Auteur en jurylid Joost de Vries over het schrijven van een column

‘Na een sterke zin: BAM! Enter’

Joost de Vries Foto: Annaleen Louwes
Joost de Vries Foto: Annaleen Louwes

Je schrijft romans en essays, studeerde ooit Journalistiek en bent redacteur; hoe zie je jezelf?
"Ik zie mezelf nooit als een journalist die achter het nieuws aanjaagt. Ik probeer eerder te schrijven vanuit mijn eigen ideeën - of dat nu een essay, een column of een roman is. In die zin zie ik mezelf eerder, simpelweg, als schrijver."

Wanneer wist je dat je schrijver wilde worden?
“Ik leefde eigenlijk een cliché: als brugklasser schreef ik voor de schoolkrant al de column ‘Joost mag het weten’. Het schrijven is voor mij altijd heel vanzelfsprekend geweest in alles wat ik deed. 

“Op mijn tweede collegedag in Utrecht vond 11 september plaats: er was opeens continu breaking news en duiding. Die gebeurtenis heeft bij mij een beetje een verslaving wakker gemaakt. In mijn jeugd gebeurde er nooit iets."

“Er bleek een grote boze wereld te bestaan. De manier waarop ik tot die wereld doordrong, was door erover te lezen, zowel in de media als in literatuur. En door erover te schrijven. Dat is natuurlijk ook het gekke narcisme van de journalistiek: alles wat gebeurt, gebeurt voor jou. Je hebt het idee: IK moet erover schrijven. Alsof het jouw geheime bron is.” 

Wie vond je toen boeiend om te lezen?
"Ik las echt alles wat los en vast zat met engelengeduld. Van die boeken waarvan ik nu denk: waarom heb ik dat in godsnaam gelezen? Ik voelde me verplicht om van die vreselijke, veel te dikke, veel te saaie boeken te lezen, zoals John Steinbeck, omdat ik dacht: dit hoor ik te lezen. Dat was nog heel bleu.”

“Maar de echte verslaving werd ontwikkeld door de actualiteiten. Ik zag de wereld ook in literatuur: boeken van Paul Auster, Jonathan Safran Foer, Arnon Grunberg, en Salman Rushdie die heel direct over 11 september gingen. Lezen en schrijven is de manier waarop je je verbindt aan die wereld."

Je hebt naast journalistiek aan de hogeschool ook geschiedenis aan de UU gestudeerd. Tijdens je studie schreef je bij het Ublad. Hoe ben je daar terechtgekomen?
“Ik heb mijn jaren in Utrecht gevuld met gewoon mijn neus volgen. Ik was op zoek naar een stage en toen raadde iemand me het Ublad aan. Dat was mijn eerste stage, en ik vond het heerlijk; ik kon over van alles schrijven, van bestuurlijke dingen tot studentenfeesten en trends op de campus.”

Hoe kijk je op die periode terug? 
“Het was voor mij een eye opener. We hadden een rubriek die heette 'Tatort' en dat was een soort ironische reportage van iets wat op de universiteit gebeurde. Het was een vrijplaats waar ik stilistisch helemaal mijn gang kon gaan. Ik leerde daar dat het de kunst was om, ook al beschreef ik heel vaak dezelfde dingen in het academische leven, elke keer een nieuw perspectief te kiezen of op een onderdeel in te zoomen.”

Hoe begon jouw carrière als schrijver?
“Toen mijn stage bij het UBlad afliep, vroeg de redactie of ik wilde blijven schrijven, en mijn rubriek wilde doorzetten. Ik dacht toen: wow, jullie betalen me gewoon geld om een leuk stukje te schrijven. Dat vond ik zo ontzettend basaal, maar tegelijkertijd was het ook een moment dat ik me realiseerde dat je iets kunt doen wat je heel leuk vindt en waar je dan geld voor krijgt. Vanaf dat moment heb ik nooit ergens anders meer geld mee verdiend.”

Door een stage ben je ook bij de Groene terechtgekomen, waar je uiteindelijk adjunct-hoofdredacteur werd … .
"Ja, stage lopen is ongeveer het belangrijkste dat je op je studie zal doen. Veel mensen die in vaste dienst komen bij De Groene of de Volkskrant zijn ooit begonnen als stagiair.”

“Op mijn 24e, heel jong, kwam ik al in vaste dienst bij De Groene. Ik had vervolgens als redacteur een zeer gunstige positie: ik kon leuke vakken volgen voor mijn master en daarnaast over van alles schrijven. Ik deed mijn best om de onderwerpen van mijn studie te gebruiken voor mijn artikelen, zodat ik alles kon combineren. Iedereen dacht dat ik heel belezen was, terwijl ik eigenlijk gewoon elke keer mijn werkstuk omvormde tot een artikel.”

Na al die jaren van schrijven: wat maakt het nog steeds zo boeiend?
“Schrijven is elke keer weer geconfronteerd worden met zo’n leeg Word-document. Maar ik heb nog nooit het gevoel gehad van: oh, ik zit in een sleur. Het is steeds weer helemaal aan jou om in dat document een wereld neer te zetten. Als je een goed essay of een roman probeert te schrijven, moet je de lezer dwingen om mee te kijken. Je neemt ze mee naar een plek waar ze nog niet waren.”

Joost de Vries, Ublad  2016. Foto: Ublad archief, Maarten Hartman

Joost de Vries, Ublad  2006. Foto: Ublad archief, Maarten Hartman

Joost de Vries (42) studeerde in Utrecht journalistiek en geschiedenis. Hij liep als student stage bij het Ublad. Later werd hij freelancer voor de uitgave die toen wekelijks werd verspreid in alle UU-gebouwen. 

Na een stage bij De Groene Amsterdammer werd hij redacteur en later ook adjunct-hoofdredacteur van dat opinieweekblad. Sinds vorig jaar is De Vries chef van het katern Zondag van de Volkskrant.

Als schrijver debuteerde hij in 2010 met het boek Clausewitz, over een jonge academicus die op zoek gaat naar een verloren gewaande cultschrijver. Zijn latere romans De Republiek en Hogere Machten werden genomineerd voor de Libris Literatuurprijs.

Je bent nu jurylid voor de Campuscolumnistenwedstrijd. Waar ga je specifiek op letten in de inzendingen van studenten en medewerkers?
"Ik verwacht van een columnist dat hij leeft. Dat je op papier iemands gedachtewereld in kunt gaan, iemand ziet kijken naar en nadenken over de wereld, en dan tot iets komt waar je zelf niet toe zou komen.”

“Ik heb echt een broertje dood aan moralisme, aan iemand die zegt: oh jongens, dit moeten we met zijn allen zielig vinden. Nee, ik wil iemand die midden in het leven staat en alles wat hij gezien, gelezen en meegemaakt heeft, op straat bij wijze van spreken, op een schijnbaar achteloze manier samenbrengt.”

“Als iemand dat goed kan, is de column een van de leukste vormen in de journalistiek. Het is een vorm die veel mensen onderschatten; ze denken dat ze even een anekdote of een mening moeten opschrijven. Het is meer dan dat."

Wat zijn jouw concrete tips voor de studenten en medewerkers die willen schrijven? 
“Die Campuscolumnistenwedstrijd is een fantastische aanleiding om die lege pagina te vullen. En daarnaast dus ook: stage lopen. Pas verder op met kleine woordjes gebruiken: ik vind het altijd een sport om zo 300 woorden uit een artikel te halen. En ik heb de gouden regel dat een goede zin een eigen regel verdiend. Dus als je een sterke zin schrijft: BAM! Enter.”

Wie zijn de columnisten die het goed doen?
"Ik krijg vaak stukken opgestuurd die eindigen met de zin: “En dat is een grote schande”. Weet je wel, dat je denkt: ja, ja, oké, dat vinden we allemaal. Ik wil iets origineels en het gevoel hebben dat ik echt kennis maak met iemand.”

“Marja Pruis bij De Groene en Sylvia Witteman bij de Volkskrant deden dat heel lang goed. Zij schrijven op zo’n manier dat je helemaal in iemands denkwereld wordt meegenomen en schrijven echt vanuit wie ze zijn."

Dat vraagt veel lef ... .
"Ja, dat sowieso. Je moet oppassen dat je niet iets opschrijft dat gewoon braaf is of waar iedereen het bij voorbaat al mee eens is. Ik lees veel columnisten die mikken op iets van: oh, dat is lekker herkenbaar. Dat werkt voor mij niet. Je moet naar die plek waar the magic happens. Dat is de kunst."

Wil jij DUB's campuscolumnist voor het jaar 2026 worden? Dat kan. Schroom niet.

Je kan tot 1 december 2025 twee columns insturen. Lees hier wat je moet doen om mee te dingen. 

Login to comment

Reacties

We stellen prijs op relevante en respectvolle reacties. Reageren op DUB kan door in te loggen op de site. Dat kan door een DUB-account aan te maken of met je Solis-ID. Reacties die niet voldoen aan onze spelregels worden verwijderd. Lees eerst ons reactiebeleid voordat u reageert.

Advertentie