Nieuwe generatie medezeggenschappers krijgt een grotere vinger in de pap

Illustratie: Niels Bongers

Door nieuwe landelijke wetgeving krijgen studenten en personeel meer invloed op de kwaliteit van onderwijs en de benoeming van bestuurders. Maar veel is nog onduidelijk. Vijf vragen.

De voorstanders van democratisering in het hoger onderwijs hebben hun buit binnen. Deze week stemde de Tweede Kamer officieel in met een pakket maatregelen dat studenten en personeel meer invloed geeft op het bestuur van hun onderwijsinstelling.

Is er met de nieuwe wet voldoende gehoor gegeven aan de roep van het Maagdenhuis, de protestactie van kritische studenten en medewerkers vorig jaar in Amsterdam die tot veel discussie leidde? Landelijke studentenorganisatie ISO spreekt in ieder geval van een “grote stap vooruit” voor de inspraak op universiteiten en hogescholen, en ook broederbond LSVb jubelt.

In Utrecht is het enthousiasme gematigder. Ja, de nieuwe wet is een stap vooruit. Maar nee, we er nog lang niet. Ook zijn er nog veel zaken onduidelijk. Vijf vragen over de nieuwe wet.


1. Krijgen studenten echt invloed op bestuurlijke benoemingen?

Medezeggenschapsorganen krijgen door de nieuwe wet adviesrecht bij de benoeming van bestuurders. Toezichthouders dienen bij de werving van een bestuurder een sollicitatiecommissie in te stellen waarin in elk geval één student en één personeelslid zitting hebben. Die commissie doet een niet-bindende voordracht, waarna de raad van toezicht de nieuwe bestuurder kiest.

Geeft dit studenten en personeel de mogelijkheid om eventueel bestuurlijke benoemingen tegen te houden? Het is moeilijk te zeggen hoe zwaar de stem van één student en één docent zal wegen. En het gevaar dreigt altijd dat de student en docent worden ingekapseld door het bestuur.

Koen Stemerdink, voorzitter van de studentengeleding in de U-raad, is daarom niet helemaal tevreden met het resultaat. “Jammer dat het voorstel van de PvdA en D66 om de sollicitatiecommissies te vullen met minstens de helft studenten en docenten, het niet heeft gehaald. Dat laat zien dat ze het toch niet helemaal vertrouwen om studenten echt grote zeggenschap te geven.”


2. Mogen studenten straks hun eigen onderwijs veranderen?

De macht van opleidingscommissies(OC's) wordt op initiatief van de Tweede Kamer fors vergroot. OC’s krijgen instemmingsrecht op de “onderwijsinhoudelijke delen van de OER waar de wijze van evalueren van vakken aan toegevoegd wordt.”

Een formulering met veel ruimte voor interpretatie. Joop Schippers, voorzitter van de personeelsgeleding in de U-raad, weet niet wat hij moet verwachten van dit nieuwe instemmingsrecht. “In principe is het heel goed als studenten sterker articuleren wat ze verwachten van het onderwijs. Maar gaan we straks in de OC honderden individuele cursussen bespreken? Bovendien: in de OER gaat het helemaal niet over de inhoud van onderwijs. Dus waar gaan studenten precies mee instemmen?”

Minister Bussemaker heeft al laten weten dat het niet de bedoeling van de wet is dat studenten zelf beslissen over de eisen waaraan zij moeten voldoen. Studente Taal- en cultuurstudies Rhea van der Dong, die momenteel in opdracht van de universiteit onderzoek doet naar het functioneren van opleidingscommissies, verwacht niet dat studenten met de nieuwe bevoegdheden hun eigen studie makkelijker gaan maken. “Studenten in OC’s zijn volwassen en professioneel genoeg om hier goed mee om te gaan. En daar komt bij dat er ook nog docenten in de OC zitten.”


3. Nog meer verkiezingen op de universiteit?

De Tweede Kamer maakt van de opleidingscommissie een formeel medezeggenschapsorgaan en dat wil zeggen dat de leden van de commissie in principe gekozen zouden moeten worden. Als er evenveel kandidaten als plaatsen zijn hoeven er geen verkiezingen plaats te vinden.

Rhea van der Dong vraagt zich af of er animo is voor verkiezingen op het niveau van de opleiding. “Het is nu al lastig om kandidaten te vinden voor faculteitsraden en de U-raad. Verkiezingen zijn een drempel voor geïnteresseerden en leveren ook niet per se de beste kandidaten op. Ik twijfel dus over het nut van verkiezingen en ben benieuwd hoe dit in de praktijk zal verlopen.”


4. Wat wordt de rolverdeling tussen faculteitsraden en opleidingscommissies?

Drie volwaardige medezeggenschapsraden: is daar wel ruimte voor? Nu is in de U-raad al geregeld discussie of iets een facultaire of universiteitsbrede kwestie is. Straks komt er een bestuurslaag bij. Wie gaat wat doen?

Rhea van der Dong ziet vooralsnog geen reden voor verwarring. “In mijn faculteit [Geesteswetenschappen, red.] spreken OC’s over opleidingsspecifieke zaken en faculteitsraden over reglementen en procedures in de OER.” Ze denkt zelfs dat de ‘promotie’ van de OC zaken kan verduidelijken. “OC’s weten nu soms niet zo goed wat er van ze verwacht wordt, en de leden kennen hun rechten niet altijd. Met de nieuwe wet krijgen ze duidelijke bevoegdheden en kan er ook beter gecommuniceerd en samengewerkt worden met faculteitsraden.”

Ook Koen Stemerdink ziet geen problemen. “Opleidingscommissies zitten dicht op hun opleiding en kunnen het beste oordelen over het onderwijs dat ze krijgen. Als faculteitsraad heb je daar soms onvoldoende kijk op.”


5. Hebben studenten en docenten nu voldoende inspraak?

Nee, denkt Koen Stemerdink. “Deze wet is een stap in de goede richting, maar we zijn er nog niet. De invloed op de benoeming van nieuwe bestuurders blijft bijvoorbeeld beperkt. Het was kordater geweest om te zeggen: we vullen die sollicitatiecommissies met 50 procent studenten en docenten. De huidige maatregel is voorzichtig.”

Van der Dong vindt de nieuwe wet een goede stap, maar zegt tegelijk dat medezeggenschap om veel meer gaat dan formele bevoegdheden. “Het gaat er om dat je een goed gesprek hebt met de bestuurders. Dat is een kwestie van cultuur en ook van of er goede medezeggenschappers zijn. Formele rechten heb je soms niet eens nodig om iets gedaan te krijgen. Aan de andere kant: als er een bestuurder is die niet wilt luisteren, dan is het wel zo goed om die rechten als basis te hebben.”

Personeelslid Joop Schippers vindt ook dat bij de discussie over democratisering de nadruk niet te veel op formele rechten moet liggen. “Mijn ervaring is dat het college van bestuur in Utrecht altijd luistert naar goede argumenten en daar naar handelt. Nu raden meer macht krijgen, wordt het nog belangrijker dat raadsleden weten waar het over gaat. Boe roepen en zonder argumenten nieuw beleid blokkeren kan echt niet meer.”

Dit verandert er ook als gevolg van de nieuwe Wet Versterking Bestuurskracht:

1. Meer recht op informatie
In de wet staat straks dat bestuurders hun medezeggenschapsraden alle informatie moeten geven die ze nodig hebben om hun taak goed te doen, ook als medezeggenschappers daar niet expliciet om vragen. Dat was natuurlijk altijd al de bedoeling, maar nu staat het ook zwart op wit.

Verder staat straks ook in de wet dat medezeggenschapsraden voldoende “ambtelijke, financiële en juridische ondersteuning” moeten krijgen. Ook moet er straks genoeg geld zijn voor scholing van studenten en docenten die in de raad worden gekozen. 

2. Geen collegegeld voor studentbestuurders
Studenten die bijvoorbeeld in een medezeggenschapsraad zitten of voltijds bestuurder zijn van hun studentenvereniging hoeven voortaan geen collegegeld meer te betalen. Ze mogen dan geen enkel college volgen of tentamen maken, maar ze kunnen wel gebruik blijven maken van de studiefinanciering.

Voorheen betaalden veel voltijds studentbestuurders wel collegegeld, terwijl ze vaak geen tijd hadden om onderwijs te volgen. Maar het was de enige manier was om een lening of een ov-kaart te blijven ontvangen van DUO.

3. Laten vervallen van tentamencijfers wordt moeilijker 
Hogescholen en universiteiten mogen alleen nog studiepunten afnemen als de kennis van studenten “aantoonbaar” verouderd is. Opleidingen maakten de afgelopen jaren misbruik van de mogelijkheid in de wet om tentamenuitslagen te laten vervallen: het werd een middel om trage studenten tot spoed te manen.

Dat wordt nu moeilijker, zelfs als kennis aantoonbaar is verouderd. Opleidingen moeten ook nog rekening houden met persoonlijke omstandigheden van de student.

Bron: Hoger Onderwijs Persbureau

Advertentie