Universiteiten dreigen volgens UU-hoogleraar onderdeel van politieke strijd te worden

Mark Bovens: ‘Maak van internationalisering geen geloofsartikel’

Mark Bovens Foto: WRR / Arenda Oomen
Mark Bovens: 'Academisch geschoolden en praktisch geschoolden leven steeds vaker in gescheiden werelden'Foto: WRR / Fotograaf: Arenda Oomen

Het is kort voor de zomer van 2016 als in een collegezaal aan het Janskerkhof Mark Bovens stevige kritiek uit op de ongebreidelde internationalisering in het academische onderwijs. Met hun voorliefde voor Engelstalig onderwijs zongen universiteiten zich volgens hem los van een belangrijk deel van de Nederlandse maatschappij. Die bijdrage als coreferent aan een bijeenkomst over de globalisering van het hoger onderwijs was destijds aanleiding voor DUB om hem te interviewen

Zeven jaar later worstelen universiteiten met hun antwoord op voorstellen en moties van de drie formerende politieke partijen om het aantal internationale studenten en het aantal Engelstalige programma’s te beperken. Alle reden om de Utrechtse hoogleraar Bestuurskunde, die begin dit jaar afscheid nam als lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), opnieuw op te zoeken.

Legitieme bezwaren
In een opmerkelijk drukke Faculty Club, met een afkoelend soepje voor zich, analyseert Bovens de situatie. Hij vindt het te ver gaan om zijn gelijk op te eisen. Maar hij beaamt dat zijn bezwaren van destijds “nog pregnanter” zijn geworden en “politiek nog meer zijn gaan opspelen”. 

De reacties van Nederlandse wetenschappers op de kritische Haagse geluiden over de internationalisering van universiteiten stellen Bovens bovendien allesbehalve gerust. “Neem nu de brandbrief die er vanuit de Jonge Akademie is geschreven. Wat ik jammer vind is dat er helemaal geen aandacht wordt geschonken aan de legitieme bezwaren die er ook zijn.”

En dan heb je het over …?
“Nou, ik vind dat je bijvoorbeeld best vraagtekens kunt plaatsen bij het groeiende aantal internationale studenten. Is het te verantwoorden dat Nederlands belastinggeld wordt besteed aan de opleiding van wat toch heel vaak kinderen van de hogere middenklasse uit de ons omringende landen zijn? Een groot deel van die toeloop komt doordat de collegegelden in de VS en Engeland enorm zijn verhoogd. Nederland is een goedkoop alternatief om een tweede master te halen en zo je concurrentiepositie op de arbeidsmarkt te vergroten. Zo dragen we bij aan het vergroten van de maatschappelijke ongelijkheid. Die publieke middelen hadden ook naar het mbo kunnen gaan.

“Ik zou heel graag zien dat universiteiten van internationalisering geen geloofsartikel maken. Erken dat er gerechtvaardigde vragen te stellen zijn bij de aantallen internationale studenten, denk ook aan de gevolgen voor de huizenmarkt. Natuurlijk, voor sommige maatschappelijke sectoren en studierichtingen is internationalisering essentieel, maar in andere gevallen kun je terecht de vraag stellen: in wiens belang is het eigenlijk?”

Ben je nu niet heel hard voor de universiteiten? Die erkennen toch ook dat het op veel plekken is doorgeschoten. Ze vragen de minister bijvoorbeeld om een numerus fixus op Engelstalige opleidingen …
“Dat is zo, en ik zie de universiteiten ook worstelen met het thema. Tegelijkertijd zijn het de universiteiten zelf die de deur hebben opengezet door op grote schaal nieuwe Engelstalige opleidingen aan te bieden. Er is een simpele manier om de instroom te beperken: biedt vaker Nederlandstalig onderwijs aan.

“Ook om andere redenen zou ik dat zelf toejuichen. We doen de samenleving en heel veel studenten tekort door studenten niet meer te leren denken, praten en schrijven in het Nederlands. Als ik kijk naar mijn eigen vak Bestuurskunde, naar Rechten, maar ook naar Geneeskunde; daarin moet je als professional toch vooral in het Nederlands communiceren met burgers. En dat moet je leren. Voor veel psychologen geldt hetzelfde.

“Bovendien is taal niet neutraal. Invoering van het Engels als onderwijstaal betekent bijvoorbeeld dat Amerikaanse thema’s en theorieën dominanter worden. Internationale staf en studenten lezen ook geen Nederlandse teksten, en kunnen lastig veldwerk doen. Daardoor verschuift de aandacht naar onderwerpen die vooral voor een internationaal publiek interessant zijn. Er is minder aandacht voor vraagstukken die vooral in Nederland of West-Europa relevant zijn.

“Laat ik opnieuw mijn eigen vakgebied als voorbeeld nemen. Er werken meer ambtenaren bij gemeenten en provincies dan bij de hele Europese Unie en voor burgers is de lokale overheid veel belangrijker. Toch wordt er in ons land veel meer onderzoek gedaan naar de EU dan naar het lokaal bestuur. Met onderzoek naar de EU kun je namelijk in het Engels publiceren en gemakkelijker carrière maken dan met onderzoek naar gemeenten.”

Jij noemt de discussies over buitenlandse studenten en de onderwijstaal riskant voor universiteiten. Waarom?
“Een jaar of tien geleden schreef ik samen met collega Anchrit Wille een boek dat Diplomademocratie heette. Daarin lieten we zien dat academisch geschoolden en praktisch opgeleiden steeds vaker in gescheiden werelden leven. Ze wonen in verschillende wijken, gaan naar verschillende scholen en kijken naar andere tv-programma’s. En ze trouwen ook nog eens steeds minder met elkaar. In feite is er een nieuwe verzuiling ontstaan, met nu niet drie maar twee zuilen: academisch geschoolden en praktisch geschoolden. Opleiding is de nieuwe verzuiling.

“Wat je nu in toenemende mate ziet, is dat die tweedeling ook politiek tot uiting komt. Partijen als PVV en BBB trekken vooral veel praktisch geschoolde kiezers; partijen als Volt, D66 en PvdA/GroenLinks vooral de academisch opgeleide kiezers. Tot aan de eeuwwisseling  stemden veel kiezers die zich tot de arbeidersklasse rekenden nog op de PvdA en de SP, tegenwoordig stemmen ze uitsluitend op de nationalistische partijen.

“Waar ik nu bang voor ben, is dat universiteiten en onderwerpen die voor universiteiten belangrijk zijn onderdeel gaan uitmaken van die politieke tweestrijd tussen kosmopolieten en nationalisten. Ooit had elke zuil zijn eigen universiteit – denk aan de VU, de Radboud universiteit, de UvA. Nu zitten de universiteiten maar in één van de twee zuilen. Kijk maar naar de uitslagenkaart van de verkiezingen: de grote steden waar veel studenten wonen kleuren als enige groen. Universiteitssteden en universiteiten worden steeds vaker gezien als bolwerken van kosmopolitisch, internationaal georiënteerde burgers.”

Wat zouden universiteiten moeten doen?
“Academici zouden zich veel meer moeten realiseren dat hun eigen agenda en hun eigen leefwereld niet overeenkomen met die van grote delen van de samenleving. De onderwerpen waar zij zich mee bezighouden zijn niet per se de onderwerpen die voor andere groepen belangrijk zijn.

“Vooral voor de Universiteit Utrecht is dat een belangrijke opgave. In Utrecht studeren relatief weinig eerstegeneratie-studenten en het achterland van de UU behoort tot de rijkste en hoogstopgeleide regio’s van Nederland. Dat betekent dat onze studenten uit een heel eenzijdige wereld komen, boud gezegd denken ze dat iedereen in Nederland ook lid is van een hockeyclub. En dat is toch lastig als je later als psycholoog, arts of jurist moet gaan werken. 

“De universiteit zou bijvoorbeeld meer werk kunnen maken van maatschappelijke stages. Vroeger zei ik tegen beginnende studenten ‘nu wordt het serieus, nu moet je de NRC gaan lezen’, tegenwoordig zeg ik ‘nu wordt het serieus, nu moet je de andere helft van Nederland leren kennen’. Ik raad studenten bijvoorbeeld aan om niet in een studentencafé te gaan werken, maar een bijbaan te nemen in de zorg, of als schoonmaker of pakketbezorger. 

“Daarnaast moeten we als universiteit ook echt in de spiegel kijken. Ons strategisch plan staat vol van mooie woorden over inclusiviteit en over de UU als gemeenschap. Maar in dezelfde periode dat we ons strategisch plan schreven, werden veel kantinemedewerkers door Eurest ontslagen omdat de universitaire gebouwen dicht waren. Na de covid-periode mochten ze op schamele nulurencontracten terugkomen. 

“De tweedeling zie je dus ook terug binnen de universiteit zelf. Er is wel een WOinactie geweest voor vaste banen voor wetenschappers, maar niet voor de meer praktisch geschoolde leden van de universitaire gemeenschap, zoals kantinepersoneel, schoonmakers en portiers.

We moeten ons dus meer bewust zijn van de belangen van andere groepen in de samenleving?
Ja, of het nu gaat om de onderzoeksagenda waarin we misschien vergeten dat de kosten van de klimaattransitie vaak vooral bij de praktisch geschoolden terechtkomen of om de manier waarop we omgaan met mensen die ook binnen de universiteit werken maar geen academische opleiding hebben. Dat vraagt echt extra inzet, meer dan vroeger. 

“Zie het als een moreel appel, maar het is ook politiek gezien verstandig. Als je je bijvoorbeeld in zo’n internationaliseringsdiscussie helemaal richt op de belangen van één van de twee zuilen, dan moet je het niet gek vinden dat een van de volgende kabinetten zegt: ‘ja die universiteiten, wat dragen die nu eigenlijk bij aan de oplossingen voor problemen die voor grote groepen in Nederland heel concreet zijn?”

Mark Bovens Foto: WRR / Arenda Oomen

Minder hoogopgeleiden in de Tweede Kamer

In zijn boek Diplomademocratie wees Mark Bovens op het gevaar van een parlement dat in toenemende mate gedomineerd wordt door hoogopgeleiden. De laatste verkiezingen hebben “een correctie” laten zien op die scheve verhoudingen, constateert hij.

“Maar het is marginaal. Na de verkiezingen in 2021 had 77 procent van de leden van de Tweede Kamer een wo-achtergrond, 16 procent had een hbo-diploma. Van de kiezers heeft maar een derde een wo- of hbo-diploma. Na de laatste verkiezingen is 69 procent van de Kamerleden academisch geschoold en heeft 17 procent een hbo-diploma. Er zijn nu wat meer mbo’ers en wat meer Kamerleden met praktische beroepen, met de uitbaatster van een poffertjeskraam als fameus voorbeeld. Die toename is vrijwel geheel te danken aan de BBB en de PVV. 

“In ons boek schreven we al dat die dominantie van academici in de politiek tot verzet zou gaan leiden. Als je geluk hebt, verloopt dat via gematigd nationalistische partijen die willen opereren binnen het systeem van de democratische rechtstaat. Leefbaar Rotterdam is daar wat mij betreft een goed voorbeeld van. Die partij heeft politieke verantwoordelijkheid genomen en zit nu nota bene samen met Denk in het stadsbestuur. Dat vind ik een mooie ontwikkeling, zo blijven de praktisch geschoolde kiezers verbonden met het politieke systeem. 

“Maar het risico kan ook zijn dat er partijen opkomen die zich tegen het hele systeem keren. Dan heb je een groot probleem. Dat is wat nu met Trump dreigt te gebeuren. In de Verenigde Staten zie je dat de democratische rechtsstaat zelf onderdeel wordt van de strijd tussen east- en westcoast liberalen en wat ze dan ‘the fly over-country’ noemen waar de meer praktisch geschoolde burgers wonen die zich niet vertegenwoordigd voelen.

“Mijn hoop was gevestigd op een verkiezingswinst van BBB en NSC. Zeker de opkomst van de partij van Caroline Van der Plas is goed te begrijpen binnen wat wij beschreven in ons boek. Dat is bij uitstek iemand waar meer praktisch geschoolde kiezers zich in kunnen herkennen. Met de PVV komt er nu waarschijnlijk een partij in het kabinet waarbij de rechtstaat niet per se in veilige handen is. We moeten gaan zien hoe dat uitpakt.

“Maar wat we nu wel al zien in het Nationaal Kiezersonderzoek, is dat het vertrouwen in de politiek bij praktisch geschoolde PVV-stemmers sterk is gegroeid. Ook in 2010 toen de PVV gedoogsteun gaf aan het kabinet, zagen we die toename. Omgekeerd verwacht ik dat het vertrouwen onder hoogopgeleiden nu gaat afnemen.”

Dieslezing: Mark Bovens geeft op dinsdag 26 maart de Dieslezing. Die heeft als titel 'De ongeschreven regels van de democratische rechtsstaat’ en gaat dus niet over wat er in dit interview werd besproken.

Advertentie