Het nut van UU studies met tracks in het Nederlands en Engels

Nederlandse studenten profiteren ook van de internationale omgeving

taalpolitiek-header illustratie DUB

Veel Nederlandse universiteiten vragen al een tijd om instrumenten om de instroom van buitenlandse studenten te reguleren. Voor veel Nederlandse politici vraagt dit om een striktere aanpak van het goedkeuren van Engelstalige studies. Demissionair minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf heeft onder meer voorgesteld om voor de Engelstalige variant van een tweetalige studie een numerus fixus in te stellen. De vereniging van Nederlandse universiteiten, UNL, steunt dit plan. Anderen, zoals verkiezingswinnaar Nieuw Sociaal Contract van Pieter Omtzigt, zou liever zien dat Nederlandse universiteiten helemaal geen Engelstalige studies aanbieden, noch op bachelor-, noch op masterniveau.

Waarom bestaan er eigenlijk twee varianten van dezelfde studie op een universiteit? Hebben sceptici gelijk dat het gewoon een manier is om extra geld binnen te harken? Want wat is de toegevoegde waarde eigenlijk? De coördinatoren en enkele studenten van Geschiedenis, Literatuur, en Media & Cultuur reageren.

Media & Culture: “We zijn een baanbrekende afdeling”
Dit academisch jaar hebben zich 76 studenten in de Nederlandse variant ingeschreven van de bachelor Media & Cultuur, en 89 studenten in de Engelstalige variant. De inhoud van de twee opleidingen zijn niet precies dezelfde, maar studenten van beide tracks volgen enkele Engelstalige vakken wel samen.

De coördinatoren vinden het gerechtvaardigd dat de twee varianten naast elkaar bestaan. “Veel studenten kiezen de Nederlandse variant omdat ze het prettiger vinden om in het Nederlands te studeren, of omdat ze niet zeker weten of ze academische papers kunnen schrijven in het Engels”, legt Jasper van Vught uit, de coördinator van de Nederlandse track. Van de Nederlandse studenten die de Engelse variant kiezen hebben velen op een tweetalige middelbare school gezeten of zijn opgegroeid in het buitenland. Anderen kiezen voor de Engelse studie omdat ze graag een carrière buiten Nederland ambiëren, zegt Van Vught, en het daarom op prijs stellen om onderwerpen te bespreken met mensen uit andere landen .

Voor de coördinator van de Engelse variant Anne Kustritz, is de noodzaak van haar track kraakhelder. “Media wordt transnationaal geproduceerd. Het circuleert transnationaal. De meeste grote bedrijven die content maken zijn transnationaal. Kustritz denkt dat het onmogelijk is om de toekomst van mediastudies te begrijpen zonder een transnationale aanpak. Daarom zouden taalrestricties een gevaar zijn voor het behouden van de reputatie van de studie. 

Maar als een internationaal perspectief zo belangrijk is in deze discipline, missen de studenten in de Nederlandse variant dan niet iets? Kustritz denkt van niet. Ze zegt dat de Nederlandse studenten nog altijd profiteren van de voordelen van de internationale klas op momenten dat de twee studies samenkomen. “Bij sommige vakken volgen de studenten van beide tracks hetzelfde hoorcollege en sommige tweedejaarsvakken zijn helemaal gemengd.” In deze gevallen mogen de studenten van de Nederlandse versie hun opdrachten in het Nederlands schrijven. “Op deze manier profiteren de studenten van de Nederlandstalige variant van de voordelen van een internationale klas, zonder hun voortgang in gevorderd Nederlands schrijven te hinderen”, verklaart Kustritz. 

Eerstejaarsstudente Lilly Hartsteen twijfelde of ze voor de Engelse variant moest gaan, maar koos uiteindelijk toch voor de Nederlandse. “We leven in zo’n geglobaliseerde wereld, en Engels is overal, dus ik vond het juist belangrijk om mijn Nederlands op peil te houden,” zegt de studente, die merkte dat ze moeite had de Nederlandse vertaling van sommige Engelse termen te herinneren. “Ik wil echt niet dat mijn Nederlands nog verder verslechtert.”

taalpolitiek-media-cultuur foto DUB

College Media & Culture, foto Anthony Donner/DUB

Uit een anonieme poll onder studenten van Media & Cultuur bleek dat studenten van de Nederlandstalige variant het waarderen om in het Nederlands te werken én om de internationale perspectieven mee te krijgen, zegt Kustritz. Jasper van Vught merkt op dat zijn studenten “altijd teksten in het Engels lezen. Tot nu toe heb ik nooit klachten daarover gekregen.”

Wat vinden de twee coördinatoren van het voorstel om de instroom van internationale studenten te reguleren door middel van taalrestricties, die gevolgen kunnen hebben voor hun studie? “Er is veel onduidelijk. Het voelt niet fijn,” zegt Van Vught. “Sommige Engelse collega’s maken zich zorgen over hun carrières, hoewel de universiteit op zowel faculteitsniveau als bestuursniveau onze studie steunt en vindt dat we een goed argument hebben voor onze beide varianten.” Kustritz voegt toe dat het Nederlandse studenten zou schaden als door een toekomstige wet er minder buitenlandse docenten en onderzoekers naar de universiteiten zouden komen. “Onderdeel van goed onderwijs bieden, is het binnenhalen van de beste, slimste mensen vanuit de hele wereld.”

Geschiedenis: “Voor ons is ‘toegevoegde waarde’ niet een buzzwoord”
Elk jaar schrijven 210 tot 250 studenten zich in voor de Nederlandstalige opleiding Geschiedenis; de Engelstalige variant History ontvang zo’n 60 tot 90 studenten, van wie 40 procent international is. De Engelstalige variant is gestart als pilot in 2017 nadat een jaar eerder aan studenten werd gevraagd of ze interesse zouden hebben in een Engelstalige variant van de opleiding; 25 van hen zei ja. 

De studenten die een Engelstalig programma interessant vonden hadden op een tweetalige school gezeten, waren kinderen van expats of studenten die wilden emigreren of in de academische wereld wilden werken. “Maar er waren er ook die gewoon de extra uitdaging zochten,” zegt Sarah Carmichael, coördinator van de Engelstalige variant.

Twee jaar lang werd internationaal geworven voor de Engelstalige variant op schoolbeurzen, maar dat gebeurt nu niet meer. Internationale studenten ontdekken de bachelor History door mond-tot-mondreclame of een online zoektocht. 

taalpolitiek-geschiedenis foto DUB

Bachelor Geschiedenis, Foto Anthony Donner/DUB

Qua inhoud zijn er veel overeenkomsten tussen de twee varianten, en de studenten van beide opleidingen kunnen in het tweede jaar veel vakken samen volgen. Studenten van de twee opleidingen ontmoeten elkaar ook buiten de collegezaal bij de tweetalige studievereniging.

Net als haar collega’s van Media & Cultuur, vindt Carmichael het belang van een Engelse studie in Geschiedenis logisch. “Voor ons is ‘toegevoegde waarde’ niet een loze term of een buzzwoord”, zegt ze. “Een internationale klas verrijkt het historische debat. Neem bijvoorbeeld de Koude Oorlog. Als je iemand in de klas hebt die aan de andere kant van het IJzeren Gordijn op school heeft gezeten, krijg je een heel ander perspectief.”

Voor wie een carrière in de academische wereld ambieert, merkt ze op, is het wel de taak van de universiteit om studenten daarop voor te bereiden. “Als ze de ambitie hebben om in de wetenschap te werken, is het handig om op een bepaald niveau in het Engels te kunnen werken. De meeste academische congressen over de hele wereld zijn in het Engels, en daar kun je niet zomaar op reageren met een ‘We gaan hier nu alles in het Nederlands doen’.”

Dit betekent niet dat de Nederlandtalige variant minder belangrijk is. “Het feit dat er tweeeneenhalf keer zoveel studenten bij de Nederlandse bachelor zitten, is een duidelijk teken dat er een grote behoefte is aan het studeren van geschiedenis in het Nederlands. Dat mogen we niet negeren”, zegt Carmichael.

Voor Boris Wesseldijk was het een logische optie om voor de Nederlandstalige bachelor te kiezen “Mijn moedertaal is Nederlands, dus dat was een eenvoudige beslissing. Maar ik moet zeggen dat ik het uitdagender en leuker vind om in het Engels te schrijven. Het zorgt er ook voor dat je meer mensen kunt bereiken, dus ik heb me voorgenomen om zoveel mogelijk in het Engels te schrijven.”

Tessa Russchen uit Groningen is Nederlandse, maar koos voor de Engelse variant. Ze heeft op een tweetalige basisschool en middelbare school gezeten en is nu op uitwisseling in Dublin. “Voordat ik deze studie koos, deed ik een jaar journalistiek, maar die was in het Nederlands, en ik miste echt een Engelstalige omgeving. Ik koos ook voor de Engelse variant omdat ik iets wil gaan doen met internationale betrekkingen en dan is het handig om mijn Engelse taalvaardigheid te blijven verbeteren.” 

Als geschiedkundige benadrukt Carmichael dat het niet altijd de norm is geweest voor landen om in het hoger onderwijs vast te houden aan hun nationale taal. “Heel lang werd er lesgegeven in het Latijn. Frans werd ook lang gebruikt als internationale taal. Het is niet toevallig dat we ‘lingua franca’ zeggen.” Ze zegt dat Geschiedenis eigenlijk een meertalige studie is in plaats van een tweetalige, want internationale studenten gebruiken vaak bronnen in hun eigen taal bij het schrijven van papers en scripties.

Literatuurwetenschap: “We moeten provinciale perspectieven tegengaan”
Dit academische jaar startten er 25 studenten aan de studie Literatuurwetenschap, en 64 aan Literary Studies, de Engelstalige variant; de helft van hen zijn Nederlanders. Veel van hen zijn tweetalig onderwezen op de middelbare school en hebben daarom meer met de Engelse taal, zegt Peter Schrijver, hoofd van het departement van Taal, Cultuur & Communicatie.

Schrijver legt uit dat de Nederlandse variant academisch lesgeven in het Nederlands stimuleert, en een switch naar het Engels op bachelorniveau vermijdt. Maar wederom zijn de voordelen van de internationale klas aanwezig in jaar twee, wanneer er een aantal gedeelde vakken zijn, zegt zij. Maar, zo voegt hij toe, nooit meer dan een derde van de opleiding.

Volgens Schrijver zijn de redenen waarom mensen de Nederlandse variant van Literatuurwetenschap kiezen vergelijkbaar met wat al eerder door zijn collega’s werd genoemd: sommige studenten  hebben liever Nederlands als onderwijstaal, of voelen zich niet zelfverzekerd genoeg om meteen na de middelbare school een Engelstalige opleiding te starten.

taalpolitiek-literatuur foto DUB

Foto Anthony Donner/DUB

Dat was ook het geval bij student Ruben van Vessem. “Ik vond het te spannend om een universitaire studie in het Engels te doen, omdat ik op een Nederlandstalige middelbare school heb gezeten. De inhoud van de twee varianten is bijna hetzelfde, dus dat maakte voor mij ook geen verschil”, zegt hij. Hij is tevreden met zijn keuze. “Het heeft me geleerd te lezen, te schrijven, en academisch na te denken in een Nederlandstalige en Engelstalige setting.” Hij waardeert ook de aanwezigheid van internationale studenten in de collegezaal. “Het maakt het levendiger.”

Maar hij heeft wel enige kritiek toen hij Engelstalige vakken moest gaan volgen. “De overgang was wel even schrikken. We werden in het diepe gegooid. Ons eerste Engelstalige vak was Cultural Criticism waarbij er geen rekening werd gehouden dat Nederlandse studenten voor het eerst discussies in het Engels moesten voeren en in het Engels moesten schrijven. Het was ook best moeilijk om hulp te krijgen.”

De Nederlandse Chloë Stol  wilde precies die problemen voorkomen en koos daarom voor de Engelstalige track. “Ik bedacht dat ik net zo goed maar meteen met het Engels kon beginnen, zodat ik later niet ineens van taal hoefde te wisselen.”

Schrijver maakt zich zorgen over voorstellen om de instroom van buitenlandse studenten te reguleren via taalrestricties. “Het doel van het taalbeleid van een universiteit is niet om de instroom van buitenlandse studenten te reguleren. Wel moet een universiteit transparant zijn over welke talen er in een opleiding gebruikt worden. Het is ongekend dat een wetgever een beslissing neemt over wat er wel en niet onderwezen wordt in een studie, en hoe het onderwezen moet worden”, zegt hij.

Het voorstel van Dijkgraaf, bijvoorbeeld, stelt dat hogeronderwijsinstellingen aanvullende uitleg moeten geven aan het Ministerie van Onderwijs over waarom het nodig is om in andere talen dan het Nederlands les te geven. Een commissie zou dan de taak krijgen om verzoeken voor Engelstalige studies te beoordelen op basis van ‘efficiëntie’ in plaats van de huidige maatstaf van ‘toegevoegde waarde’. Schrijver is daarop tegen.

Schrijver: “De commissie die dan aan het stuur zit heet de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO). Het is een halsstarrige commissie die gewoonlijk kijkt naar geld en statistieken van de arbeidsmarkt. Dus als een opleiding beargumenteert dat het in het Engels onderwezen moet worden omdat dat van toegevoegde waarde is voor de arbeidsmarkt, zou de CDHO zeggen: ‘Okay, laat me de data maar zien. Waar komen je alumni terecht?’ Alsof dat zo makkelijk is om te laten zien...” Met een zucht concludeert hij: “Dit moet opgelost worden, maar de eerste tekenen zijn niet positief. Ik maak me zorgen.”

Net als Carmichael gelooft Schrijver in een meertalige universiteit. Hij denkt dat we ‘provinciale’ denkbeelden, die stellen dat er maar een taal gebruikt mag worden, tegen zouden moeten gaan – en dat geldt ook voor hen die vinden dat “internationalisatie” betekent dat alles in het Engels moet. “Dat is niet waar internationalisatie om draait. Het gaat om het spreken van meer dan een taal, wat normaliter de Europese aanpak is.”

Advertentie