Internationale docenten moeten wennen aan Nederlandse gewoontes

'In mijn land is het respectloos om te eten tijdens college’

students’ behaviour Photo: DUB
Photo: DUB

Toen universitair docent Internationale Betrekkingen Lorena De Vita in 2016 voor het eerst bij de UU kwam werken, was ze verbaasd dat bachelorstudenten kletsten tijdens haar colleges. “Ik had zo’n situatie nooit eerder meegemaakt en ik deelde mijn verbazing met een ervaren Nederlandse collega. Hij zei tegen mij: 'Wees blij dat ze praten, want dat betekent dat ze niet dood zijn!' Dat was echt een eyeopener. Het ging dus niet om mij.”

Dit was slechts een van de vele gevallen waarbij De Vita, winnaar van de Docentenprijs 2020,  het gevoel had dat ze de cultuur op de universiteit niet helemaal goed begreep. Omdat ze wist dat ze niet de enige moest zijn, organiseerde ze voor TAUU, de onderwijsgemeenschap van de UU, tussen 2021 en 2023 drie groepssessies en twee workshoprondes voor internationale medewerkers. Onder de deelnemers waren internationals van alle faculteiten, die hun ervaringen met elkaar deelden. “Ze waren erg openhartig en stelden zich heel kwetsbaar op”, zegt De Vita. De belangrijkste resultaten van deze sessies heeft ze verzameld in een rapport dat eerder dit jaar is gepubliceerd.

Docent Lorena DeVita Foto: Michiel Bles

Lorena DeVita, foto Michiel Bles

DUB sprak met De Vita en drie andere docenten met internationale ervaring over hun eerste ervaringen in de Utrechtse collegezaal. Wat verbaasde hen in het begin? Hoe hebben ze zich aangepast aan de nieuwe cultuur? Hun herinneringen leveren voor de Nederlandse student een herkenbaar beeld op van de collegezaal. Inmiddels zijn de docenten gewend geraakt aan de jongeren die direct kunnen zijn en onderhandelen over hun cijfers, ze waarderen die eigenschappen nu ook en hebben hun onderwijs waar ze dat nodig vonden, aangepast. Ook hebben ze ideeën hoe het onderwijs wellicht baat kan hebben van wat internationale invloed: langere blokken zouden nuttig kunnen zijn, bijvoorbeeld, om de band tussen docent en student te versterken.

Directe reacties
Zeventien jaar geleden verhuisde Adrien Melquiond van Frankrijk naar Utrecht om universitair docent Bio-informatica aan het Center for Molecular Medicine (CMM) van het UMC te worden. Hij weet nog goed hoe ongemakkelijk en confronterend sommige interacties met Nederlandse studenten in het begin voor hem waren. De soms directe manier waarop Nederlandse studenten vragen stellen, opmerkingen maken of het oneens zijn met docenten in de klas is het eerste dat genoemd wordt door alle internationale docenten die benaderd zijn voor dit artikel. 

“Hoewel de Fransen worden aangemoedigd om hun mening te delen, is het systeem veel hiërarchischer. Studenten hebben de neiging om de docent als de deskundige te zien en het is niet gebruikelijk om in de klas een andere mening te hebben dan de docent. Als internationale docent moet je accepteren dat het niet persoonlijk is.”

Docent Adrien Melquiond Photo: UMC Utrecht

Adrien Melquiond, foto UMC Utrecht

Milinda Hoo, universitair docent Ancient History & Identity Formation, had in Duitsland een soortgelijke ervaring. “Interactieve discussies worden in Nederland niet alleen aangemoedigd, ze worden ook verwacht. De docent wordt gezien als iemand die discussies faciliteert en studenten begeleidt in hun leerproces, terwijl er in Duitsland een duidelijkere en striktere hiërarchie is tussen de rol van de student en die van de docent.” 

Hoo is geboren in Nederland en deed zowel haar bachelor als haar master aan de UU. Voor haar promotie verhuisde ze naar Duitsland en woonde daar negen jaar, waarvan ze er vijf jaar als docent werkte. Afgelopen september keerde ze terug naar Utrecht. Terugkomen betekende voor haar een ‘omgekeerde cultuurschok’. “Ik ben opgegroeid in deze context, maar mijn enige onderwijservaring was in Duitsland. Mijn manier van lesgeven was niet echt Duits, want ik bracht daar ook mijn eigen Nederlandse directheid mee, waarbij ik leerlingen vaak aanmoedigde om actiever te discussiëren tijdens het college. Maar in de loop der jaren raakte ik gewend aan de Duitse studenten, die echt heel anders zijn.”

Volgens haar steken Duitse studenten over het algemeen hun hand niet op, tenzij ze zeker weten dat het antwoord goed is. “Ze hebben een duwtje in de rug nodig om hun mond open te doen, terwijl Nederlandse studenten minder bang lijken om fouten te maken.”

Docent Milinda Hoo. Photo: Utrecht University

Milinda Hoo, foto Universiteit Utrecht

Heen en weer
Nederlandse studenten zijn dus niet bang om hun mond open te doen tijdens college maar ze zijn ook niet bang om hun cijfers in twijfel te trekken. Volgens Hoo leidde dit in Utrecht tot een tijdrovende bezigheid voor de docent. In Duitsland had ze kantooruren; er was geen uitgebreid e-mailcontact met de studenten. “In Nederland ben ik veel tijd kwijt aan het geven van feedback en in een paar gevallen moest ik ook veel extra tijd besteden aan het heen en weer communiceren met studenten omdat ze het niet eens waren met hun cijfer.”

“Soms is er veel commentaar en heb ik het gevoel dat ik mijn expertise moet verdedigen. Dat heb ik in Duitsland, waar de rol van de docent heel duidelijk is, nooit meegemaakt. De docent is degene die bevoegd is om de studenten te beoordelen, hij of zij heeft de kwalificaties om dat te doen.” Hoo zegt dat, in de tien maanden dat ze lesgeeft in Utrecht, meer studenten hun cijfer in twijfel hebben getrokken dan in de vijf jaar die ze in Duitsland heeft gewerkt.

students’ behaviour Photo: DUB

Foto DUB

Özge Bilgili beaamt dat er in Utrecht veel heen en weer wordt gecommuniceerd tussen studenten en docenten. “Dat komt omdat studenten veel feedbackmomenten krijgen als onderdeel van het leerproces”, zegt de universitair docent Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen. “Er heerst hier een evidence-based beoordelingscultuur. Toen ik jaren geleden in Turkije studeerde, kreeg ik alleen een cijfer en dat was het dan, er werd geen verdere uitleg verwacht.”

Het beoordelingssysteem zelf is ook even wennen. In sommige andere landen hebben cijfers een schaal en is het mogelijk om de hoogste of de laagste score te halen. In Duitsland bijvoorbeeld loopt het beoordelingssysteem van 1,0 (de hoogste) tot 5,0 (de laagste). “Ik zou zeggen dat een 1,0 in Duitsland overeenkomt met 8,8 en hoger in Nederland. Omdat de beoordeling in Duitsland varieert denk ik dat ik iets coulanter was bij het geven van cijfers, vooral bij mondelinge examens waar een 1,0 uitzonderlijk is, maar niet extreem zeldzaam. Misschien is de teleurstelling over cijfers hier daarom groter”, legt Hoo uit.

Docent Özge Bilgili. Photo: Ed van Rijswijk, UU

Özge Bilgili, foto Ed van Rijswijk - UU

Snacken in de klas
Internationale docenten staan soms ook versteld van het gedrag van studenten in college. Toen Melquiond voor het eerst college gaf aan de UU, was hij stomverbaasd toen hij een student een broodje zag eten. “In Frankrijk wordt dit als godslastering gezien! Ten eerste ten opzichte van het eten, want het betekent dat je geen aandacht aan je maaltijd besteedt, maar ook ten opzichte van de docent. Wij zouden dit als zeer respectloos beschouwen.”

Tijdens praktijksessies heeft hij ook gezien dat studenten koptelefoons of oordopjes dragen, met of zonder muziek, wanneer ze zich willen concentreren - gedrag dat volgens hem na de coronaperiode vaker voorkomt. Dit zou in Frankrijk niet getolereerd worden. “Ik denk dat deze houding voortkomt uit de Nederlandse academische cultuur, die naar mijn mening meer gericht is op het individu dan op de collectieve ervaring.”

Lorena De Vita benadrukt dat bachelorstudenten “een zekere mate van socialisatie vereisen”. Hoo heeft een soortgelijke observatie. “Ik heb de indruk dat mijn studenten in Nederland minder gemotiveerd zijn dan die in Duitsland. Soms voelt het bijna alsof ik college geef aan een middelbare schoolklas. Sommige studenten doen alsof ze gedwongen worden om aanwezig te zijn of geven waardeloze smoesjes, zoals 'ik heb een kater'. Ik geef hier wel verplichte eerstejaarsvakken – in Duitsland gaf ik keuzevakken voor zowel eerstejaars als ouderejaars wat ook het andere gedrag kan verklaren."

De docenten denken dat de relatie tussen docenten en studenten en hun motivatie positief zou kunnen beïnvloeden, is de duur van een blok. In vergelijking met veel andere landen zijn cursussen in Nederland erg kort: een blok duurt slechts 11 weken, terwijl cursussen elders bijvoorbeeld zes maanden kunnen duren. “Dan heb je dus echt de tijd om je studenten te leren kennen en actief een prettige sfeer te creëren waarin iedereen zich meer ontspannen voelt,” zegt Hoo.

students’ behaviour Photo: DUB

Foto DUB

Aanpassen
Na verloop van tijd passen internationale docenten zich aan, zo blijkt. Melquiond maakt nu bijvoorbeeld bij het eerste college duidelijk wat zijn verwachtingen zijn en geeft een samenvatting aan het einde van elke les, voor het geval de studenten met een koptelefoon op iets gemist hebben. Hoo begint haar cursussen ook met aan te geven wat ze van studenten verwacht. “In Nederland heb ik het gevoel dat de docent duidelijke grenzen moet stellen. Als je niet expliciet bent over je verwachtingen, kunnen die grenzen heel vaag worden.”

In haar rapport voor TAUU benadrukt De Vita dat het creëren van een omgeving waarin internationale docenten ervaringen kunnen uitwisselen, goed kan helpen bij het aanpassingsproces, net als een uitgebreide introductie in het Nederlandse academische systeem en de Nederlandse cultuur. Het hebben van een Nederlandse buddy in de eerste paar maanden kan ook van grote waarde zijn, voegt Melquiond toe.

Sommigen gaan zelfs verder dan alleen het aanpassen van hun colleges en krijgen na verloop van tijd een nieuwe kijk op bepaalde zaken. De Vita zegt dat ze in het begin niet “voorbereid was op hoe luidruchtig de studenten zouden zijn”, maar dat ze het nu “geweldig” vindt. “Iedereen is blij zijn mening te delen, ook al zie je soms duidelijk dat ze hun huiswerk niet hebben gedaan.”

Melquiond is het daarmee eens. “Vandaag de dag is die directheid zelfs iets waar ik mee speel tijdens mijn colleges. Ik probeer discussies aan te wakkeren, studenten een beetje te plagen,” zegt hij. Hij had alleen graag gewild dat de studenten ook zo eerlijk waren geweest tijdens een college dat hij gaf, vlak nadat hij hierheen verhuisde. “Voor deze les gebruikten we de moleculaire software PyMOL. Ik gebruik die software al tien jaar in Frankrijk en daar zeggen we 'pie-mol', niet 'pai-mol'. Dus ik sprak het gewoon uit zoals ik dat gewend was. Ik begreep niet waarom de studenten moesten lachen. Later vertelde een van mijn collega's me dat het Nederlandse woord 'piemel' op dezelfde manier wordt uitgesproken.”

Advertentie