Laura Hendricx en Samir Aynan: ‘Het gaat erom dat je zaken bespreekbaar maakt’
Iedereen moet zich thuisvoelen op de universiteit. Studenten, docenten en het ondersteunend personeel. Regelmatig zijn er discussies dat de ondersteunende groep zo klein mogelijk moet zijn (maximaal 20 procent) om zoveel mogelijk geld te kunnen stoppen in ‘het echte werk’ (onderwijs en onderzoek). Aan de andere kant is de ondersteuning nodig om dat onderwijs en onderzoek mogelijk te maken. Het ondersteunend en beheerspersoneel waar obp de afkorting van is, is heel breed. Daaronder vallen onder meer de beveiliging, de schoonmaak, de administratie, communicatie en de ict. Tijdens deze dialoog bespreken we hoe medewerkers van het obp de discussie over diversiteit, internationalisering of racisme ervaren. Merken ze dat er een verschil is tussen docenten, studenten en medewerkers van ondersteunende diensten als het gaat om je thuisvoelen op de universiteit?
Laura Hendricx en Samir Aynan komen allebei uit de buurt van Utrecht en hebben niet de behoefte gehad om elders in de wereld te gaan wonen. Ze blijven dichtbij huis en dat bevalt uitstekend. Ze zijn allebei op de universiteit terechtgekomen. Voor Samir was dat een onbekende wereld. Zijn ouders stimuleerden hem te gaan studeren en hij koos voor de hbo-opleiding Bedrijfseconomie. Voor hij in 2015 bij de universitaire crediteurenafdeling kwam, had hij al kennis gemaakt met verschillende bedrijven, waaronder Price Waterhouse Coopers. De universiteit kende hij toen alleen van het afstuderen van zijn zus, in het Academiegebouw. Laura daarentegen is van jongs af aan bekend met de universiteit. Haar ouders werkten er en zo las ze het U-blad al toen ze nog niet eens studeerde. Ze koos na het vwo eerst voor de opleiding Algemene Sociale Wetenschappen en daarna Filosofie. Ze maakte de opleidingen niet af, maar kon ook zonder academische titel aan de slag bij de universiteit. Na een start als secretaresse, is ze nu software asset manager bij de ict-afdeling van de universiteit.
Aynan: “Pas nu ik projectcontroler ben bij de Bètafaculteit, heb ik wat meer zicht gekregen op wat er eigenlijk gebeurt op de universiteit. Toen ik begon op de universiteit bij de crediteurenafdeling van de Bestuursdienst zag je weinig van wat er allemaal gebeurde. Ik zag de universiteit als een soort grote school waar het vooral draait om onderwijs. Als projectcontroller begeleid ik onderzoeksprojecten en ontmoet ik veel wetenschappers die enorm veel aandacht en tijd besteden aan hun onderzoek. Bij sommigen heb ik het idee dat ze het onderwijs erbij doen en dat hun onderzoek het belangrijkste is.”
Hendricx: “Die indruk heb ik ook wel. Ik zie de wetenschappers als een soort kunstenaars, mensen die hun hobby tot beroep gemaakt hebben en zich daar volledig voor inzetten. Daar ben ik wel jaloers op. Wij hebben het ook druk, maar dat is toch anders. In mijn werk moet ik zorgen voor applicaties voor zowel studenten als docenten. Ik probeer daarbij ook rekening te houden met de specifieke wensen van die groepen. Onze afdeling wil zoveel mogelijk de ict regelen met een vast stramien, maar ik merk dat er in de praktijk veel behoefte is aan uitzonderingen. Dat past niet zo in het beeld, maar voor de wetenschapper is het prettig als ze dan beter kunnen werken.”
Aynan: “Ik merk ook dat ik wetenschappers kan helpen met speciale vragen. Dat doe ik graag. Maar soms vind ik wel vreemd dat ze geen idee hebben welke ondersteunende diensten er zijn. Dan zeg ik dat ze zoiets bij een afdeling inkoop kunnen bestellen en dan weten ze niet dat er zo’n afdeling bestaat.”
Hendricx: “Ik zou ook graag willen dat er meer contact was met de studenten en de docenten. Waar is nou precies behoefte aan? In mijn werk heb ik maar sporadisch contact met deze groepen. Zij hebben vaak geen idee wat wij doen, terwijl wij wel producten voor hen maken. Het liefst zouden we ons, als ondersteunende diensten, overbodig maken om het onderwijs en onderzoek de ruimte te geven. Maar vooralsnog lukt dat niet.”
Aynan: “Mijn ervaring is wel dat er op de universiteit een prettige sfeer heerst waar ik me kan thuisvoelen. Bij de faculteit sta ik wel wat dichter bij de primaire processen. Bij mijn eerste baan op de crediteurenafdeling was die afstand groter. Daar werkten ook veel mensen met een minder hoge opleiding. Ik was een van de eerste met een hbo-opleiding die daar kwam werken. Het bleek dat we daar midden in een reorganisatie zaten. Het gevolg was dat alle mensen zonder een opleiding in het hoger onderwijs alsnog zo’n opleiding moesten volgen of moesten vertrekken. Ze werden dan vervangen door hbo’ers. Dat vond ik wel sneu. Het waren vaak mensen die al lang op de universiteit werkten en eerlijk gezegd met hun ervaring niet onderdeden voor de hoger opgeleiden. Bovendien zien de meeste hbo’ers het als een startersfunctie en zul je dus een hoger personeelsverloop krijgen.”
Hendricx: “Dat was zeker niet goed voor de diversiteit, vooral als het gaat om mensen met een lage opleiding. We hebben de afgelopen jaren systemen efficiënter gemaakt zodat rekeningen niet mee gescand hoefden te worden. Dat betekende ook dat veel mensen die dat soort werk deden ontslagen werden. Dit is beleid dat ten koste kan gaan van mensen met een lagere opleiding. Het lijkt soms of de universiteit alleen maar mensen wil met een hogere opleiding en veel ambitie. Alsof je alleen een goed mens bent als je altijd maar meer wilt. Sommige mensen hebben die behoefte niet en vaak zijn dat mensen met een vast omschreven baan. Die zijn blij met wat ze doen en zijn vaak heel belangrijk omdat ze een kern vorm, een spil in het geheel.”
Wie is Samir Aynan
Samir (36) is geboren en getogen in Utrecht en voelt zich er thuis. Van huis uit werd hij gestimuleerd om te gaan studeren. “Mijn ouders komen uit Marokko en hebben hard moeten werken om een bestaan op te bouwen. Mijn vader heeft niet de kans gehad naar school te gaan. Mijn moeder heeft wel op school gezeten, maar zonder vervolgopleiding. Zij hebben hun kinderen willen bieden wat ze zelf niet hebben gekregen: een goede opleiding. We mochten zelf kiezen wat we wilden studeren. Mijn zus is naar de universiteit gegaan, ik koos na de havo op het Gregorius voor het hbo.”
Samir koos voor Bedrijfseconomie bij de hogeschool Utrecht. Maar hij twijfelde wel tussen studeren en werken. Hij stopte tijdelijk met de studie om bij mensen thuis adsl aanleggen, keerde weer terug naar zijn studie, om na een jaar de overstap te maken naar een duale opleiding. Hij ging werken bij Price Waterhouse Coopers en daarnaast volgde hij twee dagen per week de hbo-studie Accountancy. Ook dit bleek niet de juiste keuze. “In die functie zat je elke week bij een ander bedrijf en moest je voortdurend politieagentje spelen.”
Omdat hij zelfstandig ging wonen, een gezin kreeg en dus meer geld nodig had, ging hij aan de slag als zelfstandige met een pakketdienst. Ondertussen brak de kredietcrisis uit. Toen hij stopte als zelfstandige, kon hij geen baan vinden. “Ik werd me er steeds meer van bewust dat je zonder diploma kansloos bent. Dus wilde ik weer terug naar de eerste studie bedrijfseconomie.”
Om na vier jaar zijn oude studiepunten te laten meetellen, moest de turbo erop. Dat ging goed. Hij studeerde af met een honoursstage en ontving de prijs voor de beste scriptie van het jaar. Zijn eerste baan na de studie die hij kreeg via een selectiebureau, beviel niet goed. “Toen zag ik in 2015 een vacature bij de Universiteit Utrecht als financieel medewerker bij de crediteurenafdeling van de Bestuursdienst. Dat was wel een stapje terug, maar het leek me een leuke werkgever.” In 2019 verkaste Samir naar de Bètafaculteit waar hij nu werkt als projectcontroller en daarbij onderzoeksprojecten financieel begeleidt.
Aynan: “Ik denk dat het altijd goed is als je meerdere perspectieven hebt, Ik zie dat ook bij bèta waar nu veel meer promovendi uit het buitenland werken. Dat is positief, ik zie het als een verrijking. Ik vind het ook goed dat er meer nagedacht wordt over diversiteit in het algemeen. Het mooiste zou zijn als diversiteit op een natuurlijke wijze tot stand komt. Ik heb wat meer moeite met het heel bewust aannemen op grond van diversiteit. Ik zou niet willen dat ik de baan krijg omdat mijn ouders uit het buitenland komen. Noem het positieve discriminatie, maar het is ook discriminatie. Ik wil geloven dat als ik succes heb, het mijn eigen verdienste is. En daar hoort bij dat het ook aan mijzelf ligt als ik geen succes heb. Dan moet je de schuld niet elders leggen.”
Hendricx: “Dat werkt toch anders volgens mij. Meestal gaat het erom een beslissing te nemen bij gelijke geschiktheid. En dan is het goed dat ze de voorkeur geven aan degene met een iets andere achtergrond dan die witte vijftiger die al ruim vertegenwoordigd is. Dat is niet voortrekken. In het Engels heet het dan ook niet ‘positieve discriminatie’, maar ‘affirmative action’ of ‘positive action’. Het is een actie die gericht is op het rechttrekken van decennia aan discriminatie.
“Toch is het wel lastig. Voor de Dienstraad zoeken we nieuwe kandidaten en dan zouden we ook graag mensen willen hebben met een migratieachtergrond. Als we dan flyers uitdelen, zie ik wel eens mensen van kleur in het gebouw lopen. Moet ik dan naar die persoon toelopen en vragen ‘hé jij bent niet wit, wil je in onze Dienstraad?’. Dat is ook simplistisch. Bovendien betekent ‘niet wit zijn’ niet altijd dat die persoon een ander perspectief heeft.
“Maar het is wel van belang om te zorgen voor verschillend perspectieven. Dat merk je al bij een thema als zwarte piet. Ik heb daar een kwestie van gemaakt in de dienstraad en in een blog voor DUB omdat de universiteit daar geen helder standpunt over innam. Er werden bijvoorbeeld gewoon uitnodigingen verstuurd met zwarte pieten erop. Mag dat? Daar was geen duidelijk beleid over. Onderwerpen die te maken hebben met het thema racisme zijn vaak niet bespreekbaar, daarom heb ik ook de opinie Wit is nu aan zet voor DUB geschreven.”
Aynan: “Ik heb me eigenlijk nooit onveilig gevoeld, ook niet op mijn bassischool of middelbare school. Ik lette er niet op of er andere mensen van kleur in de klas zaten. Met grapjes heb ik wel te maken gehad. Ik probeer er altijd heel luchtig mee om te gaan. Toen ik bij Price Waterhouse Coopers werkte, speelde net de kwestie van Samir A en de Hofstadgroep. Als ik me voorstelde als nieuwe collega, dan hoorde ik steeds - dus jij bent Samir A?. Als ik een pakketje bezorgde vroegen mensen mij weleens of het ‘tikte’, doelend op de timer van een bom, waarop ik reageerde dat er een digitale timer aan zat. Daar kan je moeilijk over doen, maar de collega’s van PWC wisten wel allemaal wie ik was en de gespreken met de mensen bij wie ik pakketten bezorgde eindigden met een lach. Je kan het dus ook ten goede keren. Ik heb er moeite mee als mensen snel de slachtofferrol spelen.”
Hendricx: “Maar er is natuurlijk wel sprake van racisme, ook al is dat soms onbewust. Denk aan de basisscholen waar kinderen met een migratieachtergrond vaker een lager schooladvies krijgen.”
Aynan: “Dat is waar en daar moet je ook alert op zijn. Toen mijn kinderen naar de peuterspeelzaal gingen hadden ze recht op vier dagdelen opvang in plaats van de normale twee dagdelen. Omdat ik een migratieachtergrond heb en de crèche ten onrechte een taalachterstand vermoedde.”
Hendricx: “Ik merk wel degelijk dat er op de werkvloer soms foute grappen gemaakt worden. Dat kan zijn over homo’s of transgenderpersonen of mensen met een migratieachtergrond. En ook seksistische opmerkingen over vrouwen die sommigen als minderwaardige menssoort beschouwen. Ik ben daar zo klaar mee dat ik er tegenwoordig altijd wat van zeg. Dat wordt me niet altijd in dank afgenomen. Nou prima, dan geen dank.”
Aynan: “Ik moet wel zeggen dat ik soms denk dat we wat ver doorschieten. Als ik dan hoor over de discussie over genderneutraliteit en de genderneutrale wc’s bijvoorbeeld. Waarom is dat nodig? Mensen hebben al het recht te zijn wie ze willen zijn. Sorry als ik iemand verkeerd aanspreek. Ik probeer niemand te beledigen. Het is een hippe tijd, maar hoe ver moet je daarin gaan? Er zijn belangrijkere thema’s om je druk over te maken.”
Hendricx: “Maar iemand moet toch zelf bepalen of die dat een belangrijk thema vindt? Ik was bij een overleg van medezeggenschapsraden van de UU en daar zei iemand dat je niets meer mag zeggen tegenwoordig. Van wie mag dat dan niet?, vroeg ik. Dat kon hij niet aangeven. Het was meer een gevoel. En waar je dat dan aan merkt? Dat hij een reactie krijgt. Oh, zei ik, je mag dus wel alles zeggen, maar je vindt het niet prettig dat daar meteen een reactie op komt. Deal with it. “
Aynan: "Ja, het is waar dat iemand het zelf bepaalt. Dat ik het niet als een probleem ervaar, betekent niet dat het voor iemand anders geen probleem is. Maar je merkt wel gevoeligheden. Als je een extra genderneutrale wc hebt, is dat prima. Als ik maar niet gedwongen wordt daarheen te gaan. Ik wil er wel rekening mee houden. Ik vind het goed als iemand aangeeft wanneer die persoon iets niet prettig vindt. Ik wil niemand beledigen, maar als ik niet weet dat het die persoon raakt, kan ik er ook geen rekening mee houden. Het gaat erom dat je dit soort zaken bespreekbaar maakt en dat je rekening met elkaar houdt zonder de ander te verplichten die mening ook te hebben.”
“Voor mij stond het mijn hele leven al vast dat ik naar de universiteit zou gaan”, vertelt Laura Hendricx (48). Ze is ook geboren in Utrecht, groeide op in De Bilt en haar ouders hebben gestudeerd, van moederskant was het al meerdere generaties gewoon te gaan studeren, haar vader komt uit een schoenmakersfamilie. Haar schoolopleiding volgde ze op witte scholen: de Werkplaats in Bilthoven en het Jordan Lyceum. “Makkelijk was de eindfase van die middelbare school niet. Ik was toen enigszins een probleemgeval en ging mijn eigen weg. Maar tot ieders verbazing (inclusief die van mijzelf) haalde ik het vwo-einddiploma wel.”
Ze koos voor Algemene Sociale Wetenschappen, toen een gloednieuwe studie. “Ik was heel benieuwd naar de psychologische kant van mensen en hoe dat dan in groepen gaat.” Uiteindelijk beviel het niet goed en ze maakte de overstap naar Filosofie. Dat zat in die tijd in het Bestuursgebouw. “Ik herinner me wel dat we in de ruimtes gebruik mochten maken van de computers en mailtjes stuurden naar de enkele mensen die ook al een eigen mailadres hadden.”
De studie heeft ze niet afgemaakt. Ze raakte steeds meer geïnteresseerd in het bouwen van websites, waar ze ook organisaties mee hielp, zoals de Werklozenbond waar ze op een gegeven moment vier dagen per week aan het werk was.
Haar eerste baan op de universiteit kreeg ze via haar moeder. Die werkte als secretaresse op de universiteit en dat leek Laura ook wel wat. Ze ging werken bij Scheikunde. “Ik ben me meteen met van alles gaan bemoeien. Bijvoorbeeld door een secretaressenoverleg te starten en later een universiteitsbreed netwerk voor secretaresses op te zetten. Ook heb ik een website gemaakt. Dan kon informatie veel beter gedeeld worden.”
Haar kennis over en interesse in ict, zorgde dat ze terechtkwam bij de ict-afdeling van de universiteit. Daar is ze nu software asset manager. Ze is beleidsmedewerker als het gaat om software-applicaties. Ze begeleidt de processen, zorgt voor de communicatie en houdt zicht op de licenties. Daarnaast is ze lid van de Dienstraad voor de bestuursdienst. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen was ze actief bij de politieke partij BIJ1.
foto's: Ivar Pel