Winnaars hoogste onderwijsbeurs

‘Moeilijke onderwerpen in college bespreekbaar maken met kunst en games’

Leoniek Wijngaards-de Meij en Gönül Dilaver. Foto: Universiteit Utrecht
Leoniek Wijngaards-de Meij en Gönül Dilaver. Foto: Universiteit Utrecht

De universiteit dient bij uitstek de plek te zijn waar alles bespreekbaar is en een discussie niet uit de weg wordt gegaan. Maar doordat in de collegezaal de gemoederen soms hoog oplopen, worden sommige onderwerpen liever vermeden door zowel student als docent, weten hoogleraar Sociale Wetenschappen Leoniek Wijngaards-de Meij en universitair hoofddocent Biomedical Sciences Gönül Dilaver. “Terwijl het  belangrijk is dat studenten leren over moeilijke onderwerpen de dialoog aan te gaan en verschillende perspectieven in te nemen, zonder direct in een discussie te verzanden of het gesprek dood te slaan”, aldus Wijngaards-de Meij.

Politiek beladen
Als voorbeeld noemt Wijngaards-de Meij discussies rondom zwarte piet. “Studenten gaven aan daar niet over te willen praten, omdat ze zich er ongemakkelijk bij voelden. Volgens hen hoorde het niet in de collegezaal thuis. Dat is natuurlijk maar de vraag; zo’n vraagstuk kan goed besproken worden in het kader van maatschappelijke ontwikkelingen of mensenrechten. 

“Ook weet ik van een voorbeeld waarbij tijdens een oefening in debatteren studenten werd gevraagd verschillende posities in te nemen over gesegregeerde scholen. Er waren studenten bij die dat niet wilden bepleiten. Zij ervaarden het onderwerp als politiek beladen en wilden niet iets beredeneren waar ze zelf niet achter stonden. Terwijl het vanuit een onderwijswetenschappelijk invalshoek gewoon besproken moet kunnen worden. Die terughoudendheid bij studenten maakt het niet alleen voor henzelf maar ook voor docenten ingewikkeld om onderwerpen bespreekbaar te maken”. 

Diverse perspectieven
De commotie rondom gevoelige onderwerpen speelt niet binnen elke opleiding en verschilt per faculteit. Voor het duo waren de discussies in de collegezaal dan ook niet de enige reden om hun vernieuwende voorstel te schrijven. “Studenten van opleidingen waar dit minder speelt, moeten ook leren dat ze straks in het echte leven te maken krijgen met perspectieven die anders zijn dan die van henzelf”, legt Dilaver uit.

“Binnen het onderwijs in mijn vakgebied moet er bijvoorbeeld niet alleen aandacht zijn voor moleculaire mechanismes, maar we moeten ze ook voorbereiden op de rol van de biomedische wetenschapper als professional in de maatschappij.  Met wie zitten we bij elkaar? Met wie doen we straks onze innovaties en ons onderzoek zoals bijvoorbeeld naar vaccins? We kunnen leren van andere perspectieven zodat we de verbinding kunnen maken met de maatschappij. We hechten binnen de universiteit waarde aan het feit dat we alles ter discussie mogen stellen. Als je op een universiteit zit, moet je daar dan ook voor openstaan. Dat is volgens mij de kern van goede wetenschap beoefenen. Je zult als wetenschapper rekening moeten houden met het feit dat iets wat jij ontwikkelt misschien niet direct door iedereen in de maatschappij wordt omarmd. Daar moet je mee om kunnen gaan”.

Leoniek Wijngaards-de Meij Foto Universiteit Utrecht

Leoniek Wijngaards-de Meij. Foto Universiteit Utrecht

Een stukje van jezelf
Wijngaards-de Meij en Dilaver bedachten een plan met  kunst en games wat moet leiden tot een open houding in het hoger onderwijs. Het leverde hen de Comenius Leadership Fellow op - de vici-beurs voor onderwijs - van een half miljoen euro. Het doel is studenten te leren gesprekken te voeren en dialogen te hebben op een toegankelijke manier. Hiervoor willen ze kunst en games gebruiken in de hoop dat studenten leren een ander perspectief in te nemen en te reflecteren op dat van henzelf.

 “We willen ze niet leren te debatteren of de ander te overtuigen, maar leren het gesprek met elkaar aan te gaan”, aldus Dilaver. “De bedoeling is dat het wordt opgehangen aan een discipline op een manier die speels is. Dat je een ‘oh’ en ‘ah’ gevoel opwekt. Ikzelf merk, ook in mijn persoonlijke leven, dat kunst een hele fijne gesprekstarter is. Neem bijvoorbeeld een schilderij met een blauw vlak. Dan kun je denken ‘wat stom, dat kan iedereen’ of juist ‘wat mooi’. Maar waarom vind jij het stom of mooi? Door alleen die vraag te stellen, zie je hoe iedereen op een andere manier kijkt. Ook games dragen daaraan bij. Als je studenten wilt begrijpen, moet je hun taal spreken en de realiteit is nou eenmaal dat een groot deel van hun wereld digitaal plaatsvindt.” 

Daarbij is het niet de bedoeling dat studenten elkaar gaan beoordelen op hun interpretaties. “Waar het om gaat, is dat ze beseffen dat ieder mens een stukje van zichzelf meeneemt in een interpretatie”, zegt Wijngaards-de Meij. “Dat kan je familiegeschiedenis zijn, je regionale afkomst of kennis van je vakgebied. Een mooi voorbeeld waarmee iemand uit het team kwam, was een kunstwerk van een boom. De boom was een boom die tijdens de slavernijperiode in Amerika was gebruikt om mensen aan op te hangen. Als je dat niet weet, is je interpretatie van het kunstwerk heel anders dan wanneer je die kennis wel hebt. In plaats van tegenover elkaar te staan, willen we studenten vaardigheden leren om de dialoog daarover te voeren. Dit gaat ze ook helpen hun professie straks beter uit te voeren.”

Gönül Dilaver. Foto: Ivar Pel

Gönül Dilaver. Foto: Ivar Pel

Teamwork
Inmiddels zijn er zes werkpakketten opgesteld die worden uitgevoerd door een interdisciplinair team. “We houden regelmatig brainstormsessies en kijken gezamenlijk naar de mogelijkheden. Drie werkpakketten zijn gericht op de onderwijsmethoden om kunst en games toe te passen in de collegezalen. De overige drie pakketten zijn ingericht op docentprofessionalisering, verbinding met de academische gemeenschap en het onderzoek naar nieuwe onderwijsvormen. Het is een driejarig project. Binnen nu en anderhalf jaar hopen we dat de eerste drie werkpakketten uitgewerkt zijn”, zegt Dilaver. 

Door mensen aan te trekken van de faculteiten Geneeskunde, Sociale Wetenschappen, Geesteswetenschappen en Betawetenschappen en maatschappelijke partners, studenten en het Universiteitsmuseum bij het plan te betrekken, zorgt het duo voor verschillende perspectieven binnen het project. “Elke keer als we een overleg hebben, merken we weer hoe positief de diversiteit en verschillende perspectieven in de groep uitpakken”, vertelt Wijngaards-de Meij. “En ook als duo doen we het goed samen. Wij waren ervan overtuigd dat we samen een beter project konden neerzetten en dus samen aangevraagd, terwijl de beurs een individuele prijs is. Dat wij hem dus toegekend hebben gekregen, illustreert hoe belangrijk teamwork en samenwerken is en dat dit door anderen gezien wordt. Ook binnen de academische wereld waar het toch vaak vooral gaat over individuele prestaties”. 

Zo denkt ook Dilaver. “Onderwijsinnovatie en het onderzoeken hiervan is bovendien net zo waardevol als ander academisch onderzoek. Ik hoop in die zin ook een inspiratie te zijn. En ja, het kost tijd om hiermee aan de slag te gaan, maar die tijd gaan we maken. We voelen ons bevoorrecht dit te kunnen en mogen doen. Onze banen zijn fantastisch, maar dit is de kers op de taart.”

Advertentie