema’s. Deze wetenschappers vrezen voor het onderzoek dat puur uit eigen nieuwsgierigheid wordt verricht of ze zien de nieuwe verwachtingen als ballast waarvan de waarde niet bewezen is.
“Er zijn believers en twijfelaars”, zegt Van Muiswinkel. “Maar er zal een balans moeten blijven. Zonder goede kennisbasis hebben we als universiteit in een hub niets te zoeken. De grap is bovendien dat je binnen een goed georganiseerde hub nieuw geld binnenhaalt dat je gewoon kunt gebruiken voor fundamenteel onderzoek. Misschien als onderdeel van een gedeelde verre ambitie, bijvoorbeeld het ontwikkelen van een kunstnier, maar daar willen fundamentele onderzoekers best hun tanden inzetten.”
Chantal Kemner: “Door nu een label te plakken op samenwerking die gericht is op toepasbaarheid, wordt het juist gemakkelijker om duidelijk maken waarom fundamenteel onderzoek nodig is. We kunnen daarmee beter laten zien wat de toegevoegde waarde is. Dat levert hopelijk ook funding op.”
“Mijn motto is: rigor meets relevance”, legt Maarten Hajer uit. “Ze staan niet tegenover elkaar. Ik ben ook allergisch voor die oude tegenstellingen tussen fundamenteel en toegepast onderzoek. We moeten een stap verder durven zetten.”
De hubs mogen geen gesloten containers worden
De geïnterviewden willen voorkomen dat de hubs zich loszingen van het strategisch thema. Zij hopen juist op een kruisbestuiving. “De hubs mogen geen gesloten containers worden”, zegt Bas van Bavel. Hij wil de vernieuwing van ander onderzoek blijven stimuleren. "Ook voor nieuwe kleinschalige initiatieven moet er bovendien ruimte blijven. Die ontwikkelingen moeten de hubs blijven bevruchten.”
Tegelijkertijd kunnen alle onderzoekers profiteren van de ervaringen die binnen hubs worden opgedaan, is de overtuiging van Maarten Hajer. Hij zou graag een hoogleraar aanstellen met expliciete expertise op het gebied van transdisciplinair onderzoek en via gasthoogleraren kennis van dergelijke nieuwe onderzoeksmethoden verder verspreiden. “Met hubs is er stimuleringsgeld om een keer iets anders te doen dan wat wetenschappers van nature doen. Als het lukt heb je straks contacten met maatschappelijke actoren en komen er nieuwe vragen naar boven. De kans is daarna groter dat onderzoekaanvragen worden goedgekeurd, want dan heb je je netwerk en je transdisciplinaire methode: rigor meets relevance.”
Binnen de life sciences waarborgt sinds kort een eigen programmaraad over de samenhang binnen het thema. Ook de lifesciences wil álle onderzoekers binnen het thema meer kennis bijbrengen over de nieuwe werkwijze. Susanne van Weelden: “We moeten de komende jaren hard werken aan stakeholder engagement. Hoe laat je die buitenwereld aansluiten, dat is best een lastige vraag waar we nog niet genoeg van weten.”
Een kantoor met een bord op de deur ligt niet voor de hand
Dit najaar weten we dus met welke Utrechtse hubs de strategische thema’s van start gaan. Krijgen we dan ook vijftien nieuwe instituten in gebouwen met – net als in Australië – een bord op de deur met daarop de naam hub zus of hub zo. Nee, zo zal het niet gaan.
Volgens Chantal Kemner ligt het niet voor de hand en is het ook niet nodig gezien de nabijheid van haar netwerkpartners. Kemner hoopt vooral op ‘ontmoetingen’ rondom de grootschalige datasets die worden verzameld. “Ook door gezamenlijk databeheer of datakoppeling kun je elkaar tegenkomen. In de bètahoek word je vaak gedwongen tot gezamenlijk onderzoek doen omdat het duur is. Dan ga je dus eerst samen praten. Dat doen wij nu ook. Dat levert eyeopeners op.”
Bij Utrecht Life Sciences blijft het strategische thema ook de paraplu waaronder de hubs zullen opereren. Van Weelden: “Die hubs zijn bedoeld om ons te profileren, dus die zul je ook op de een of andere manier in de etalage moeten zetten. Maar we willen toch vooral de unieke samenwerking binnen de Utrecht Life Sciences benadrukken. Dat is ook de reden waarom we nu onze twee Spinozawinnaars samen op de foto hebben gezet.”
Ook voor het bevorderen van de gemeenschapszin binnen het thema wordt geld uitgetrokken, vult Van Muiswinkel aan. “Dat we hier zoveel topexpertise dicht bij elkaar hebben zitten die ook nog eens goed samenwerkt, is een enorm voordeel. Dat wordt ook herkend en gewaardeerd. Als je intern elkaar kunt vinden, kun je ook op een geloofwaardige manier naar buiten treden.”